ECLI:NL:RBOVE:2023:3186

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
08.202781.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel met een gevangenisstraf van vier maanden

Op 8 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in Vietnam en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd schuldig bevonden aan het meermaals plegen van mensensmokkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 augustus 2022 te De Lutte, gemeente Losser, anderen behulpzaam was geweest bij het verkrijgen van toegang tot Nederland en doorreis door Nederland en Duitsland. De verdachte had twee Vietnamezen, [naam 1] en [naam 2], zonder geldige reis- en verblijfsdocumenten van Duitsland naar Nederland vervoerd. De rechtbank stelde vast dat de verdachte wist dat de toegang en doorreis wederrechtelijk waren, omdat de passagiers geen geldige documenten konden overhandigen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van vier maanden, rekening houdend met het strafblad van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de maatschappelijke gevolgen van mensensmokkel, en oordeelde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was om zowel vergelding als preventie te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.202781.22 (P)
Datum vonnis: 8 augustus 2023
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] (Vietnam),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
volgens SKDB verblijvende op het adres [adres]
(Tsjechië).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op
11 augustus 2022 heeft schuldig gemaakt aan mensensmokkel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2022 te De Lutte, gemeente Losser, in elk geval in
Nederland en/of Duitsland,
(een) ander(en), te weten
- [naam 1] en/of
- [naam 2]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en/of
Duitsland en/of doorreis door Nederland en/of Duitsland en die [naam 1]
en/of [naam 2] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft door
- contacten te onderhouden en/of afspraken te maken over de wijze van
(smokkel)transport van bovengenoemde perso(o)n(en), en/of betalingen en/of
- ( vervolgens) met een voertuig naar de (verblijf)plaats van bovengenoemde
perso(o)n(en) (in Duitsland) te rijden om hem/hen in dit voertuig plaats te laten
nemen en/of
- voornoemde perso(o)n(en) in dit voertuig te vervoeren/te rijden door Duitsland
en/of Nederland
terwijl hij, verdachte, wist(en) of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang
of die doorreis wederrechtelijk was.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 augustus 2022 is verdachte door de Koninklijke Marechaussee staande gehouden op de rijksweg A1 bij De Lutte. Verdachte reed in een zwarte Audi A4 met Tsjechisch kenteken en was de grens van Duitsland naar Nederland gepasseerd. Passagiers in de auto waren de uit Vietnam afkomstige [naam 1] en [naam 2].
Verdachte was in het bezit van een Vietnamees paspoort en een verblijfskaart voor Tsjechië.
[naam 1] en [naam 2] konden geen geldige reis- en verblijfs-documenten overhandigen. Zij hadden op de dag van aanhouding geen rechtmatig verblijf in Europa.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over het vervoer van [naam 1] en [naam 2] van Duitsland naar Nederland. Op 13 augustus 2022 heeft verdachte uiteindelijk verklaard dat hij [naam 1] en [naam 2] al langere tijd kent en dat, nadat verdachte hen had gezegd dat hij van plan was om naar Amsterdam te rijden, zij met hem wilden meerijden. [naam 1] en [naam 2] verbleven in Berlijn. Zij spraken met verdachte af bij een tankstation en zijn vervolgens met hem naar Nederland gereden. Verdachte wist niet wat zij in Nederland wilden gaan doen, maar wel dat zij niet met hem mee terug zouden rijden.
Vaststaat dat verdachte [naam 1] en [naam 2] behulpzaam is geweest bij het verschaffen van doorreis door Duitsland en Nederland en tot het verschaffen van toegang tot Nederland. Die doorreis en toegang waren wederrechtelijk, omdat [naam 1] en [naam 2] geen geldige reis- en verblijfsdocumenten hadden. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte dat wist dan wel ernstige redenen had om dat te vermoeden.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs dat verdachte
wistdat [naam 1] en [naam 2] geen geldige reis- of verblijfsdocumenten hadden.
Wel blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte wist dat [naam 1] en [naam 2] uit Vietnam afkomstig waren, dat zij al enige tijd in Berlijn verbleven en dat zij met een voor hem onbekend doel naar Nederland wilden reizen en niet met hem mee terug zouden rijden. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte niet heeft gevraagd of zij in het bezit waren van geldige reis- en verblijfsdocumenten.
De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden op verdachte een verzwaarde onderzoeksplicht rustte om zich ervan te vergewissen dat [naam 1] en [naam 2] beschikten over geldige reis- en verblijfsdocumenten voor Nederland.
Van hem had mogen worden verwacht dat hij daarover bij [naam 1] en [naam 2] informatie zou hebben ingewonnen. Door dit niet te doen heeft verdachte het risico op de koop toe genomen dat zij niet over dergelijke geldige documenten beschikten.
De rechtbank acht op grond van deze overwegingen bewezen dat verdachte
ernstige reden had om te vermoedendat de toegang tot en doorreis door Nederland van [naam 1] en [naam 2] wederrechtelijk was.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 augustus 2022 in Nederland en Duitsland,
anderen, te weten [naam 1] en [naam 2], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en doorreis door Nederland en Duitsland en die [naam 1] en [naam 2] daartoe gelegenheid heeft verschaft door met een voertuig naar de verblijfplaats van bovengenoemde personen in Duitsland te rijden om hen in dit voertuig plaats te laten nemen en voornoemde personen in dit voertuig te vervoeren/te rijden door Duitsland en Nederland,
terwijl hij, verdachte, ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
mensensmokkel, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van mensensmokkel. Mensensmokkel is een delict dat een ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde. Het doorkruist niet alleen het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere Europese landen, maar het draagt ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit dat maatschappelijk ongewenste effecten met zich brengt en niet zelden persoonlijk leed tot gevolg heeft. Het delict kan ook tot gevolg hebben dat het maatschappelijk draagvlak om asielzoekers op te vangen wordt ondermijnd.
Vanuit het oogpunt van vergelding en juiste normhandhaving kan daarom alleen een gevangenisstraf als passende straf worden beschouwd. Bovendien moet van de straf een afschrikwekkende, preventieve werking uitgaan om verdachte en anderen ervan te weerhouden dit soort feiten (nogmaals) te plegen.
Bij de strafbepaling in smokkelzaken wordt onder meer rekening gehouden met het aantal gesmokkelden. De rechtbank neemt in soortgelijke zaken doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden per gesmokkelde als uitgangspunt.
De rechtbank ziet in dit geval reden om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het (Nederlandse) strafblad van verdachte van 16 juni 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte het feit heeft begaan in georganiseerd verband of om er financieel beter van te worden.
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
mensensmokkel, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Oostgrens Noord, met nummer PL27NN/22-003120 van 15 augustus 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aanhouding van 11 augustus 2022 (pag. 6 en 7) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 augustus 2022 zag ik, tweede verbalisant, een zwarte Audi A4 voorzien van Tsjechisch kenteken [kenteken] de grensovergang met Duitsland passeren.
Ik heb het voertuig een volgteken gegeven op de rijksweg A1 te De Lutte. Ik heb het voertuig staande gehouden.
Ik, eerste verbalisant, vroeg aan de bestuurder, bijrijder en passagier, ons een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken.
De bestuurder gaf mij een Vietnamees paspoort en een verblijfskaart Tsjechië, op naam gesteld van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats], Vietnam.
De bijrijder en de passagier konden mij geen documenten overhandigen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] van 11 augustus 2022 (pag. 17) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Ik heb geen paspoort.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] van 11 augustus 2022 (pag. 32 en 35) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Vietnamees. Maar ik heb geen documenten meer.
A: Ik ben illegaal ingereisd.

4.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 12 augustus 2022 (pag. 53) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Heeft u documenten gezien van de twee Vietnamezen?
A: nee.
V: Heeft u gevraagd naar documenten?
A: Nee.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 13 augustus 2022 (pag. 59–60) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat wist u over de verblijfsstatus van [naam 1]?
A: Helemaal niets.
V: Wat weet u allemaal over [naam 2]?
A: Over hem weet ik minder
V: Waar wilde u naar toe in Nederland?
A: Naar Amsterdam.
V: En wat was het plan van [naam 1] en [naam 2]?
A: Dat weet ik niet. Ze vroegen mij of ze mee mochten rijden en dat mocht van mij.
V: Zouden [naam 1] en [naam 2] ook weer met jou mee terug rijden naar Duitsland?
A: Nee dat hebben zij niet gezegd.
V: Waar wonen [naam 1] en [naam 2] op dat moment?
A: Ze waren in Berlijn. Wij hebben afgesproken bij een tankstation en toen zijn wij richting Nederland vertrokken.