ECLI:NL:RBOVE:2023:3176

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
84.100850.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het handelen in illegaal vuurwerk en bezit van verdovende middelen

Op 7 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het handelen in illegaal vuurwerk en het bezit van verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk voorhanden hebben van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik en het bezit van hennep en hasjiesj. De feiten vonden plaats op 20 april 2022, toen de verdachte op heterdaad werd betrapt tijdens een pseudokoopactie door de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op die datum 90 stuks knalvuurwerk van het type Cobra 6 aan een undercover agent heeft verkocht en daarnaast professioneel vuurwerk in zijn woning en chalet had opgeslagen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich bewust was van de illegale aard van het vuurwerk en dat hij wist dat het gevaarlijk was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een taakstraf van 150 uren en een geldboete van €2.000,-. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen iPhone 11 bevolen, die gebruikt was voor de verkoop van het vuurwerk. De uitspraak benadrukt de ernst van het handelen in illegaal vuurwerk en de risico's die dit met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.100850.22 (P)
Datum vonnis: 7 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Arts, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 24 juli 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 20 april 2022 te [locatie 1] opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor
particulier gebruik voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
feit 2: op 20 april 2022 te [locatie 1] opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor
particulier gebruik voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen;
feit 3: op 20 april 2022 te [locatie 2] opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen;
feit 4: in de periode van 6 december 2021 tot en met 20 april 2022 te [locatie 2] opzettelijk handelingen als bedoeld in art. 1.2.2. eerste lid van het Vuurwerkbesluit heeft voorbereid en/of bevorderd door in de periode van 6 december 2021 tot en met 20 april 2022 via de applicatie Telegram en/of Facebook Messenger professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te koop aan te bieden;
feit 5: op 20 april 2022 te [locatie 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 59 gram hennep(toppen) en 4 gram hasjiesj.
Voluit luidt de – gewijzigde – tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1hij op of omstreeks 20 april 2022 te [locatie 1], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te
weten
- 90, althans één of meer stuks knalvuurwerk van het type Cobra 6 (PDF deel II, pag.
420, 431)
voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
feit 2hij op of omstreeks 20 april 2022 te [locatie 1], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te
weten
- 61, althans één of meer stuks knalvuurwerk van het type Cobra 6 (PDF deel II, pag.
420, 431), en/of
- 10, althans één of meer stuks knalvuurwerk (banger/flashbanger) van het type
6004 (PDF deel II pag. 460, 463),
voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen;
feit 3hij op of omstreeks 20 april 2022 te [locatie 2] (gemeente De Friese Meren), althans
in Nederland,
al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te
weten
- 29, althans één of meer shells (mortierbom) van het type D3 A00.. (PDF deel II,
pag. 398, 404), en/of
- 14, althans één of meer shells (mortierbom) van het type S5 E/P (PDF deel II, pag.
407, 413), en/of
- 84, althans één of meer lawinepijlen (signaalraketten) van het type 901 (PDF deel
II, pag. 414, 419), en/of
- 40, althans één of meer stuks knalvuurwerk van het type Cobra 6 (PDF deel II, pag.
420, 431), en/of
- 3, althans één of meer stuks knalvuurwerk (Dumbum) van het type P170/TIG4
(PDF deel II, pag. 432, 435), en/of
- 20, althans één of meer stuks knalvuurwerk (Dumbum) van het type P6AE (PDF
deel II, pag. 436, 439), en/of
- 5, althans één of meer stuks knalvuurwerk (banger/flashbanger) van het type FP3
(PDF deel II, pag. 440), en/of
- 38, althans ‘’en of meer stuks knalvuurwerk (banger/flashbanger) van type FP3
/TP2 BIG (PDF deel II, pag. 444, 447), en/of
- 36, althans één of meer stuks mijnen van het merk/type Klasek (PDF deel II, pag.
448, 452), en/of
- 1 stuks vuurwerk van het type Zonnewiel (PDF deel II, pag. 453, 459),
voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen;
feit 4hij op of één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 6 december 2021 tot en met 20 april 2022 te [locatie 2] (gemeente De Friese Meren) en/of [locatie 1], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk, teneinde, handelingen als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste lid
van het Vuurwerkbesluit, te weten het voorhanden hebben en/of opslaan en/of aan
een ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk bestemd voor
particulier gebruik, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- heeft getracht anderen te bewegen om die handelingen te plegen en/ of mede te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- heeft getracht zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het verrichten van die handelingen te verschaffen, immers, heeft verdachte,
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 6 december 2021 tot en met 20 april
2022 via de applicatie Telegram en/of Facebook Messenger en/of een andere
berichtendienst – zakelijk weergegeven - professioneel vuurwerk, te weten:
- nitraten en/of cobra 6 (C6) en/of shells (PDF deel II, pag. 5, 6, 41-335),
in elk geval professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik te koop heeft
aangeboden;
feit 5hij op of omstreeks 20 april 2022 te [locatie 2] (gemeente De Friese Meren), althans
in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een chalet aan de Jousterweg 82 te [locatie 2])
een hoeveelheid van
- ongeveer 59 gram hennep(toppen), althans een aantal (delen van) hennepplanten,
althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep,
en/of
- ongeveer 4 gram hasjies, althans een hoeveelheid hasjies, althans een hoeveelheid
van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van
hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjies,
in elk geval (in totaal) meer dan 30 gram van (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Aanleiding onderzoek
Op woensdag 20 april 2022 zag een politieambtenaar op de applicatie Telegram dat er in de openbare groep ‘Vuurwerkhandel’ op 18, 19 en 20 april 2022 door de vendor/user genaamd ‘[accountnaam] vuurwerk te koop werd aangeboden. [2]
Naar aanleiding hiervan ging de politie over tot een zogenaamde pseudokoopactie, waarbij verdachte op 20 april 2022 op heterdaad is aangehouden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3, omdat het onder verdachte inbeslaggenomen vuurwerk niet door het NFI en niet door de politie feitelijk op de lading is onderzocht waardoor niet is komen vast te staan dat het vuurwerk betreft zoals beschreven in de tenlastelegging. Hoewel verdachte heeft verklaard dat het vuurwerk betreft, kan niet worden uitgesloten dat het zogenoemd dummy vuurwerk betrof. Daarom heeft de raadsman primair verzocht tot nader (destructief) onderzoek aan het vuurwerk.
Subsidiair, in het geval het vuurwerk reeds is vernietigd en tegenonderzoek niet meer mogelijk is, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (verder Sv). Als gevolg hiervan dient het verkregen bewijs te worden uitgesloten.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat de aangetroffen verdovende middelen eveneens niet zijn getest door het NFI. De hennep is slechts indicatief getest door een politieambtenaar, hetgeen onvoldoende is voor een bewezenverklaring, aldus de raadsman.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
De pseudokoop
Ter uitvoering van het bevel pseudokoop had verbalisant [verbalisant 1] op Telegram contact met de vendor/user ‘[accountnaam] en plaatste een bestelling van 30 stuks C6 voor een bedrag van EUR 300,--. Op 20 april 2022 omstreeks 17.00 uur was de verbalisant op de afgesproken locatie voor de overdracht van het vuurwerk. Hij ontmoette daar een man, die arriveerde op een fiets. Nadat de verbalisant en de man contact hadden gemaakt hoorde de verbalisant de man bevestigen ‘Alles is er’, waarop de man een plastic tas aan de verbalisant overhandigde met daarin 30 pakjes van drie stuks Cobra C6. Op de vraag van verbalisant of hij nog meer had, antwoordde de man bevestigend. Hierop heeft de verbalisant de man de afgesproken EUR 300,-- overhandigd en werd de man aangehouden door het onderzoeksteam. [3] [4] [5]
Na de aanhouding van verdachte werd op dezelfde dag in [locatie 1] in de woning en de schuur van de ouders van verdachte (waar verdachte op dat moment nog als woonachtig stond geregistreerd) door de politie een hoeveelheid vuurwerk aangetroffen. [6] Daarnaast werd die dag in [locatie 2], in het chalet waar verdachte met zijn vriendin verbleef, door de politie nog meer vuurwerk aangetroffen alsmede een zak met verdovende middelen. [7]
Onderzoeksmethode voor vaststelling professioneel vuurwerk
Door de raadsman is betoogd dat de onderzoeksmethode van het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) waarbij de vuurwerkdeskundige van de politie het vuurwerk visueel beoordeelt en in een categorie indeelt, onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring, omdat daaraan geen NFI-rapport ten grondslag ligt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat professioneel vuurwerk in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, vuurwerk betreft dat is ingedeeld in categorie F4 of dat is ingedeeld in categorie F2 of F3 en dat niet bij of krachtens voornoemd besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik. Gelet op deze definitie is niet op voorhand vereist dat (destructief) onderzoek aan het vuurwerk door het NFI of een vergelijkbare instelling plaatsvindt. Aangenomen kan worden dat vuurwerk van een zelfde fabrikant dat onder een bepaalde merknaam en bepaalde typeaanduiding en in massaproductie vervaardigd is en op de markt wordt gebracht, in beginsel dezelfde samenstelling heeft.
Uit het proces-verbaal van het COV [8] blijkt dat de onder verdachte inbeslaggenomen partij vuurwerk door de materiedeskundige van het COV is onderzocht op uiterlijke kenmerken en op basis daarvan is ingedeeld in de categorieën. Ook is het vuurwerk gewogen en geteld. Uit de diverse bijlagen bij het proces-verbaal van het COV blijkt dat dit vuurwerk voor het overgrote deel was voorzien van categorie indeling F4 en daarmee niet toegestaan voor particulier gebruik. Van al het tenlastegelegde vuurwerk is vastgesteld dat dit professioneel vuurwerk betreft.
Voorts merkt de rechtbank op dat het dossier ook nog deskundigenverklaringen van het NFI bevat. Daaruit blijkt wanneer de daarin benoemde specifieke soorten vuurwerk, Mortieren en mortierbommen, Flashbangers FP3 en Super Cobra 6, niet voldoen aan de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 van het Vuurwerkbesluit, welke conclusie vervolgens door de materiedeskundige ten aanzien van iedere set identiek vuurwerk (steeds in een aparte bijlage) is uiteengezet en onderbouwd. Ook dit onderzoek kan naar het oordeel van de rechtbank die conclusies dan ook dragen.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de vaststellingen van de materiedeskundige omtrent de hoeveelheid en de aard en indeling van het vuurwerk. De bevindingen worden ook bevestigd door het fotomateriaal in het dossier. De rechtbank heeft voorts geen enkel aanknopingspunt in het dossier aangetroffen op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat het vuurwerk, dat fabrieksmatig is geproduceerd onder een bepaalde merknaam en bepaalde typeaanduiding en in massaproductie vervaardigd is en op de markt wordt gebracht, niet steeds dezelfde samenstelling zou hebben. De enkele suggestie van de raadsman in dit verband, die geen basis vindt in de verklaring van de verdachte, is daartoe onvoldoende. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat meer specifiek onderzoek (door het NFI) aan het vuurwerk had moeten plaatsvinden waarbij had moeten worden onderzocht wat de pyrotechnische samenstelling is.
Verzoek tot nader (destructief) onderzoek
De rechtbank wijst gelet op het voorgaande het verzoek van de verdediging tot het (laten) doen van destructief onderzoek van het (inmiddels vernietigde) vuurwerk af, nu zij daartoe geen noodzaak ziet.
Verweer dummy’s
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat het vuurwerk mogelijk
dummy’sbetrof, als bedoeld in de zin van de wet of anderszins, overweegt de rechtbank dat het dossier daarvoor geen enkel objectief aanknopingspunt biedt. Dit standpunt is ook niet aannemelijk gemaakt; door of namens verdachte is geen enkele omstandigheid aangevoerd die wel een aanknopingspunt zou kunnen bieden voor een vermoeden dat het aangetroffen knalvuurwerk niet echt was. Verdachte heeft ook niet verklaard dat het dummy’s waren, integendeel, verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat het om illegaal knalvuurwerk ging [9] en dat hij zelf ook vuurwerk heeft afgestoken [10] .
Dummy’s zijn legaal (online) verkrijgbaar. Daarnaast heeft een
dummyeen ander gewicht dan het originele vuurwerk en staat op een
dummyook altijd vermeld dat het een
dummyis, wat ook voor de hand ligt nu het verkopen en/of voorhanden hebben van een
dummy, in tegenstelling tot het hebben van een origineel exemplaar, niet strafbaar is. De materiedeskundige van het COV heeft in voornoemde rapportage vastgesteld dat sprake was van professioneel vuurwerk en dus niet van dummy’s. De deskundigheid van het COV is in dit kader niet in twijfel getrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid dan wel de betrouwbaarheid van de bevindingen van de deskundige te twijfelen en verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Vormverzuim en artikel 6 EVRM
De raadsman heeft voorts nog gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, nu het aangetroffen vuurwerk reeds is vernietigd waardoor (tegen)onderzoek aan het vuurwerk niet meer mogelijk is. De verdediging is als gevolg hiervan niet in staat aan te toen dat het vuurwerk niet professioneel van aard is. Er is sprake van strijd met artikel 6 EVRM en dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande eveneens dat het vernietigen van het vuurwerk, waardoor nader (contra)onderzoek daaraan onmogelijk is, geen vormverzuim noch strijd met artikel 6 EVRM oplevert.
Conclusie
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. Hij heeft verklaard dat hij op Telegram gebruik heeft gemaakt van de usernaam ‘[accountnaam]’, dat hij op 20 april 2022 het door de pseudokoper bestelde professioneel knalvuurwerk, te weten tien pakjes van elk drie Cobra 6, aan hem heeft verkocht. Hij wist dat het bezit ervan en de handel erin verboden is. Ook heeft verdacht verklaard dat hij zijn voorraad illegaal knalvuurwerk bewaarde in de woning en de schuur van zijn ouders en in het chalet waar hij met zijn vriendin verbleef. [11]
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad, aan een ander ter beschikking heeft gesteld en heeft opgeslagen.
Feit 4
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 5 juli 2022 ten aanzien van het uitlezen van de in beslag genomen telefoon van verdachte (pagina 51 t/m 57 met bijlagen);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 24 juli 2023.
Feit 5
De rechtbank stelt voorop dat voor een juridisch toereikende vaststelling van de aard van een aangetroffen middel niet onder alle omstandigheden een laboratoriumtest vereist is en dat een indicatieve test, samen met voldoende ondersteunend en betekenisvol bewijs, kan leiden tot die vaststelling (ECLI:NL:GHAMS:2019:4951). Volgens meer recente rechtspraak is zelfs een indicatieve test niet vereist (ECLI:NL:GHAMS:2020:4099).
In dit geval heeft verbalisant [verbalisant 3] de verdovende middelen aangetroffen in het televisiemeubel in het chalet te [locatie 2]. [12] Verbalisant [verbalisant 2] heeft de verdovende middelen nadien onderzocht, waarbij een indicatieve test ten aanzien van de hennep is afgenomen. [13] Zwart – die volgens zijn (overigens niet betwiste) verklaring opgeleid, bevoegd en bekwaam is, heeft de hasjiesj ambtshalve herkend als zijnde hasjiesj. Ten aanzien van de hennep heeft hij verklaard dat het vermoedelijk gaat om hennep gezien de hem ambtshalve bekende kleur, geur en samenstelling. Na afname van de indicatieve test zag Zwart dat er een verkleuring in het testbuisje optrad wat duidde op de aanwezigheid van de stof THC (hennep).
De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd noch ambtshalve aanleiding om te twijfelen aan de juistheid of waarachtigheid van de bevindingen en/of deskundigheid van deze verbalisant op het gebied van de identificatie van hennep en hasjiesj, mede in aanmerking genomen dat een opsporingsambtenaar uit hoofde van zijn functie moet worden geacht over de deskundigheid te beschikken om te kunnen beoordelen of bepaalde stoffen hennep en/of hasjiesj in de zin van de Opiumwet zijn. Daar komt bij dat verdachte zowel ter terechtzitting als tegenover de politie heeft bevestigd dat het aangetroffen materiaal hennep betrof. [14] Het staat voldoende vast dat de bij de verdachte aangetroffen stoffen hennep en hasjiesj betrof.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat de verdovende middelen door het NFI hadden moeten worden getest en komt op grond van voornoemde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van dit feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1hij op 20 april 2022 in Nederland,
opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 90 stuks knalvuurwerk van het type Cobra 6
voorhanden heeft gehad en aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
feit 2
hij op 20 april 2022 in Nederland,
opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 61 stuks knalvuurwerk van het type Cobra 6 en
- 10 stuks knalvuurwerk (banger/flashbanger) van het type 6004,
voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen;
feit 3
hij op 20 april 2022 in Nederland,
opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten- 29 shells (mortierbom) van het type D3 A00 en- 14 shells (mortierbom) van het type S5 E/P en- 84 lawinepijlen (signaalraketten) van het type 901 en- 40 stuks knalvuurwerk van het type Cobra 6 en- 3 stuks knalvuurwerk (Dumbum) van het type P170/TIG4 en- 20 stuks knalvuurwerk (Dumbum) van het type P6AE en- 5 stuks knalvuurwerk (banger/flashbanger) van het type FP3 en- 38 stuks knalvuurwerk (banger/flashbanger) van type FP3/TP2 BIG en- 36 mijnen van het merk/type Klasek en- 1 stuks vuurwerk van het type Zonnewiel,
voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen;
feit 4
hij in de periode van 6 december 2021 tot en met 20 april 2022 in Nederland,opzettelijk, teneinde handelingen als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste lidvan het Vuurwerkbesluit, te weten het voorhanden hebben en/of opslaan en/of aaneen ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk bestemd voorparticulier gebruik, voor te bereiden en/of te bevorderen,heeft getracht anderen te bewegen om die handelingen te plegen, immers heeft verdachte,in de periode van 6 december 2021 tot en met 20 april2022 via de applicatie Telegram professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te koop aangeboden;
feit 5
hij op 20 april 2022 in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van- ongeveer 59 gram hennep en- ongeveer 4 gram hasjiesj,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer gelezen in samenhang met artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten.
Het onder 4 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer gelezen in samenhang met artikel 1.2.2 lid 5 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten.
Het onder 5 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 3 onder C in samenhang met artikel 11 lid 2 van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, telkens:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de
Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 5:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafbepaling rekening moet
worden gehouden met de coöperatieve houding van verdachte. Hij heeft direct openheid van zaken gegeven en is zich inmiddels bewust van de gevaren van het in beslag genomen vuurwerk. Hoewel de eis van de officier van justitie niet onredelijk lijkt, acht de raadsman een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een taakstraf van 180 uren meer passend.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Zo heeft hij op 20 april 2022 een hoeveelheid van 90 stuks Cobra 6 verkocht. Daarnaast had hij nog professioneel vuurwerk opgeslagen in twee woonlocaties. Gelet op de specificaties van het vuurwerk zoals omschreven in het proces-verbaal van het COV van 29 juni 2022 gaat de rechtbank uit van een netto explosieve massa (NEM) van ruim 29 kilo. Tevens had verdachte een zak met hennep en hasjiesj aanwezig.
Het is algemeen bekend dat vuurwerk gevaar kan opleveren. Dat geldt zeker voor professioneel vuurwerk, dat een substantieel zwaardere of explosievere lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Het vuurwerk kan massa-explosief reageren. Dit betekent dat indien één exemplaar in een partij, waarin de artikelen dicht bij elkaar liggen, tot ontbranding komt en explodeert, de kans bestaat dat de hele partij sympathisch mee-explodeert. Met het opslaan van professioneel vuurwerk in een woonwijk en in een chalet, heeft verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht.
Ook het afsteken van professioneel vuurwerk brengt risico’s met zich, niet alleen voor degene die het afsteekt, maar ook voor de omstanders. Ernstige gehoorbeschadiging, zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden kan daarvan het gevolg zijn. Het voorhanden hebben van voornoemde hoeveelheid professioneel vuurwerk levert dus gevaren op voor mens en dier en veroorzaakt maatschappelijk onacceptabele risico’s.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, terwijl hij wist dat dit vuurwerk illegaal was, toch tot de aankoop, opslag en doorverkoop daarvan is overgegaan. Verdachte heeft daarbij géén rekening gehouden met het genoemde grote gevaren. Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich pas achteraf bewust is geworden van de gevaren van zijn hobby.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 30 mei 2023.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte rekening houden met de omstandigheid dat hij zich nu wel realiseert wat het gevaar en de risico’s van dit vuurwerk zijn en dat (de handel in) vuurwerk inmiddels geen hobby meer van hem is. Tenslotte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte serieus bezig is met zijn toekomst als zzp’er (timmerman) en nog een hele toekomst voor zich heeft liggen (verdachte is nu 27 jaar).
Vanwege voornoemde omstandigheden en gelet ook op de straffen die in soortgelijke zaken
worden opgelegd acht de rechtbank, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren, een taakstraf in combinatie met een geldboete passend.
Hoewel een geldboete niet is geëist, is de rechtbank van oordeel dat deze bijkomende modaliteit passend is gelet op de door verdachte behaalde opbrengst uit de verkoop van het vuurwerk. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard ongeveer € 3.000,- te hebben verdiend met de verkoop van vuurwerk. Voor het te koop aanbieden van vuurwerk heeft verdachte gebruik gemaakt van de in beslag genomen Apple iPhone 11. De rechtbank houdt rekening met het feit dat deze inbeslaggenomen telefoon verbeurd zal worden verklaard en schat de waarde van de in beslag genomen telefoon op € 1.000,-. De rechtbank heeft daarbij ook de draagkracht van de verdachte, zoals ter zitting aan de orde is gesteld, in ogenschouw genomen. De rechtbank is van oordeel dat met een boete ter hoogte van € 2.000,- verdachte niet onevenredig in zijn inkomen en vermogen wordt getroffen.
Gelet op de bijkomende geldboete, zal de rechtbank de op te leggen taakstraf matigen tot een taakstraf ter hoogte van 150 uren.
Het voorgaande brengt de rechtbank resumerend tot het oordeel dat de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren alsmede een taakstraf van 150 uren en een geldboete van € 2.000,- passend en geboden is.
7.4
Het inbeslaggenomen voorwerp
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon verbeurd moet worden verklaard.
De raadsman heeft zich hierover niet uitgelaten.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde telefoon (Apple iPhone 11) verbeurd moet worden verklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke de onder 1 en 4 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, telkens:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de
Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 5:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig dagen);
het in beslag genomen voorwerp
- verklaart verbeurd het onder 1 op de beslaglijst genoemde voorwerp ‘gsm’, te weten een iPhone 11.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mrs. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. M. van Berlo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur, met nummer PL0100-2022098031. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verdenking van 20 april 2022 (pagina’s 9-18).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van politiële pseudokoper van 20 april 2022 (pagina’s 389-390).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 april 2022 (pagina 34).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 april 2022 (pagina 33)
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 april 2022 (pagina’s 37 tot en met 44).
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 april 2022 (pagina 35).
8.Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4], werkzaam bij het COV, van 29 juni 2022 met bijlagen.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina’s 419 en 421-422).
10.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 24 juli 2023.
11.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 24 juli 2023.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 3] van 20 april 2022 met betrekking tot het chalet in [locatie 2] (pagina 35).
13.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 21 april 2022 met betrekking tot het indicatief testen hennep.
14.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 24 juli 2023.