ECLI:NL:RBOVE:2023:3185

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
08.114696.23 (P) en 08.320444.20 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met geweld door meerdere personen in Enschede

Op 8 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 mei 2023 in Enschede betrokken was bij een poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht om zich te melden bij GGZ Tactus Enschede voor behandeling. De zaak kwam aan het licht toen de verdachte samen met twee anderen een fietser, [slachtoffer], bedreigde met een mes en hem dwong om geld te pinnen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot afpersing, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en het bewijs dat door de politie was verzameld. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank vond de bewijsvoering overtuigend. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn middelenproblematiek en de positieve invloed van zijn partner. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,-- toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.114696.23 (P) en 08.320444.20 (tul)
Datum vonnis: 8 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP op het adres [adres]
,
nu verblijvende in de P.I. Almelo in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. de Vroome en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.A. Speijdel, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 mei 2023:
feit 1:al dan niet samen met anderen, heeft geprobeerd door geweld of bedreiging met een mes [slachtoffer] een geldbedrag af te laten geven
(primair), dan wel dat hij al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] te beroven
(subsidiair);
feit 2:al dan niet samen met anderen een fiets en een sleutelbos heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 4 mei 2023 te Enschede, op/aan de openbare weg, te weten
op/aan de Hengelosestraat,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
een persoon, genaamd [slachtoffer] , te dwingen tot de afgifte van (een) geld(bedrag), in
elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer]
en/of een derde toebehoorde(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
- voor voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan - waardoor de weg van/voor die [slachtoffer]
werd geblokkeerd- en/of (daarbij) de bagagedrager van voornoemde [slachtoffer]
heeft/hebben vastgehouden,
- voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij/zij
geld van die [slachtoffer] wilde(n) hebben,
- ( vervolgens) (daarbij) een (klap)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
(kort) voor de keel van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
- ( vervolgens) bij voornoemde [slachtoffer] (voor)op (het rek van) de fiets is/zijn gaan zitten
en/of voornoemde [slachtoffer] instructies heeft/hebben gegeven en/of voornoemde [slachtoffer]
heeft/hebben gedirigeerd om een bepaalde route af te leggen en/of met
voornoemde [slachtoffer] (op diens fiets) is/zijn meegereden in de richting van een
pinautomaat (met het voornemen om voornoemde [slachtoffer] geld te laten pinnen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2023, in de gemeente Enschede,
op/aan de openbare weg, te weten op/aan de Hengelosestraat,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of een derde, in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer]
,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- voor voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan - waardoor de weg van/voor die [slachtoffer]
werd geblokkeerd- en/of (daarbij) de bagagedrager van voornoemde [slachtoffer]
heeft/hebben vastgehouden,
- voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij/zij
geld van die [slachtoffer] wilde(n) hebben,
- ( vervolgens) (daarbij) een (klap)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
(kort) voor de keel van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
- ( vervolgens) bij voornoemde [slachtoffer] (voor)op (het rek van) de fiets is/zijn gaan zitten
en/of voornoemde [slachtoffer] instructies heeft/hebben gegeven en/of voornoemde [slachtoffer]
heeft/hebben gedirigeerd om een bepaalde route af te leggen en/of met
voornoemde [slachtoffer] (op diens fiets) is/zijn meegereden in de richting van een
pinautomaat (met het voornemen om voornoemde [slachtoffer] geld te laten pinnen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 4 mei 2023 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een fiets (merk Sparta, kleur zwart) en/of een sleutelbos, althans een goed heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het besprokene ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 mei 2023 omstreeks 01.00 uur fietste aangever [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) vanuit de Universiteit Twente over de Hengelosestraat richting de binnenstad van Enschede.
Ter hoogte van waar de Hengelosestraat overgaat in de De Ruyterlaan zag [slachtoffer] twee mannen hem tegemoet komen lopen. Vijf à tien meter achter deze mannen liep een derde man. Bij die achterste man, verdachte 3, was opvallend dat hij scheef liep.
Eén van de twee mannen droeg een grote Albert Heijntas met daarin een televisie.
De twee mannen liepen het fietspad op en spraken [slachtoffer] aan. [slachtoffer] kon niet verder fietsen omdat de mannen de weg blokkeerden. De mannen wilden contant geld van [slachtoffer] . [slachtoffer] had geen geld, maar zei dat hij wel geld kon pinnen uit een geldautomaat.
De twee mannen werden ongeduldig en een van de mannen hield een mes in de hand: een klapmes met een lemmet van ongeveer zes centimeter lang en zilverkleurig. De man hield het mes ongeveer vijf centimeter van [slachtoffer] keel af.
De andere man hield de fiets bij de bagagedrager vast. [slachtoffer] gaf de mannen aan dat er in de binnenstad gepind kon worden. Ondertussen wilde een van de mannen de televisie aan [slachtoffer] verkopen. De derde man zei uiteindelijk dat bij de ING bank gepind kan worden en hij ging met [slachtoffer] mee. De derde man ging vervolgens voorop het rek van de fiets zitten en [slachtoffer] is met hem de De Ruyterlaan afgefietst in de richting van de Parkweg. De andere twee mannen bleven achter. Bij de verkeerslichten op de kruising van de De Ruyterlaan met de Parkweg moest [slachtoffer] wachten voor het rode verkeerslicht. De derde man moest daardoor afstappen, waarna [slachtoffer] hard is weggefietst in de richting van het Stationsplein.
Kort na die eerste melding is er bij de politie nog een melding binnengekomen van een straatroof, van aangever [aangever] , in de nabije omgeving van de plaats waar de eerste straatroof plaatsvond. Hier waren twee mannen bij betrokken, waarvan één een mes toonde. De mannen beletten [aangever] om verder te fietsen. Een van de mannen sprak over een smart-TV die zij in een tas hadden en [aangever] zag een Albert Heijn tas tegen het hek staan.
Omstreeks 01.10 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding van een straatroof door drie mannen. Ter hoogte van de kruising Hengelosestraat/Boddenkampsingel zagen zij op de busbaan een Albert Heijntas met een televisie van het merk Philips liggen die zij meenamen. Even verderop, ter hoogte van de Hengelosestraat/Wagelerstraat, zagen de verbalisanten een persoon lopen die scheef liep. Desgevraagd maakte deze persoon zich kenbaar als [verdachte] , zijnde verdachte, die onderweg was naar zijn woning aan de Hengelosestraat.
Op vragen van de verbalisanten – en na verdachte’s wedervraag of de televisie van het merk Philips was – verklaarde verdachte dat de Albert Heijntas met de televisie van hem was.
De verbalisanten hebben een foto van verdachte gemaakt en deze via de telefoon doorgestuurd naar de verbalisanten die omstreeks 01.23 uur bij [slachtoffer] waren voor het opnemen van een aangifte. Verbalisanten hebben [slachtoffer] de doorgestuurde foto getoond en [slachtoffer] herkende de persoon op de foto voor 100% als één van de mannen die hem probeerde te beroven, te weten verdachte 3.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Hij heeft verklaard dat hij overdag samen was met [naam 1] en [naam 2] . ’s Avonds is hij bij [naam 3] geweest die ook aan de Hengelosestraat woont en onderweg naar huis kwam hij de politie tegen die hem naar huis heeft gebracht. Hij had zijn televisie in een tas, omdat de televisie stuk was en hij die die avond had willen laten repareren bij iemand die ook aan de Hengelosestraat woont.
Verdachte liep scheef omdat hij last van zijn rug heeft en mogelijk die avond ook omdat hij veel alcohol gedronken had.
[naam 3] heeft verklaard dat verdachte die avond niet bij hem is geweest.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is die samen met twee andere mannen geprobeerd heeft [slachtoffer] te beroven.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of aangever. Alleen de verklaring van aangever – ook als die betrouwbaar wordt geacht – is dus onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging.
De vraag is dus of de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt daartoe het volgende:
Beide straatroven vinden plaats op de Hengelosestraat te Enschede, in een kort tijdsbestek.
Korte tijd na de meldingen van [slachtoffer] en [aangever] treffen verbalisanten verdachte aan op de Hengelosestraat. Ze zien dat hij scheef loopt.
Als de verbalisanten een foto van verdachte maken en die doorsturen naar de verbalisanten die de aangifte van [slachtoffer] opnemen, herkent [slachtoffer] de man op de foto als de persoon die hem probeerde te beroven.
[slachtoffer] heeft ook verklaard dat toen de derde man met hem op de fiets richting de binnenstad ging, de twee andere mannen achterbleven. Aangever [aangever] heeft verklaard dat er sprake was van twee mannen.
Beide aangevers maken melding van een televisie en een blauwe Albert Heijn tas. De politie treft een televisie, van het merk Philips, aan, in een Albert Heijntas, op de kruising Hengelosestraat/Boddenkampsingel.
Desgevraagd – en na verdachte’s wedervraag of de televisie van het merk Philips was – verklaarde verdachte dat de Albert Heijn tas met de televisie van hem was.
Over de televisie en de tas verklaart verdachte wisselend: ter terechtzitting heeft hij verklaard hij dat hij de televisie naar huis heeft gebracht eerder op de avond, bij de politie dat
[naam 1] en [naam 2] de tas met de televisie van hem hebben overgenomen omdat hij was gevallen en last had van zijn rug.
De rechtbank is op grond van deze overwegingen van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] en zijn herkenning van verdachte als één van de mannen die hem overvallen heeft, in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Zelfs als de verklaring van [naam 3] dat verdachte die avond niet bij hem was onjuist zou zijn pleit dat verdachte niet vrij nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij daar tot ongeveer 22.00 uur is geweest en de straatroof later in de nacht heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor de tijd tussen zijn vertrek bij [naam 3] en het moment dat hij door de politie op straat werd staande gehouden.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer] heeft benaderd nadat de twee andere mannen hem hadden aangesproken. Verdachte heeft gezegd dat bij de ING bank gepind kan worden en hij is met [slachtoffer] op de fiets meegegaan en heeft hem de weg gewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is zijn bijdrage van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Gelet op het voorgaande en de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Feit 2
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet is komen vast te staan dat het verdachte is die de fiets en de sleutelbos heeft verworven of voorhanden gehad, nu er meerdere personen in de woning waar de goederen zijn aangetroffen, verblijven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 4 mei 2023 te Enschede op de openbare weg, te weten de Hengelosestraat,
tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld dat aan die [slachtoffer] toebehoorde
- voor [slachtoffer] is/zijn gaan staan - waardoor de weg van die [slachtoffer] werd geblokkeerd- en daarbij de bagagedrager van [slachtoffer] heeft/hebben vastgehouden,
- [slachtoffer] heeft/hebben meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij/zij geld van die [slachtoffer] wilde(n) hebben,
- vervolgens daarbij een klapmes kort voor de keel van [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en
- vervolgens bij [slachtoffer] voorop het rek van de fiets is gaan zitten en [slachtoffer] instructies heeft gegeven een bepaalde route af te leggen en met [slachtoffer] op diens fiets is meegereden in de richting van een pinautomaat met het voornemen om voornoemde [slachtoffer] geld te laten pinnen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en inhoudende een reclasseringstoezicht, een meldplicht, ambulante behandeling, middelencontrole en Begeleid Wonen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een strafoplegging er rekening mee te houden dat bij verdachte sprake is van veranderd gedrag en dat verdachte achter de inhoud en het advies van het reclasseringsrapport staat. Ook heeft de verdediging gevraagd rekening te houden met het feit dat sprake is van een poging en niet van een voltooid delict.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Hierbij heeft hij op een brutale en laffe manier inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever door hem samen met anderen te overvallen, waarbij een mes dichtbij de keel van aangever is gehouden en is geprobeerd aangever geld te laten afstaan. Als aangever, die geen geld bij zich had, door angst ingegeven dan maar voorstelt om ergens geld te pinnen, gaat verdachte bij hem voorop de fiets zitten om met aangever naar een pinautomaat te gaan. Aangekomen bij een rood verkeerslicht weet aangever te ontkomen, Dat de afpersing niet is gelukt, is geen omstandigheid die aan verdachte te danken is geweest.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich enkel laten leiden door financieel gewin. Dat van aangever geen geld is weggenomen en hij daarmee geen materiële schade heeft geleden, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de ernst van het feit. Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij een zeer vervelende ervaring heeft gehad en dat hij de eerste weken na het incident ook niet alleen over straat durfde te fietsen. De rechtbank rekent verdachte dit zeer aan.
Bij de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geven als uitgangspunt voor een voltooide straatroof met licht geweld of verbale bedreiging met veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarbij de bedreiging met een wapen als strafvermeerderende factor geldt.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 14 juli 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten (zonder geweld) en in een proeftijd loopt.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter zitting naar voren zijn gekomen en zoals die blijken uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 20 juli 2023. De reclassering heeft, kort samengevat, geschreven dat bij verdachte sprake is van langdurige middelenproblematiek die nauw verband houdt met zijn uitgebreide justitiële documentatie. Verdachte is onvoldoende in staat weerstand te bieden tegen negatieve invloeden uit zijn sociale netwerk en, zo meent de reclassering, mogelijk komt dit voort uit verdachte’s middelenproblematiek. Zijn partner lijkt een positieve invloed op hem te hebben maar gezien de justitiecontacten in de laatste jaren, heeft deze invloed verdachte toch onvoldoende weerhouden van het plegen van delicten. Er is hulpverlening binnen een vrijwillig kader door Tactus Verslavingszorg en de reclassering vindt het wenselijk dat in een forensisch kader meegekeken wordt naar de mogelijkheden voor een begeleid wonenplek buiten Enschede.
Verdachte lijkt – en zo is de rechtbank ook ter zitting gebleken – gemotiveerd voor gedragsverandering. Hij wil zijn oude leven achter zich laten en stabiliteit opbouwen voor de toekomst. Hoewel de hardnekkige middelenproblematiek maakt dat er twijfels zijn bij de haalbaarheid van in te zetten interventies, wil de reclassering verdachte deze kans geven.
De reclassering schat de kans op herhaling in als gemiddeld en zij adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontrole.
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van enige duur moet worden opgelegd. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding daarvan een deel voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd zodat verdachte begeleiding en behandeling kan krijgen en het voorwaardelijk strafdeel hem er ook van weerhoudt in de toekomst strafbare feiten te plegen. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De schade van benadeelde [slachtoffer]

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van
€ 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De verzochte vergoeding betreft geleden immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat – gezien de schrik – de vordering tot een bedrag van € 500,-- kan worden toegewezen en dat het meer gevorderde uitdrukkelijk wordt betwist.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Onder omstandigheden kan psychisch letsel als immateriële schade worden aangemerkt. Daarvoor is noodzakelijk dat vast komt te staan dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast in zin van artikel 6:106, onder b, Burgerlijk Wetboek (BW).
De Hoge Raad [1] heeft bepaald dat voor de toewijsbaarheid van een vordering op deze grondslag in principe nodig is dat het bestaan van het psychische letsel naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Op het uitgangspunt dat psychisch letsel moet zijn aangetoond kan echter een uitzondering worden gemaakt in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde.
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier zo’n uitzonderingssituatie voor waar de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen zonder verdere onderbouwing. [slachtoffer] is fietsend op de openbare weg benaderd door drie mannen waarbij hem onder het tonen van een mes geprobeerd is geld af te laten staan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort geweldsdelicten grote gevolgen kunnen hebben voor de slachtoffers. Uit de onderbouwing van de vordering door [slachtoffer] blijkt dat hij sinds het voorval minder van het leven geniet, zijn emoties zijn afgevlakt en hij gevoelens van onveiligheid ervaart. De gevolgen zijn aanzienlijk en dit maakt dat [slachtoffer] recht heeft op immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en zal de gevorderde vergoeding van € 1.000,-- daarom toewijzen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 08.320444.20

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde straf. Het betreft een automatisch gegenereerd stuk en bij de aanmaak daarvan gaat wel eens iets mis, aldus de officier van justitie. Maar door het vermelden van het parketnummer is volgens de officier van justitie voldoende duidelijk waar de vordering betrekking op heeft.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat niet duidelijk is op welke strafzaak de vordering tot tenuitvoerlegging betrekking heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de aan veroordeelde uitgereikte vordering onvoldoende informatie en gegevens bevat waaruit blijkt waar de gevorderde tenuitvoerlegging betrekking op heeft. De vordering bevat niet de voorwaardelijke straf van het vonnis waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, noch de juiste datum van het vonnis, noch de gegevens van de veroordelende instantie. Met het ontbreken van deze gegevens is het voor een veroordeelde niet mogelijk om zich te verweren tegen het gevorderde. Om die reden zal de rechtbank het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Tactus Enschede, Raiffeisenstraat 75 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek JusTact of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of een verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek.
Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert en de rechter dat heeft goedgekeurd, zal verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verblijft bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijf bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem zal opstellen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 primair) van een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
4 mei 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.320444.20
- verklaart het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.
Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023197483 van 28 juni 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 4 mei 2023 (pag. 10 e.v.) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 mei 2023 omstreeks 01.00 uur fietste ik vanuit het Campus UT in Enschede richting de binnenstad van Enschede.
Ter hoogte van de Hengelosestraat die over gaat in de De Ruyterlaan zag ik twee mannen lopen. Ik zag dat 5 tot 10 meter achter deze mannen een derde man liep. Bij die achterste man, verdachte 3, viel op dat hij scheef liep.
Deze mannen liepen aan mijn zijde van de weg vanuit de Ruyterlaan richting de Hengelosestraat. Verdachte 2 droeg een grote tas van de Albert Heijn. Ik zag dat hierin een televisie zat.
Ik zag dat verdachte 1 en 2 het fietspad opliepen en ik hoorde dat ze mij aanspraken. Ik kon niet verder fietsen omdat de weg geblokkeerd werd doordat de mannen voor mij stonden.
Ze wilden graag contant geld hebben. Ik heb de mannen verteld dat ik geen geld heb maar dat ik het eventueel wel kan pinnen uit een geldautomaat.
Verdachte 2 werd ongeduldig en wilde meteen geld zien. Ik zag dat verdachte 2 een mes in zijn hand had. Het was een klapmes met een lemmet van ongeveer 6 centimeter lang, zilverkleurig. Ik zag dat verdachte 2 het mes in zijn rechter hand had en ongeveer 5 centimeter van mijn keel afhield. Ik vond dat erg angstaanjagend. Ik was bang.
Ik merkte dat tijdens het gesprek mijn fiets bij de bagagedrager vastgehouden werd door verdachte 1.
Ik gaf aan dat in de binnenstad gepind kon worden.
Vervolgens hoorde ik dat verdachte 3 zei dat bij de ING bank geld gepind kon worden.
Ik hoorde een korte discussie tussen verdachte 2 en 3 met als conclusie dat verdachte 3 met mij mee zou gaan om het geld te pinnen.
Vervolgens ging verdachte 3 voorop het rek van mijn fiets zitten. Hierop ben ik met verdachte 3 onder instructie van hem de De Ruyterlaan afgefietst, onder de spoortunnel door in de richting van de Parkweg.
Op de kruising van de De Ruyterlaan met de Parkweg kwamen wij tot stilstand, omdat ik in eerste instantie wilde wachten voor het rode verkeerslicht. Omdat wij tot stilstand kwamen moest verdachte 3 van de fiets afstappen.
Hierop ben ik vervolgens heel hard weggefietst in de richting van het Stationsplein. Ik ben met een omweg richting huis gefietst.
Omstreeks 01.23 uur toonde u mij een foto van een man die ik herkende als zijnde verdachte 3.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 4 mei 2023 (pag. 16 e.v.) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 mei 2023 omstreeks 01.00 uur fietste ik over de Hengelosestraat in Enschede. Ik fietste richting het centrum van Enschede. Ik zag twee mannen op het fietspad.
Ik probeerde om de twee mannen te fietsen maar ik zag dat de mannen mij beletten dit te doen. Toen ik stil stond vertelde de kleinere man een onsamenhangend verhaal over een smart TV die zij in een tas hadden. Ik zag een blauwe plastic tas van Albert Heijn staan tegen het hek.
Ik voelde en zag dat de kleinere man mijn fietsstuur pakte en aan het stuur trok.
Ik zag dat de man die een fors lichaam had een klapmes pakte.

3.

Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 4 mei 2023 (pag. 57 e.v.) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 mei 2023 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met noodhulp.
Omstreeks 01:10 uur kregen wij een melding dat melder op straat zou zijn overvallen door drie mannen.
Eén van de mannen liep scheef. Deze zou meegelopen zijn met melder onder de spoortunnel. Er zou ook een Albert Heijntas met een TV er in aanwezig zijn.
Wij reden onder de spoorbrug 'Prinsessentunnel' en voor het ICT-gebouw aan de De Ruyterlaan.
Wij reden verder in de richting van Hengelo. Ter hoogte van de kruising Hengelosestraat/
Boddenkampsingel zagen wij een Albert Heijn tas met daarin een tv van het merk Philips op de busbaan liggen.
Wij namen deze met ons mee en reden verder in de richting van restaurant Fusting aan de Hengelosestraat.
Ter hoogte van de Hengelosestraat/Wagelerstraat zagen wij een persoon lopen die scheef liep.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg naar een identiteitsbewijs van deze persoon. Ik zag dat deze persoon mij een identiteitskaart overhandigde en zich kenbaar maakte als [verdachte] .
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , maakte een foto van [verdachte] en deelde deze met collega [verbalisant 3] die op dat moment bij melder was. Ik hoorde van [verbalisant 3] dat melder verdachte [verdachte] op de foto direct herkende als een van de mannen die hem probeerde te beroven.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg of de gevonden tv in de Albert Heijn tas van hem was.
Ik hoorde dat verdachte [verdachte] vroeg of de tv van het merk Philips was. Ik bevestigde dit en hoorde dat verdachte [verdachte] zei dat het zijn tv was die hij vanavond had laten repareren.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 4 mei 2023 (pag. 21) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 mei 2023 omstreeks 01:23 uur waren wij bezig met het opnemen van een aangifte van een poging straatroof van aangever [slachtoffer] .
Tijdens het opnemen van de aangifte hoorden wij via de portofonische verbindingen dat collega [verbalisant 1] zei dat hij een persoon staande had gehouden die aan het opgegeven signalement voldeed.
Ik hoorde [verbalisant 1] zeggen dat hij een foto van de persoon stuurde.
Ik, [verbalisant 3] , liet de foto aan aangever [slachtoffer] zien.
Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat dat de persoon was die hem geprobeerd had te beroven. wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat dat verdachte 3 was.

Voetnoten

1.HR 15 maart 2019: ECLI:NL:HR:2019:376