ECLI:NL:RBOVE:2023:3345

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10575953 \ CV EXPL 23-1411
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte na beëindiging huurovereenkomst met begeleiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagden, waarbij eiser vorderde dat gedaagden de woonruimte zouden ontruimen. Eiser had een huurovereenkomst met gedaagden voor de duur van één jaar, die eindigde op 31 mei 2023. Eiser stelde dat gedaagden de woning niet hadden verlaten, ondanks dat de huurovereenkomst was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst van rechtswege was geëindigd en dat gedaagden zonder recht of titel in de woning verbleven. De rechter wees de vordering van eiser toe en gaf gedaagden dertig dagen de tijd om de woning te ontruimen. De zaak kwam voort uit een situatie waarin gedaagden, ondanks begeleiding en afspraken, niet in staat waren om zelfstandig te wonen en de gemaakte afspraken niet nakwamen. De kantonrechter concludeerde dat de beëindiging van de huurovereenkomst correct was gecommuniceerd en dat gedaagden niet in hun recht stonden om in de woning te blijven. De proceskosten werden aan gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10575953 \ CV EXPL 23-1411
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
gemachtigde: mr. D.F. Briedé,

2.[gedaagde 2],

te [woonplaats 2],
niet verschenen,
gedaagde partijen, hierna te noemen: [gedaagden].

1.De procedure

[eiser] heeft op 30 juni 2023 de dagvaarding met producties aan [naam 1] en [gedaagde 2] laten betekenen. Bij brief van 19 juli 2023 heeft [eiser] een aanvullende productie in het geding gebracht. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2023. Namens [eiser] is de heer [naam 2] verschenen, bijgestaan door mr. Rorink. Namens [gedaagde 1] is mr. Briedé verschenen. [gedaagde 2] is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. [naam 1] is verschenen als voormalig bewindvoerder van [gedaagde 1]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Briedé pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.De inleiding: waar de zaak over gaat

2.1.
[eiser] is met [gedaagden] een huurovereenkomst aangegaan voor de duur van één jaar. Ook is een drie-partijenovereenkomst ondertekend tussen [eiser], [gedaagden] en Humanitas, waarbij is afgesproken dat [gedaagden] alle begeleiding zouden aanvaarden die nodig is om zelfstandig te kunnen wonen. Gedurende de looptijd van de huurovereenkomst is volgens [eiser] gebleken dat de gekozen woonvorm niet passend is voor [gedaagden]. [eiser] heeft [gedaagden] aangezegd de huurovereenkomst niet te willen verlengen en dat de huurovereenkomst eindigt. [gedaagden] hebben de woning vervolgens niet verlaten.
2.2.
[eiser] vordert in dit kort geding ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter wijst de vordering toe. De motivering van zijn beslissing volgt hieronder.

3.De feiten

3.1.
[eiser] verhuurde aan [gedaagden] de woning aan de [adres]. De huurovereenkomst is ingegaan op 1 juni 2022 en is aangegaan voor de duur van één jaar, tot 31 mei 2023. Voor zover van belang staat in de huurovereenkomst:
‘(…)
Overwegen het volgende(…)
2. Op deze huurovereenkomst is artikel 7:228 lid 1 BW van toepassing, hetgeen betekent dat deze huurovereenkomst zonder dat daartoe een opzegging vereist is, eindigt wanneer de overeengekomen periode verstrijkt.(…)
4. Deze huurovereenkomst is onlosmakelijk verbonden met de drie-partijenovereenkomst tussen huurder, verhuurder en begeleider én het woonbegeleidingsplan.(…)’
3.2.
Op 1 juni 2022 is een Uitstroomovereenkomst MO ondertekend door [eiser], de gemeente, Humanitas Onder Dak, [gedaagden].
3.3.
Eveneens op 1 juni 2022 is een drie-partijenovereenkomst ondertekend tussen
[eiser], Humanitas Onder Dak en [gedaagden]. Deze overeenkomst is onlosmakelijk verbonden met de huurovereenkomst. Voor zover van belang staat in de drie-partijenovereenkomst:
‘(…)
De partijen zijn het volgende overeengekomen:
De huurder, verhuurder en hulpverlener zijn het erover eens dat begeleiding noodzakelijk is ten aanzien van het woon- en leefgedrag van huurder. Partijen zijn van mening dat huurder zonder de zorg van hulpverlener (nog) niet zelfstandig kan wonen(…)
.
Huurder aanvaardt van de hulpverlener alle begeleiding die zich richt op de volgende doelstellingen:(…)
4. Het is huurder niet toegestaan het gehuurde in zijn geheel of in gedeelten onder te
verhuren of aan derden in gebruik te geven.(…)
7.2
Hulpverlener meldt aan verhuurder wanneer huurder zich niet aan de gemaakte
afspraken omtrent woonbegeleiding houdt, zodat er tijdig maatregelen genomen
kunnen worden.
(…)
9. Ook wanneer hulpverlener de ambulante hulpverlening, om welke reden dan ook,
niet meer kan uitvoeren, zal zij zelf een opvolgende hulpverlenende instantie
voordragen om de ambulante woonbegeleiding over te nemen. In beide situaties
wordt verhuurder tijdig op de hoogte gesteld door hulpverlener en huurder en zal
een nieuwe drie-partijenovereenkomst getekend worden met huurder, verhuurder en
opvolgende hulpverlenende instantie.
(…)
11. Het begeleidingstraject eindigt op 31-05-2023 of wanneer huurder de afspraken
structureel niet nakomt, waarna de woning ontruimd moet worden.
12. Bij het niet nakomen van de gemaakte afspraken wordt de huurovereenkomst
ontbonden, zonder dat huurder dan aanspraak kan maken op een financiële
tegemoetkoming of een vervangende woning.(…)’.
3.4.
Zowel [eiser] als de hulpverlenende instanties kunnen geen contact krijgen met [gedaagden]. Ook komen er overlastmeldingen binnen bij [eiser]. Als gevolg van de ontstane situatie is een multidisciplinair overleg (hierna: MDO) gepland, waarvoor [gedaagden] ook zijn uitgenodigd.
3.5.
Op 25 april 2023 heeft het MDO plaatsgevonden. [gedaagden] waren niet aanwezig, de andere betrokken partijen (wijkcoach, [naam 1], gedragswetenschapper, Humanitas en [eiser]) wel.
3.6.
Bij e-mail van 25 april 2023 heeft [naam 1] aan [eiser] bevestigd dat de participatiewet-uitkering van [gedaagden] is stopgezet en dat daardoor de betaling van de huurpenningen niet gegarandeerd kan worden.
3.7.
Bij brief van 26 april 2023 heeft [eiser] [gedaagden] aangezegd dat de huurovereenkomst niet wordt verlengd en dat de huurovereenkomst eindigt per
31 mei 2023. Ook is aangezegd dat de drie-partijenovereenkomst eindigt per 31 mei 2023.
3.8.
Op 11 mei 2023 heeft een voorinspectie plaatsgevonden. [gedaagden] hebben laten weten de woning niet te willen verlaten.
3.9.
Op 31 mei 2023 heeft [eiser] geconstateerd dat [gedaagden] de sleutel niet hebben ingeleverd en dat zij de woning niet hebben verlaten.
3.10.
Bij brief van 6 juni 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiser] [gedaagden] in gebreke gesteld en gesommeerd om de ontruimingsverplichting na te komen.
3.11.
[gedaagden] hebben allebei onder bewind gestaan bij [bewindvoerder]. Het bewind over de goederen van [gedaagde 2] is per 1 juni 2023 opgeheven. Het bewind over de goederen van [gedaagde 1] is per 5 juli 2023 opgeheven.

4.Het geschil

De vordering
4.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte aan de [adres] te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van de sleutels aan [eiser] op te leveren en ontruimd te houden;
II. [gedaagden] veroordeelt in de proces- en nakosten.
4.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiser] dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege is geëindigd. [gedaagden] verblijven dus zonder recht of titel in de woning. Naar de mening van [eiser] is aan de zijde van [gedaagden] sprake van langdurig handelen in strijd met de gemaakte afspraken. [eiser] wenst dat aan de huidige situatie zo snel mogelijk een einde komt.
Het verweer
4.3.
[gedaagde 1] heeft verweer gevoerd. Zij heeft begeleiding althans hulp nodig, op basis van een door de gemeente verstrekte WMO indicatie. De gemeente is daarin de regievoerder en daarmee verantwoordelijk voor de indicatie, de begeleiding en de kwaliteit van zorg. Volgens [gedaagde 1] klopt het op zichzelf dat de woning voor de duur van een jaar is gehuurd, maar het is niet zo dat de huurovereenkomst per definitie zou aflopen. Volgens [gedaagde 1] loopt [eiser] voor de muziek uit door zelf alvast tot beëindiging over te gaan, en ‘hobbelt’ Humanitas daar vervolgens achteraan. Dat kan niet, aangezien het initiatief tot beëindiging van de zorg van Humanitas dient uit te gaan, aldus [gedaagde 1]. [gedaagde 1] verwijst verder naar artikel 7.2 en artikel 9 van de drie-partijenovereenkomst en stelt dat [eiser] niet de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen ten aanzien van de belangen van [gedaagde 1]. [gedaagde 1] heeft haar leven op de rit en is onlangs aan betaald werk begonnen. Een eventuele ontruiming zou haar terug zetten in de tijd en een zware wissel trekken op haar gezondheid. Ten aanzien van de terugkeergarantie van Humanitas vraagt [gedaagde 1] zich af wat met een passende woonplek wordt bedoeld. [gedaagde 1] heeft namelijk niets van Humanitas gehoord. [gedaagde 1] vindt dat de huidige situatie in stand moet blijven totdat duidelijk is of een zorgvuldige procedure is doorlopen.
4.4.
[gedaagde 2] is niet verschenen.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Omdat [eiser] stelt dat [gedaagden] zonder recht of titel in de woning verblijven en dat zij de woning aan anderen wil verhuren, heeft zij een voldoende spoedeisend belang.
5.2.
De kantonrechter zal eerst ingaan op de vorderingen tegen [gedaagde 1] en daarna op die tegen [gedaagde 2].
[gedaagde 1]
Opmerking vooraf: de bewindvoerder
5.3.
De dagvaarding is op 30 juni 2023 betekend aan [naam 1], handelend onder de naam [bewindvoerder]. Op dat moment was [naam 1] nog de bewindvoerder van [gedaagde 1]. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat [naam 1] sinds 4 juli 2023 geen bewindvoerder meer is van [gedaagde 1]. Dit betekent ook dat [naam 1] formeel geen procespartij meer is.
Toetsingskader5.4. In dit kort geding staat de vraag centraal of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de vordering tot ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.
Ondertekende overeenkomsten
5.5.
Tussen partijen staat vast dat er een (bijzondere) huurovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, waarbij ook een drie-partijenovereenkomst en uitstroomovereenkomst zijn overeengekomen. Voor deze constructie is gekozen vanwege de voorgeschiedenis van [gedaagde 1] (en [gedaagde 2]) en dit heeft tot gevolg dat laatstgenoemden als huurders minder rechten hebben dan gewoonlijk. De bedoeling was dat [gedaagden] intensieve begeleiding zouden krijgen, met de mogelijkheid van terugkeer naar de maatschappelijke opvang voor het geval zelfstandig wonen niet zou lukken. Verder hebben zij een huurovereenkomst gekregen voor een jaar, die na dat jaar van rechtswege zou eindigen.
5.6.
Uit de drie-partijenovereenkomst volgt dat [gedaagde 1] als huurder verplichtingen op zich heeft genomen. Meer specifiek moet [gedaagde 1] alle begeleiding/hulp aanvaarden die zich richt op het correct bewonen van het gehuurde, het tijdig betalen van huur, het meewerken aan het voorkomen van financiële problemen en het meewerken aan het voorkomen van hinder of overlast aan buren en omwonenden.
5.7.
Daar waar [gedaagde 1] in de eerste maanden van de huurovereenkomst nog wel hulp aanvaardde, is zij daarmee gestopt. [eiser] en de hulpverlenende instanties kregen geen contact met [gedaagde 1]. Ook de hulp van de bewindvoerder heeft [gedaagde 1] niet aanvaard. Daarnaast wordt geen normaal huurdersgedrag vertoond, gelet op de incidenten die zijn gemeld (agressief gedrag van [gedaagde 2], het in gebruik geven van de berging aan een derde, overlastklachten). Aangezien [gedaagden] samen wonen en leven, zijn de gedragingen van de één huurrechtelijk gezien toe te rekenen aan de ander. Met andere woorden: voor de gedragingen van [gedaagde 2] is ook [gedaagde 1] verantwoordelijk en andersom.
5.8.
Omdat de betrokken partijen (Humanitas, [eiser] en [naam 1] als voormalig bewindvoerder) al geruime tijd geen contact konden krijgen met [gedaagden], is voor 25 april 2023 een MDO ingepland. Zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] zijn daarvoor uitgenodigd, maar niet verschenen. Volgens [gedaagde 1] is de datum van het MDO te laat gecommuniceerd: zij stelt pas een dag van te voren geïnformeerd te zijn over het MDO en zou hebben gezegd er niet bij te kunnen zijn, vanwege een sollicitatiegesprek. Daartegenover staat de stelling van Humanitas, [eiser] en [naam 1] dat het MDO al eerder is gepland, maar dat de mogelijk late mededeling is veroorzaakt door de onbereikbaarheid van [gedaagden] zelf. De kantonrechter acht die laatste verklaring aannemelijk, omdat duidelijk is dat [gedaagden] al tijden slecht bereikbaar waren. Bovendien, ook als [gedaagde 1] daadwerkelijk heeft gemeld dat zij niet kon komen in verband met een sollicitatiegesprek, wat tussen partijen niet vaststaat, dan nog is het voor de kantonrechter onduidelijk waarom [gedaagde 2] er niet bij was.
Wat daarentegen voor de kantonrechter wel duidelijk is, is de inhoud van het verslag van het MDO. Vanwege de overlastklachten, impulsieve handelingen en omgang met mensen uit het criminele circuit -met gevaar voor de medeflatbewoners- is besloten dat de huurovereenkomst wordt beëindigd. [gedaagde 1] heeft de kans gekregen om te laten zien dat zij, met [gedaagde 2], zelfstandig kon wonen, maar daartoe zijn beiden niet in staat gebleken.
Aanzegging einde huur5.9. Als onweersproken staat vast dat [eiser] bij brief van 26 april 2023 [gedaagden] heeft aangezegd dat zij de huurovereenkomst na 31 mei 2023 niet wilde voortzetten. De kantonrechter is van oordeel dat deze aanzegging op de juiste wijze is gedaan. Tussen partijen staat namelijk niet ter discussie dat zij een tijdelijke huurovereenkomst in de zin van artikel 7:271 lid 1 BW zijn aangegaan. Op grond van deze bepaling is artikel 7:228 lid 1 BW van toepassing op een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, indien de verhuurder, niet eerder dan drie maanden maar uiterlijk één maand voordat die bepaalde tijd is verstreken, de huurder over de dag waarop die huur verstrijkt schriftelijk informeert. De aanzegging van 26 april 2023 voldoet daarmee aan de wettelijke bepalingen. Dat er geen verdere brieven van [eiser] en/of Humanitas zijn met klachten is op zichzelf juist, maar legt geen gewicht in de schaal omdat duidelijk is dat [eiser] en de andere betrokken organisaties wel degelijk geprobeerd hebben contact te krijgen, maar [gedaagden] niet bereikbaar waren. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de huurovereenkomst per 31 mei 2023 is geëindigd en dat [gedaagde 1] zonder recht of titel in de woning verblijft.
MWO en bepalingen drie-partijenovereenkomst5.10. Het verweer dat door [gedaagde 1] is aangehaald over de door de gemeente verstrekte WMO indicatie leidt niet tot een ander oordeel. De uitspraak van de afdeling Bestuursrecht van deze rechtbank waar [gedaagde 1] in dit kader naar heeft verwezen (28 februari 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:557) is namelijk niet één op één op de onderhavige casus te leggen. De verhuurder was in het geval van de uitspraak namelijk tegelijkertijd óók de hulpverlener. In de onderhavige zaak is [eiser] enkel verhuurder en niet direct verantwoordelijk voor de begeleiding van de huurders. De verplichtingen uit de overeenkomsten gelden met name voor de huurders en Humanitas, en niet voor [eiser] als verhuurder. De uitleg die [gedaagde 1] geeft aan artikel 7.2 en 9 van de drie-partijenovereenkomst volgt de kantonrechter niet. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldaan aan artikel 7.2, omdat Humanitas aan [eiser] heeft gemeld dat [gedaagden] zich niet aan de gemaakte afspraken omtrent woonbegeleiding houden (er was namelijk geen contact te krijgen). Ook is geprobeerd om maatregelen te nemen, aangezien [naam 3] is ingeschakeld. Dat traject is op niets uitgelopen. Dat in artikel 9 van de drie-partijenovereenkomst staat dat de hulpverlener zelf een opvolgende hulpverlenende instantie zal voordragen om de ambulant woonbegeleiding over te nemen, zodat daarna een nieuwe drie-partijenovereenkomst getekend kan worden, schept geen verplichting voor [eiser]. Er is getracht [naam 3] in te schakelen, hetgeen niet is gelukt. Vervolgens is artikel 11 uit de drie-partijenovereenkomst helder: het begeleidingstraject eindigt op 31 mei 2023 of wanneer huurder de afspraken structureel niet nakomt, waarna de woning ontruimd moet worden.
Conclusie5.11. [eiser] mocht zich beroepen op het eindigen van de huurovereenkomst en de aanzeggingsbrief van 25 april 2023 voldoet aan de daaraan gestelde eisen. [gedaagde 1] verblijft dus sinds 1 juni 2023 zonder recht of titel in de woning en heeft er geen aanspraak op daar langer te wonen
De vordering om de woning te verlaten en te ontruimen zal daarom worden toegewezen. Voor een verdere belangenafweging in deze procedure is geen plaats, aangezien de huurovereenkomst van rechtswege is geëindigd.
[gedaagde 2]
5.12.
[gedaagde 2] is niet verschenen. Tegen [gedaagde 2] is verstek verleend. Het gevorderde komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing staat vermeld.
[gedaagden]
Ontruimingstermijn5.13. [eiser] vordert een ontruimingstermijn van vijf dagen na betekening. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om de ontruiming uit te spreken op een termijn van dertig (30) dagen te rekenen vanaf de datum van betekening van dit vonnis. Zo hebben [gedaagden] ook wat langer de tijd om te verhuizen via de terugkeergarantie van Humanitas.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.14.
Gelet op de aard van een ontruimingsmaatregel in kort geding, ziet de kantonrechter aanleiding om te veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren zoals gevorderd.
Proces- en nakosten
5.15.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 787,57 (€ 128,00 griffierecht, € 130,57 kosten dagvaarding en € 529,00 salaris gemachtigde).
5.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
6.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen dertig (30) dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte aan de [adres] met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van de sleutels aan [eiser] op te leveren en vervolgens ontruimd te houden;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, tot op heden begroot op
€ 787,57;
6.3.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane nakosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op
16 augustus 2023.