In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973, was aangeklaagd voor het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid hasjiesj, een middel als bedoeld in de Opiumwet. De tenlastelegging betrof het vervoeren van ongeveer 1020 gram hasjiesj op 26 augustus 2019 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 november 2020 heeft de verdediging aangevoerd dat er geen redelijk vermoeden was voor de doorzoeking van de scooter van de verdachte, wat zou leiden tot een onherstelbaar vormverzuim. Het hof oordeelde dat de waarnemingen van de verbalisanten onvoldoende waren om een doorzoeking te rechtvaardigen, maar dat dit vormverzuim niet leidde tot bewijsuitsluiting. Het hof achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.