3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het besprokene ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 mei 2023 omstreeks 01.00 uur fietste aangever [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) vanuit de Universiteit Twente over de Hengelosestraat richting de binnenstad van Enschede.
Ter hoogte van waar de Hengelosestraat overgaat in de De Ruyterlaan zag [slachtoffer] twee mannen hem tegemoet komen lopen. Vijf à tien meter achter deze mannen liep een derde man. Bij die achterste man, verdachte 3, was opvallend dat hij scheef liep.
Eén van de twee mannen droeg een grote Albert Heijntas met daarin een televisie.
De twee mannen liepen het fietspad op en spraken [slachtoffer] aan. [slachtoffer] kon niet verder fietsen omdat de mannen de weg blokkeerden. De mannen wilden contant geld van [slachtoffer] . [slachtoffer] had geen geld, maar zei dat hij wel geld kon pinnen uit een geldautomaat.
De twee mannen werden ongeduldig en een van de mannen hield een mes in de hand: een klapmes met een lemmet van ongeveer zes centimeter lang en zilverkleurig. De man hield het mes ongeveer vijf centimeter van [slachtoffer] keel af.
De andere man hield de fiets bij de bagagedrager vast. [slachtoffer] gaf de mannen aan dat er in de binnenstad gepind kon worden. Ondertussen wilde een van de mannen de televisie aan [slachtoffer] verkopen. De derde man zei uiteindelijk dat bij de ING bank gepind kan worden en hij ging met [slachtoffer] mee. De derde man ging vervolgens voorop het rek van de fiets zitten en [slachtoffer] is met hem de De Ruyterlaan afgefietst in de richting van de Parkweg. De andere twee mannen bleven achter. Bij de verkeerslichten op de kruising van de De Ruyterlaan met de Parkweg moest [slachtoffer] wachten voor het rode verkeerslicht. De derde man moest daardoor afstappen, waarna [slachtoffer] hard is weggefietst in de richting van het Stationsplein.
Kort na die eerste melding is er bij de politie nog een melding binnengekomen van een straatroof, van aangever [aangever] , in de nabije omgeving van de plaats waar de eerste straatroof plaatsvond. Hier waren twee mannen bij betrokken, waarvan één een mes toonde. De mannen beletten [aangever] om verder te fietsen. Een van de mannen sprak over een smart-TV die zij in een tas hadden en [aangever] zag een Albert Heijn tas tegen het hek staan.
Omstreeks 01.10 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding van een straatroof door drie mannen. Ter hoogte van de kruising Hengelosestraat/Boddenkampsingel zagen zij op de busbaan een Albert Heijntas met een televisie van het merk Philips liggen die zij meenamen. Even verderop, ter hoogte van de Hengelosestraat/Wagelerstraat, zagen de verbalisanten een persoon lopen die scheef liep. Desgevraagd maakte deze persoon zich kenbaar als [verdachte] , zijnde verdachte, die onderweg was naar zijn woning aan de Hengelosestraat.
Op vragen van de verbalisanten – en na verdachte’s wedervraag of de televisie van het merk Philips was – verklaarde verdachte dat de Albert Heijntas met de televisie van hem was.
De verbalisanten hebben een foto van verdachte gemaakt en deze via de telefoon doorgestuurd naar de verbalisanten die omstreeks 01.23 uur bij [slachtoffer] waren voor het opnemen van een aangifte. Verbalisanten hebben [slachtoffer] de doorgestuurde foto getoond en [slachtoffer] herkende de persoon op de foto voor 100% als één van de mannen die hem probeerde te beroven, te weten verdachte 3.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Hij heeft verklaard dat hij overdag samen was met [naam 1] en [naam 2] . ’s Avonds is hij bij [naam 3] geweest die ook aan de Hengelosestraat woont en onderweg naar huis kwam hij de politie tegen die hem naar huis heeft gebracht. Hij had zijn televisie in een tas, omdat de televisie stuk was en hij die die avond had willen laten repareren bij iemand die ook aan de Hengelosestraat woont.
Verdachte liep scheef omdat hij last van zijn rug heeft en mogelijk die avond ook omdat hij veel alcohol gedronken had.
[naam 3] heeft verklaard dat verdachte die avond niet bij hem is geweest.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is die samen met twee andere mannen geprobeerd heeft [slachtoffer] te beroven.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of aangever. Alleen de verklaring van aangever – ook als die betrouwbaar wordt geacht – is dus onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging.
De vraag is dus of de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt daartoe het volgende:
Beide straatroven vinden plaats op de Hengelosestraat te Enschede, in een kort tijdsbestek.
Korte tijd na de meldingen van [slachtoffer] en [aangever] treffen verbalisanten verdachte aan op de Hengelosestraat. Ze zien dat hij scheef loopt.
Als de verbalisanten een foto van verdachte maken en die doorsturen naar de verbalisanten die de aangifte van [slachtoffer] opnemen, herkent [slachtoffer] de man op de foto als de persoon die hem probeerde te beroven.
[slachtoffer] heeft ook verklaard dat toen de derde man met hem op de fiets richting de binnenstad ging, de twee andere mannen achterbleven. Aangever [aangever] heeft verklaard dat er sprake was van twee mannen.
Beide aangevers maken melding van een televisie en een blauwe Albert Heijn tas. De politie treft een televisie, van het merk Philips, aan, in een Albert Heijntas, op de kruising Hengelosestraat/Boddenkampsingel.
Desgevraagd – en na verdachte’s wedervraag of de televisie van het merk Philips was – verklaarde verdachte dat de Albert Heijn tas met de televisie van hem was.
Over de televisie en de tas verklaart verdachte wisselend: ter terechtzitting heeft hij verklaard hij dat hij de televisie naar huis heeft gebracht eerder op de avond, bij de politie dat
[naam 1] en [naam 2] de tas met de televisie van hem hebben overgenomen omdat hij was gevallen en last had van zijn rug.
De rechtbank is op grond van deze overwegingen van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] en zijn herkenning van verdachte als één van de mannen die hem overvallen heeft, in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Zelfs als de verklaring van [naam 3] dat verdachte die avond niet bij hem was onjuist zou zijn pleit dat verdachte niet vrij nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij daar tot ongeveer 22.00 uur is geweest en de straatroof later in de nacht heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor de tijd tussen zijn vertrek bij [naam 3] en het moment dat hij door de politie op straat werd staande gehouden.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer] heeft benaderd nadat de twee andere mannen hem hadden aangesproken. Verdachte heeft gezegd dat bij de ING bank gepind kan worden en hij is met [slachtoffer] op de fiets meegegaan en heeft hem de weg gewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is zijn bijdrage van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Gelet op het voorgaande en de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Feit 2
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet is komen vast te staan dat het verdachte is die de fiets en de sleutelbos heeft verworven of voorhanden gehad, nu er meerdere personen in de woning waar de goederen zijn aangetroffen, verblijven.