3.4Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] op 28 november 2021 in Enschede is neergestoken en beroofd. Verdachte ontkent dat hij daarbij aanwezig was. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte op het moment van het steken en/of de (poging) diefstal op het plaats delict aanwezig was. Zij overweegt daartoe als volgt.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van een verbalisant die de camerabeelden van 28 november 2021 in de omgeving van het plaats delict heeft uitgekeken. Daarop is te zien dat tussen 18:30 – 18:34 uur op de [locatie] verschillende personen, waaronder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], om [slachtoffer] heen staan en dat in ieder geval twee onbekende personen, NN2 en NN7, bewegingen in de richting van [slachtoffer] maken. Om 18:38 uur is te zien dat [slachtoffer] strompelend in de richting van de wadi loopt waar hij later door de politie wordt aangetroffen. Volgens de officier van justitie is verdachte NN7 en volgt uit deze camerabeelden dat verdachte tijdens het steken op het plaats delict was. Dat verdachte NN7 is, leidt de officier van justitie af uit het feit dat verdachte verklaart dat hij die avond bij zijn vriendin, [naam 1] (verder [naam 1]), verbleef op de [adres] – om de hoek van de [locatie] – en dat een verbalisant het op basis van de looprichting van NN7 op de camerabeelden aannemelijk acht dat NN7 uit het pand aan de [adres] komt aangelopen.
De rechtbank deelt deze conclusie van de officier van justitie echter niet. Het feit dat NN7 uit een bepaalde richting komt aanlopen, betekent nog niet dat NN7 dan ook noodzakelijkerwijs uit het pand aan de [adres] komt. En zelfs als dit wel het geval was, dan bevat het dossier onvoldoende bewijs dat het verdachte is die uit dit pand gelopen komt. Hier weegt mee dat [naam 1] verklaart dat zij op dat moment met meerdere huisgenoten samenwoonde op de [adres].
Op basis van de camerabeelden kan naar het oordeel van de rechtbank dus niet vastgesteld worden dat verdachte op het plaats delict aanwezig was.
Wel kan op basis van die camerabeelden en hun eigen verklaringen daarover worden vastgesteld dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daar aanwezig waren. Zij verklaren beiden dat zij daar samen met nog een vriend waren. Beiden verklaren ook dat een vierde persoon, genaamd [naam 2] – verdachte erkent later dat dit zijn bijnaam is – erbij kwam en [slachtoffer] gestoken heeft. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van deze verklaringen op dit punt betwist.
Over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over de aanwezigheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij daar met drie personen waren, maar tijdens de zitting hebben zij geen openheid van zaken willen geven over de identiteit en de rol van die vriend.
Het slachtoffer, [slachtoffer], verklaart dat hij door drie getinte mannen is aangevallen en beroofd, waarbij hij door een of meerdere personen is gestoken. Het steken en slaan was tegelijkertijd op dezelfde plaats.
Getuige [getuige 1] (verder [getuige 1]) heeft verklaard dat [slachtoffer] die avond aanvankelijk drugs wilde kopen. Op de hoek [locatie]-Van Lochemstraat stonden drie Antilliaanse jongens. [slachtoffer] liep naar hen toe, en er ontstond een discussie over een openstaande schuld. Vervolgens ontstond een vechtpartij.
Deze verklaring wordt ondersteund door getuige [getuige 2] die op de avond in kwestie een groep jongens op de [locatie] hoort praten over “geld” en “terugbetalen”.
Getuige [getuige 3] heeft op de betreffende avond gezien dat op de [locatie] een man, die aan het signalement van slachtoffer [slachtoffer] voldeed, werd vastgehouden, geslagen en geschopt door meerdere mannen.
[getuige 1] heeft ook verklaard dat verdachte er niet bij was.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] dat bij het incident drie (Antilliaanse) jongens betrokken waren en het feit dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geen duidelijkheid willen geven over de derde persoon kan de rechtbank niet uitsluiten dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die derde persoon uit de wind willen houden en daarom de naam van verdachte noemen als degene die er (ook) bij was en gestoken heeft. Het is zelfs niet uit te sluiten dat [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] heeft gestoken en om die reden naar een ander, [naam 2], wijzen. Bij die stand van zaken zal de rechtbank de belastende verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet voor het bewijs gebruiken.
Met betrekking tot de anonieme meldingen waaruit zou volgen dat een persoon genaamd [naam 2] een persoon zou hebben gestoken en een telefoon zou hebben gestolen, overweegt de rechtbank dat deze zonder enige ondersteuning niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Omdat het dossier ook overigens geen aanwijzingen bevat voor enige betrokkenheid van verdachte bij het onder feit 1 ten laste gelegde, zal de rechtbank verdachte voor dit feit vrijspreken.
Verdachte heeft het onder feit 2 ten laste gelegde bekend. De rechtbank komt op grond van de volgende bewijsmiddelen dan ook tot een bewezenverklaring van dit feit, met dien verstande dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de verdovende middelen in vereniging met een of meer anderen aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal verdachte dan ook van die strafverzwarende omstandigheid vrijspreken. Nu door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 augustus 2023 voor zover inhoudende een bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van 25 februari 2022, pagina’s 568 tot en met 571;
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 juni 2022, inclusief bijlage, pagina’s 593 tot en met 604;
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. [verbalisant 1] van 7 juni 2022, nr. 2022.02.21.081 (aanvraag 004) (pag. 605);
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. [verbalisant 1] van 7 juni 2022, nr. 2022.02.21.081 (aanvraag 005) (pag. 606);
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. [verbalisant 1] van 7 juni 2022, nr. 2022.02.21.081 (aanvraag 006) (pag. 607);
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. [verbalisant 2] van 16 mei 2022, nr. 2022.02.21.081 (aanvraag 003) (pag. 608);
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. [verbalisant 1] van 7 juni 2022, nr. 2022.02.21.081 (aanvraag 007) (pag. 609).