ECLI:NL:RBOVE:2023:3066

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
71/065917-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige invoer van cocaïne met gebruik van SkyECC-berichten

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de grootschalige invoer van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het binnenbrengen van 998,85 kilogram cocaïne op 7 april 2020 en 897,44 kilogram cocaïne op 7 juli 2020 in Nederland. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar het gebruik van SkyECC-berichten, waarmee de verdachte en medeverdachten hun activiteiten coördineerden. De rechtbank oordeelde dat de SkyECC-data rechtmatig waren verkregen en dat de verdachte op de hoogte was van de illegale activiteiten. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op de SkyECC-berichten en andere bewijsmiddelen, waaronder observaties en inbeslagnames. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de organisatie van de invoer, waaronder het opstellen van valse e-mailcorrespondentie en het aansturen van chauffeurs. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de impact van de cocaïnehandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71/065917-22 (P)
Datum vonnis: 1 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
verblijvende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 juli 2023, 11 juli 2023 en 18 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna: de officier van justitie) en van wat namens zijn raadsman mr. W.N. Ramnun, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen 998,85 kilogram cocaïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en die hoeveelheid cocaïne vervolgens heeft vervoerd;
feit 2:samen met anderen 1.169,56 kilogram cocaïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en die hoeveelheid cocaïne vervolgens heeft vervoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 april 2020 tol en met 8 april 2020, te Rotterdam en/of Etten-Leur en/of St. Willibrord en/of Oudenbosch, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer) 998,85 kilogram cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 juli 2020 tot en met 12 juli 2020, te Rotterdam en/of Oudenbosch en/of St. Willibrord, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer) 897,44 kilogram cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir en de daarbij behorende bijlage, op het standpunt gesteld dat de SkyECC-data rechtmatig zijn verkregen en dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Formele verweren
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota, het standpunt ingenomen dat de vergaring en de verwerking van de SkyECC-data, waaronder de data die zijn gebruikt in het onderhavige onderzoek, op onrechtmatige wijze zijn geschied. Als gevolg daarvan dienen deze data te worden uitgesloten van het bewijs, hetgeen tot vrijspraak van verdachte zou moeten leiden.
Het betoog van de raadsman houdt in de kern in dat de Hoge Raad, in zijn beslissing van
13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913), de door de rechtbank Noord-Nederland gestelde prejudiciële vragen onjuist heeft beantwoord. De raadsman heeft bepleit dat artikel 31 EOB-richtlijn niet enkel voorziet in het waarborgen van soevereiniteit en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als de interceptie van communicatie van SkyECC-gebruikers feitelijk op Nederlands grondgebied plaatsvindt. De rechtmatigheid van de interceptie van de SkyECC-data van gebruikers in Nederland dient dus op basis van Nederlands recht te worden beoordeeld. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de IP-tap op de server van SkyECC voor de verkrijging van de data van Nederlandse SkyECC-gebruikers en de verwerking daarvan op onrechtmatige wijze is geschied, vanwege strijdigheid met de artikelen 7 en 8 juncto 52 lid 1 van Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest), omdat de informatievergaring zich niet heeft beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is en daaromtrent niet voldoende waarborgen waren gesteld.
Materiële verweren
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, vanwege het feit dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de (enige) gebruiker was van de aan hem toegeschreven SkyECC-accounts. Met name de conclusies die de politie heeft verbonden aan de mastgegevens die werden opgenomen in het proces-verbaal van identificatie zijn niet houdbaar.
Indien en voor zover de rechtbank tot het oordeel zou komen dat verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de aan hem toegeschreven SkyECC-accounts, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat geen sprake was van medeplegen vanwege onvoldoende gewicht van de bijdrage van verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De rechtmatigheid van de vergaring en de verwerking van de SkyECC-data
Feitelijke gang van zaken rondom de SkyECC-tap
In het onderzoek 26Mapleton is informatie verkregen uit het onderzoek 26Argus dat zich richtte op (gebruikers van) SkyECC. Het bedrijf SkyECC bood voorgeprogrammeerde toestellen aan, met daarop functionaliteiten voor diverse vormen van communicatie en de automatische vernietiging daarvan. De toestellen werden volledig anoniem en alleen tegen contante betaling of betaling via cryptovaluta verhandeld.
De server die SkyECC gebruikte bevond zich in Roubaix (Frankrijk) bij het bedrijf [bedrijf 1] .
Samen met de Belgische autoriteiten heeft Nederland een verkennend overleg gehad met Frankrijk, om een toelichting te geven op het nog uit te vaardigen Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) en om helderheid te krijgen over de vraag of Frankrijk de onderzoeken zou kunnen verrichten. Op 6 december 2018 heeft Nederland een EOB naar Frankrijk verzonden om daarmee een image te verkrijgen van de servers. Voorafgaand aan het verzenden van deze EOB heeft de rechter-commissaris onder voorwaarden een machtiging verleend voor het door de officier van justitie doen van een vordering als bedoeld in artikel 126ug, tweede lid, Sv. Hiermee kreeg de officier van justitie toestemming voor het maken van een image.
Frankrijk heeft uitvoering gegeven aan het EOB, waarna de Franse officier van justitie een opsporingsonderzoek is gestart, waarbij door de Franse rechter toestemming is verleend voor de interceptie, opname en transcriptie van de communicatie tussen de SkyECC-servers.
Op 24 en 26 juni 2019 hebben de Franse autoriteiten IP-taps geplaatst op twee SkyECC-servers. De data van deze IP-taps zijn op 11 juli 2019 beschikbaar geworden voor Nederland. Verder is gebleken dat de geïntercepteerde data door de rechter-commissaris in Lille op eigen initiatief zijn overgedragen aan twee Nederlandse officieren van justitie.
Op 13 december 2019 is er tussen Nederland, België en Frankrijk een overeenkomst voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam gesloten. Vanaf dat moment heeft Frankrijk de geïntercepteerde data aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam, en dus aan Nederland, verstrekt. Binnen dat team hebben Nederlandse technici een techniek ontwikkeld om een kopie te maken van het werkgeheugen van één van de SkyECC-servers, zonder dat die offline zou gaan. Op 14 mei 2020 en 3 juni 2020 heeft Frankrijk deze techniek ingezet. Vervolgens heeft Nederland een techniek ontwikkeld (‘man in the middle’) die het ontsleutelen van het berichtenverkeer mogelijk maakte. Nadat de Franse adviescommissie, die gaat over apparatuur die een inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer en briefgeheim, toestemming had gegeven, is deze techniek op 18 december 2020 aangesloten.
Op 11 december 2020 is het onderzoek 26Argus gestart, dat zich richtte op NN-gebruikers van SkyECC. In dat onderzoek hebben rechters-commissarissen onder voorwaarden op
15 december 2020 een machtiging verleend voor het geven van een bevel op grond van artikel 126t Sv (tapmachtiging) en op 7 en 11 februari 2021 voor het geven van een bevel op grond van artikel 126uba Sv (machtiging voor het binnendringen in een geautomatiseerd werk). Verder is er nog door de rechter-commissaris aanvullende toestemming verleend voor inzage in en het gebruik van in- en uitgaande communicatie van steeds een dataset van
Sky-ID’s. Op basis van deze machtigingen zijn de data geanalyseerd en gedeeld met andere onderzoeken.
Een officier van justitie van onderzoek 26Argus heeft op basis van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om gegevens uit 26Argus binnen onderzoek 26Mapleton te gebruiken.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
Ten aanzien van het al dan niet van toepassing zijnde (internationale of interstatelijke) vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank, in navolging van hetgeen de Hoge Raad in zijn prejudiciële beslissing van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913) heeft overwogen, als volgt.
Allereerst dient de rechtbank vast te stellen of de toepassing van de opsporingsbevoegdheid heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten of de Nederlandse autoriteiten. De verantwoordelijkheid ligt bij Nederland als onder het gezag van een Nederlandse officier van justitie in het buitenland door Nederlandse opsporingsambtenaren toepassing wordt gegeven aan de hun bij de Nederlandse wet toegekende opsporingsbevoegdheden. De verantwoordelijkheid ligt ook bij Nederland als een zodanige nauwe samenwerking bestaat tussen Nederland en de buitenlandse autoriteiten bij de opsporing dat het gezag daarover feitelijk of in overwegende mate toekomt aan de Nederlandse officier van justitie. Hiervan is geen sprake als de Nederlandse opsporingsambtenaren slechts aanwezig mogen zijn bij de uitvoering van de opsporingshandeling door de buitenlandse autoriteiten of als door Nederland technische assistentie wordt verleend aan de buitenlandse autoriteiten.
Op basis van de hiervoor onder 3.3.1 vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat bij de SkyECC-tap sprake is geweest van opsporing in Frankrijk, onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Dat Nederland technische assistentie heeft verleend aan Frankrijk en dat Nederland de informatie van Frankrijk heeft verkregen door de oprichting van een gemeenschappelijk onderzoeksteam of door het door Nederland uitgevaardigde EOB, doet daar niet aan af. De toepassing van de opsporingsbevoegdheid heeft dan ook niet plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Als de opsporingsbevoegdheid onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten in dat land wordt verricht, waarbij zoals in dit geval sprake is van een land dat is aangesloten bij het EVRM, is het niet de verantwoordelijkheid van de Nederlandse strafrechter om de rechtmatigheid van die onderzoekshandelingen te toetsen. Als de rechter dat wel zou doen, levert dat een aantasting op van de soevereiniteit van dat land, in dit geval Frankrijk. Mocht er wel sprake zijn van een schending van enig recht dat wordt gewaarborgd door het EVRM, dan geldt dat de verdachte het recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM voor een instantie van het betreffende land, in dit geval Frankrijk. Daarom moeten de beslissingen van buitenlandse autoriteiten die aan het onderzoek ten grondslag liggen worden gerespecteerd en moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. Dit is alleen anders als in dat land onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daar geldende regels is verricht. Pas dan beoordeelt de rechter aan de hand van de beoordelingsfactoren van artikel 359a, tweede lid, Sv of dit leidt tot een rechtsgevolg.
Europees onderzoeksbevel
Het stelsel van het EOB is gestoeld op het beginsel van wederzijdse erkenning en het daarmee verbonden beginsel van onderling vertrouwen tussen de lidstaten van de Europese Unie. Als een rechter gebruikmaakt van resultaten die met een EOB zijn verkregen, kan de rechter beoordelen of de beslissing om een EOB uit te vaardigen in overeenstemming met de wet is genomen. Als een rechter-commissaris hierover al heeft beslist, kan de rechter nog kijken of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen.
De rechter moet zich echter onthouden van een toetsing van de wijze waarop de resultaten zijn verkregen. Er moet van worden uitgegaan dat in de uitvoerende lidstaat, in dit geval Frankrijk, wordt of kan worden getoetst of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, wat betreft de aan die bevoegdheid verbonden formaliteiten, rechtmatig is toegepast. Wat betreft het beoordelen van het verkregen materiaal waarborgt de rechter dat het gebruik van dit bewijsmateriaal in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging. Daarbij moet de rechter de ‘overall fairness’ waarborgen.
Artikelen 7 en 8 van het Handvest
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de onderzoekshandelingen en daaruit voortvloeiende resultaten vanwege het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet worden getoetst door de Nederlandse strafrechter. Dat betekent dat de Nederlandse strafrechter ook niet toetst of de inzet van het interceptiemiddel in Frankrijk door de Franse autoriteiten in strijd was met de artikelen 7 en 8 van het Handvest.
Rechtmatigheid SkyECC-data
De rechtbank stelt, op basis van het hiervoor overwogene, vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op de SkyECC-tap, waardoor ervan moet worden uitgegaan dat Frankrijk het onderzoek rechtmatig heeft verricht, nu door de Franse rechter niet onherroepelijk is vastgesteld dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daar geldende regels is verricht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de data rechtmatig zijn verkregen.
Betrouwbaarheid SkyECC-data
Vervolgens dient beoordeeld te worden in hoeverre de verkregen en ontsleutelde SkyECC-data betrouwbaar zijn. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek gedaan naar de volledigheid en correctheid van Sky ECC berichten die met de zogenaamde Toolboxmethode zijn ontcijferd [1] . Daartoe zijn meerdere decoderingslagen geïdentificeerd en onderzocht. Voor het ontcijferingsproces zijn verschillende encryptiesleutels benodigd, waaronder de privé sleutels van gebruikers, berichtsleutels, groepsberichtsleutels en sessiesleutels. Uit het verkrijgen van leesbare tekst kan afgeleid worden dat de gebruikte sleutels correct waren. Niet alle berichten konden door de onderzoekers worden ontcijferd. Dit niet volledig zijn van leesbare chatberichten in de Toolboxgegevens is onderzocht en de resultaten van dat onderzoek zijn, aldus het NFI, goed verklaarbaar met de veronderstellingen dat 1) van sommige toestellen het end-to-end sleutel materiaal niet beschikbaar is en 2) van sommige chat-groepen het sleutel-materiaal niet beschikbaar is. De interpretatie van het NFI luidt overigens dat áls een ontcijferde representatie van de berichten aanwezig is, dat deze dan ook juist is. Uit de validatie van de tijdregistraties in de berichten in de Toolboxgegevens blijkt dat het tijdstempel van het verzenden van (ontcijferde) berichten een nauwkeurigheid heeft in de orde van één seconde. Het NFI trekt op basis van haar onderzoek de conclusie dat de Toolboxgegevens een correcte weergave van de chatberichten en hun metadata zijn.
Op grond van deze conclusies acht de rechtbank de SkyECC data betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmateriaal.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de verweren strekkende tot bewijsuitsluiting verwerpt.
3.3.2
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [2]
3.3.3
De identificatie van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3]
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen SkyECC-berichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat gebruik werd gemaakt van telefoontoestellen waarop SkyECC was geïnstalleerd. De gebruikers van de toestellen hadden de accounts niet op hun eigen naam geregistreerd, maar onder een gebruikersnaam.
De vraag die in deze zaak en in de zaken van medeverdachten, al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie het Openbaar Ministerie in het onderzoek 26Mapleton vervolging heeft ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van de aan hen toegeschreven SkyECC-accounts.
De SkyECC-berichten in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 29 maart 2020 tot 25 oktober 2020 (zomertijd) in Nederland twee uren later was dan de weergegeven UTC-tijd en in de periode van 27 oktober 2019 tot
29 maart 2020 (wintertijd) in Nederland een uur later was dan de weergegeven UTC-tijd. Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] , dat medeverdachte
[medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gebruik heeft gemaakt van het account [accountnaam 4] , dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) gebruik heeft gemaakt van de accounts [accountnaam 5] , [accountnaam 6] en [accountnaam 7] en dat medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna:
[medeverdachte 3] ) gebruik heeft gemaakt van het account [accountnaam 8] .
De identificatie van verdachte als [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] volgt onder meer uit het volgende.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de voornoemde accounts dezelfde gebruiker hebben. Aan de SkyECC-accounts zijn verschillende bijnamen gekoppeld, die gelijkenissen vertonen. Het gaat onder meer om de namen [alias 1] , [alias 2] , [alias 3] , [alias 4] en [alias 5] . De verwijzing ‘new’ betekent veelal dat een gebruiker een nieuw account heeft aangemaakt. [3] Verder blijkt uit de periodes waarin berichten werden verzonden dat de genoemde accounts elkaar opgevolgd hebben. Met het account [accountnaam 3] werden berichten verzonden van 3 januari 2020 tot en met 7 april 2020, met het account [accountnaam 1] werden berichten verstuurd van 6 april 2020 tot en met 8 juni 2020 en met het account [accountnaam 2] werden berichten verzonden van 24 juni 2020 tot en met 3 januari 2021. [4]
Voorts blijkt dat de gebruiker, toen hij wisselde van [accountnaam 3] naar [accountnaam 2] , dat in een bericht aangaf. Op 6 april 2020 werd in een gesprek tussen [accountnaam 3] en de onbekend gebleven gebruiker [accountnaam 9] , door [accountnaam 3] het bericht verstuurd:
“Nieuwe sky voeg je me toe”. [5]
Het account [accountnaam 3] kan aan verdachte worden gekoppeld, vanwege de bijnaam [verdachte] die eveneens aan het account is gekoppeld. [verdachte] is de voornaam van verdachte. [6] De gebruiker van de accounts die aan verdachte worden toegeschreven wordt voorts meer dan eens aangesproken met ‘ [verdachte] ’, de voorletters van verdachte. [7]
De gebruiker van de accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] heeft bovendien veelvuldig contact met de accounts van medeverdachte [medeverdachte 2] . Uit het politiesysteem komt verder naar voren dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op 6 april 2020 en op
31 januari 2021 samen gecontroleerd werden. Op 6 april 2020 om 13:15 uur werden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] staande gehouden door de politie. Tijdens deze controle werden er vijf mobiele telefoons aangetroffen. Verdachte verklaarde dat één van die telefoons van hem was. [8] Opvallend is dat, zoals hiervoor overwogen, de gebruiker [accountnaam 3] op dezelfde dag, op 6 april 2020, ook zegt dat hij gebruik gaat maken van een nieuw SkyECC-account. Tijdens een controle op 31 januari 2021 was verdachte op bezoek bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Daarbij was ook [betrokkene] aanwezig. Verdachte verklaarde tijdens de controle dat hij samen met zijn vriendin, [betrokkene] , in Spanje woonde. Uit de politiesystemen blijkt ook dat [betrokkene] en verdachte een relatie hebben. In meerdere gesprekken op de accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 2] wordt de naam ‘ [betrokkene] ’ of ‘ [betrokkene] ’ als vriendin van de gebruiker genoemd. Verdachte en [betrokkene] hebben samen een kind dat werd geboren in juni 2021. Uit een gesprek tussen [accountnaam 2] en de onbekend gebleven [accountnaam 10] van 21 november 2020 komt naar voren dat de vrouw van [accountnaam 2] zwanger is. [9] Gelet op de maand waarin verdachte en [betrokkene] ouders zijn geworden, moet [betrokkene] in november 2021 zwanger zijn geweest.
Uit gesprekken tussen [accountnaam 2] en de onbekend gebleven [accountnaam 11] respectievelijk [accountnaam 12] komt naar voren dat [accountnaam 2] op 29 december 2020 en 1 januari 2021 in Dubai verbleef. Aan eerstgenoemde stuurde [accountnaam 2] een foto van een folder over een buggysafari in de woestijn. Uit de visa in het paspoort van verdachte blijkt dat hij van 28 december 2020 tot 3 januari 2021 in Dubai verbleef. In de woning van verdachte is dezelfde folder over de buggysafari aangetroffen als door [accountnaam 2] gefotografeerd en verzonden [10] .
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] . Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van de bovenstaande identificaties en zal de rechtbank de gebruiker van de accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] aanduiden als verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien en voor zover verdachte aan (een van) de accounts kan worden gekoppeld, niet kan worden bewezen dat verdachte de berichten heeft verzonden die voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten kunnen worden gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat andere mensen gebruik hebben gemaakt van de SkyECC-accounts van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit verweer van de verdediging geen stand houdt en verwerpt het.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de politie onjuiste conclusies heeft getrokken over de (nachtelijke) verblijfplaats van verdachte aan de hand van de in het in het proces-verbaal van identificatie van verdachte als gebruiker van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] opgenomen mastgegevens. Nu de rechtbank de mastgegevens niet gebruikt voor het bewijs, kan het voornoemde verweer van de raadsman verder onbesproken blijven.
De rechtbank verwijst voor de bewijsmiddelen voor de identificatie van de gebruikers van de SkyECC-accounts [accountnaam 5] , [accountnaam 6] en [accountnaam 7] (medeverdachte [medeverdachte 2] ), [accountnaam 8] (medeverdachte [medeverdachte 3] ) en [accountnaam 4] (medeverdachte [medeverdachte 1] ) naar de veroordelende vonnissen van vandaag (met parketnummers 71/062704-22 en 71/241653-22, 71/045699-22 en 71/030268-22).
3.3.4
Bewezenverklaring feiten 1 en 2
Hieronder zal de rechtbank in de inleiding de modus operandi van ‘pincode smokkel’ uiteenzetten om daarna achtereenvolgens per zaaksdossier de redengevende feiten en omstandigheden en de overwegingen ten aanzien van de invoer van cocaïne, de betrokkenheid van verdachte en het opzet op de (verlengde) invoer van die cocaïne te bespreken. Ten slotte zal overkoepelend een aantal overwegingen ten aanzien van het medeplegen en de ten laste gelegde pleegperiodes aan bod komen.
3.3.4.1 Modus operandi ‘pincode smokkel’ [11]
Om een container uit de haven van Rotterdam te kunnen ophalen, moet de container worden aangemeld in Portbase. Dat is, kort gezegd, een digitaal platform waarbinnen containers moeten worden aangemeld, alvorens deze mogen worden opgehaald bij de Rotterdamse haventerminals. Deze aanmelding wordt de voormelding genoemd. Naast de voormelding moet aan vier voorwaarden worden voldaan. De container moet aanwezig zijn in de haven, er moet een commerciële vrijstelling zijn, er moet geen sprake zijn van een douaneblokkade en de douanedocumenten moeten aanwezig zijn. Als aan alle voorwaarden is voldaan, dan staan ‘alle vier de bolletjes op groen’. Als alle bolletjes op groen staan, dan kan de container worden afgehaald met een pincode. Deze pincode is een bij de container behorend uniek nummer en deze wordt door de rederij verstrekt aan de eigenaar van de goederen in de container. De eigenaar van de goederen benadert vervolgens een transportonderneming en geeft die onderneming de pincode, zodat de container kan worden opgehaald. Bij een aantal terminals kan de container niet met een pincode worden afgehaald, maar moet men over een
truck appointment reference code (hierna: TAR) beschikken die bij de voormelding wordt verstrekt.
Sinds eind 2018 heeft de diefstal van zeecontainers vanaf diverse terminals
door het onrechtmatig gebruik van pincodes een vlucht genomen. Deze diefstallen lijken voornamelijk te worden gerelateerd aan de smokkel van verdovende middelen.
Gebleken is dat een container, die is voorgemeld via Portbase en waarbij alle bolletjes op groen staan, door elke willekeurige transporteur kan worden opgehaald, als die transporteur beschikt over het containernummer en de juiste pincode. Criminelen maken daarvan gebruik door, op enig moment in het logistieke proces, de pincode van een container te bemachtigen om de container onrechtmatig af te halen. De chauffeur komt dan bij de terminal om een recent geloste en vrijgegeven container op te halen. Hierbij heeft hij de juiste gegevens bij zich, te weten een containernummer en de bijbehorende pincode. Vaak blijkt dan, na onderzoek van politie of een melding van de eigenaar van de goederen, dat deze chauffeur niet de vervoerder van de container had moeten zijn en dat deze container buiten medeweten van de eigenaar van de goederen en de rechtmatige vervoerder is meegenomen. Om deze werkwijze te laten slagen is noodzakelijk dat criminelen een transportbedrijf inschakelen om de container eerder af te halen dan de legitieme vervoerder. Nadat de container onrechtmatig is meegenomen, wordt de container veelal kortstondig in een loods of op een afgelegen plek neergezet, waarna de verdovende middelen uit de container worden gehaald, voordat de transporteur zijn weg vervolgt richting het beoogde legitieme afleveradres. Vaak wordt de container afgeleverd op de plaats van bestemming met een vervalste of ontbrekende verzegeling.
3.3.4.2 Feit 1, zaaksdossier [naam 3]
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op 7 april 2020 werd het HARC-team in Rotterdam op de hoogte gesteld van door het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum ontvangen informatie, inhoudende dat aan boord van het schip Cartagena Express een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig zou zijn in container [nummer 1] (hierna: de container). [12] Diezelfde dag werd de genoemde container, die werd gelost aan de Hutchinson Ports ECT Delta Europaweg 875 te Rotterdam, door de Douane gecontroleerd. Bij verwijdering van de drie zegels van de container werd geconstateerd dat één van de zegelnummers niet overeenkwam met wat op het manifest stond vermeld. In plaats van het nummer [nummer 2] , dat op het manifest stond, stond op het zegel op de container het nummer [nummer 3] . [13]
In de container werden vaten met bevroren mangoconcentraat aangetroffen en 20 balen met in totaal 1000 pakketten, inhoudende een witte poederachtige substantie. Deze pakketten werden op 7 april 2020 om 16:00 uur inbeslaggenomen voor onderzoek. [14] Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om cocaïne met een totaal nettogewicht van 998,85 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [15]
De SkyECC-berichten
Zoals hiervoor is overwogen zijn berichten uit het onderzoek 26Argus aan het onderzoek 26Mapleton ter beschikking gesteld. Hierdoor is zicht ontstaan op het SkyECC-berichtenverkeer tussen verdachte en andere gebruikers, waaronder enkele medeverdachten. De SkyECC-berichten in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 29 maart 2020 tot 25 oktober 2020 (zomertijd) in Nederland twee uren later was dan de weergegeven UTC-tijd. [16] Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd.
Gelet op het bepaalde in het Kokosnootarrest [17] , kortgezegd inhoudende dat handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen in beginsel niet meer kunnen strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen, zal de rechtbank de SkyECC-berichten die werden verstuurd na het tijdstip van inbeslagname van de cocaïne, in dit geval 7 april 2020 om 16:00 uur, buiten beschouwing laten. Deze berichten lenen zich in beginsel niet voor het gebruik als bewijs van de ten laste gelegde feitelijke invoer of verlengde invoer van verdovende middelen.
Verdachte nam deel aan het groepsgesprek [code 1] , waaraan ook medeverdachten
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deelnamen. [18] Naast voornoemd groepsgesprek konden ook de groepsgesprekken [code 2] en [code 3] aan de invoer en het verdere vervoer en de overdracht van de container worden gelinkt.
Uit de verschillende groepsgesprekken komt het volgende naar voren.
Op 6 april 2020 vanaf 20:05 uur worden de eerste berichten in groepsgesprek [code 1] verzonden. Medeverdachte [medeverdachte 2] zegt dat ze hier op kunnen
“texten”en vraagt of medeverdachte [medeverdachte 1] nog even de e-mails wil sturen alsmede het telefoonnummer van de
‘chauff’. [19] Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt dat hij er zo aan komt, stuurt vervolgens het telefoonnummer [telefoonnummer] door en zegt:
“let op is eigen chauffeur”. Uit het dossier blijkt dat dit telefoonnummer in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ). [20]
Uit de chatberichten blijkt vervolgens dat verdachte en de medeverdachten bezig zijn om een gefingeerde e-mailcorrespondentie op te stellen waaruit zou moeten blijken dat het transport in opdracht van [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ) werd uitgevoerd. Het transport werd echter feitelijk uitgevoerd door [bedrijf 3] B.V. Medeverdachte [medeverdachte 1] stuurt de
e-mailadressen ‘ [e-mailadres 1] ’ en ‘ [e-mailadres 2] ’ in het groepsgesprek. Medeverdachte [medeverdachte 2] vraagt vervolgens aan medeverdachte [medeverdachte 1] of hij een voorbeeld van een e-mail kan maken om naar de chauffeur van te sturen en daarna wordt besproken hoe de mails, waarmee de chauffeur de container kan ophalen, moeten worden opgesteld. In eerste instantie dient het afleveradres van het reguliere bedrijf [bedrijf 2] erin te staan. Op het moment dat de container de poort heeft verlaten, moet een ander afleveradres als tussenstop worden doorgegeven. [21] Verdachte legt uiteindelijk de door hem opgestelde e-mail voor en vraagt of hij die mail zo kan versturen. Medeverdachte [medeverdachte 2] vraagt of medeverdachte [medeverdachte 1] daarmee ook akkoord is, want, zo zegt hij:
“meester beslist”. Medeverdachte [medeverdachte 1] geeft vervolgens toestemming om de mail te verzenden. [22]
Vervolgens deelt medeverdachte [medeverdachte 1] mee dat de chauffeur de volgende dag om
7
uur daar is. [23] Medeverdachte [medeverdachte 2] schrijft dan
“Inshallah dat we die bak [24] eruit mogen halen”,waarop medeverdachte [medeverdachte 1] reageert met
“we gaan er voor en we doen met zijn alle ons best”. [25]
In groepsgesprek [code 2] stuurt een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker met de gebruikersnaam [accountnaam 13] op 6 april 2020 om 20:54 uur een aantal foto’s, waarbij hij de tekst voegt
“ze is er bijna”. Op de foto’s wordt de locatie van het schip de Cartagena Express weergegeven. Dat is het schip waarop de container zich bevindt. Ook is te zien dat de geplande aankomsttijd van het schip 7 april 2020 om 07:00 uur is. [accountnaam 13] vraagt of ze een ‘schone pb’ [26] hebben en zegt dat op die van gisteren nog geen melding is binnengekomen. Medeverdachte [medeverdachte 2] laat dan weten nog een oude Portbase te hebben, maar er wordt besloten dat voor dit transport de Portbase van [accountnaam 13] zal worden gebruikt. [27]
In het Engelstalige groepsgesprek [code 3] wordt op 7 april 2020 om 03:37 uur afgesproken dat in dat groepsgesprek vanaf 07:00 wordt overlegd om ‘eye’ [28] aan te sturen en wordt gemeld dat medeverdachte [medeverdachte 2] dan online zal zijn. Op 7 april 2020 om 07:01 wordt door een onbekend gebleven gebruiker meegedeeld dat ‘ [alias 9] ’ er is. Medeverdachte [medeverdachte 2] reageert daarop door te zeggen dat hij de chauffeur zal bellen. [29] Een minuut later, om 07:02 uur vraagt hij in groepsgesprek [code 1] of de chauffeur er al is. Medeverdachte [medeverdachte 1] laat om 07:14 uur weten dat de chauffeur ter plaatse is. Medeverdachte [medeverdachte 2] geeft vervolgens opdracht aan verdachte om af te stemmen met
“die andere chauff”. Het is de bedoeling dat ze bij elkaar staan. Medeverdachte [medeverdachte 1] laat desgevraagd weten dat zijn chauffeur een zwarte Volvo rijdt. Verdachte laat dan weten
“dan staat onze man schuin tegenover”en stuurt een afbeelding door met daarop het kenteken [kenteken 1] . [30]
Medeverdachte [medeverdachte 2] laat in groepsgesprek [code 3] om 07:23 uur weten dat de chauffeur er is. Vervolgens zegt een onbekend gebleven gebruiker
“he dont see him”en vraagt om foto’s. Medeverdachte [medeverdachte 2] verstuurt vervolgens twee foto’s van een vrachtwagen met het kenteken [kenteken 1] , dat eerder door verdachte in de andere groep werd verstuurd. Een minuut daarna stuurt een onbekend gebleven gebruiker
“Now they meet”. [31]
Op 7 april 2020 om 10:03 uur vermeldt [accountnaam 13] in het groepsgesprek [code 2] dat het schip is aangekomen dat hij hem in de gaten zal houden. [accountnaam 13] houdt de personen in het groepsgesprek vervolgens op de hoogte van het proces. Om 13:39 uur stuurt hij
“Brothers ze zijn bezig met onze bay!”en om 15:48 uur laat hij weten dat de bak is gelost. Medeverdachte [medeverdachte 2] laat daarop weten dat hij ‘ [alias 6] ’ vast naar de poort laat rijden. [accountnaam 13] stuurt vervolgens een afbeelding door waaruit blijkt dat de container geblokkeerd is en deelt mee dat ‘ [alias 6] ’ nog even moet wachten. [32]
Op 7 april 2020 om iets voor 15:57 uur laat medeverdachte [medeverdachte 2] in groepsgesprek [code 4] weten dat ze zo groen licht krijgen en dat de chauffeur medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte moet houden van zijn stappen. Hij wil het weten als de chauffeur een bonnetje gaat halen, als hij het bonnetje heeft, wanneer hij naar ‘de stack’ rijdt om de container op te halen, als hij de container heeft en als hij naar de uitgang rijdt. Medeverdachte [medeverdachte 3] deelt dan, namens medeverdachte [medeverdachte 1] , mee dat dat goed komt. [33]
Gelet op de hiervoor besproken SkyECC-berichten stelt de rechtbank vast dat in het groepsgesprek [code 4] het transport van de container uit de haven wordt georganiseerd en gecoördineerd. In het groepsgesprek [code 2] wordt, via Portbase, de route van het zeeschip en de aankomst in de haven gemonitord en wordt besloten wanneer de chauffeur de container mag afhalen. In groepsgesprek [code 3] wordt geregeld dat de chauffeur en ‘ [alias 9] ’ bij elkaar in de buurt staan en elkaar ontmoeten.
De aangetroffen factuur bij medeverdachte [medeverdachte 1]
Tijdens de doorzoeking ter inbeslagneming van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [adres] op 29 maart 2022 is een factuur aangetroffen. De factuur werd opgesteld uit naam van [bedrijf 3] B.V. en gericht aan het bedrijf [bedrijf 2] t.a.v. [naam 1] . De factuur was gedagtekend op 15 april 2020. In de factuur worden het transport van een container en ‘wacht uren’ in rekening gebracht. [34] Naar aanleiding van het aantreffen van deze factuur is contact opgenomen met [bedrijf 2] . De contactpersoon van het bedrijf herkent de factuur niet en heeft meegedeeld dat [naam 1] niet bekend is binnen het bedrijf. [35]
De rechtbank stelt vast dat de factuur valselijk werd opgemaakt, vermoedelijk om het transport legaal te doen laten lijken.
Invoer van cocaïne
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
7 april 2020 een hoeveelheid van 998,85 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Rotterdam. De cocaïne werd vervoerd op een zeeschip, tussen pallets met bevroren mangoconcentraat, en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
De betrokkenheid van verdachte bij de (verlengde) invoer van cocaïne
In artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet is te lezen wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
Uit de beschikbare SkyECC-berichten leidt de rechtbank af dat sprake was van de volgende rolverdeling. Medeverdachte [medeverdachte 1] verzorgde het transport van de container en stond in contact met de chauffeur, medeverdachte [medeverdachte 4] Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een valselijk opgemaakte e-mailcorrespondentie opgesteld, waarmee de container kon worden opgehaald en waarmee de chauffeur het transport legaal zou kunnen doen laten lijken. De in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen factuur, waarvan de rechtbank overweegt dat deze valselijk moet zijn opgemaakt, sluit daarbij aan. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gefungeerd als contactpersoon en verbindingsman tussen de transporteurs in Nederland en degenen die betrokken zijn bij de lading op het schip en het lossen van de container.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat in de container ongeveer 1000 kilogram cocaïne werd aangetroffen. Het ging dus om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij dergelijke transporten volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers risico’s met zich mee, zoals het inlichten van de politie.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoering van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Drugs moeten immers verhuld worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht te zijn gericht op de opzet tot het binnen het grondgebied van -in dit geval- Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het aantreffen van de cocaïne, bezien in samenhang met genoemde SkyECC-berichten, kan worden vastgesteld dat verdachte en medeverdachten gebruik hebben gemaakt van de modus operandi van ‘pinpas smokkel’. De container werd door verdachten onrechtmatig opgehaald uit de haven van Rotterdam, waarbij ‘ [alias 9] ’ ter plaatse toezicht hield. Om het transport legaal te doen lijken, werden bovendien valse e-mails en een valse factuur opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van de cocaïne in de container en dat het opzet van verdachte was gericht op de (verlengde) invoer van die cocaïne.
3.3.4.3 Feit 2, zaaksdossier [naam 4]
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op 7 juli 2020 werd door de politie een zeecontainer voorzien van nummer [nummer 4] onderschept op de Rijsbergseweg 241 in Rijsbergen. De vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] , die de container vanuit de haven heeft afgehaald, werd in het kader van een ander onderzoek, het onderzoek 26Norridge, geobserveerd. [36] De container werd om ongeveer 21:45 uur overgedragen aan het Team Bijzondere Bijstand van de Belastingdienst/Douane Rotterdam. [37]
Nadat de container werd verplaatst naar een douanelocatie, werd de inhoud ervan gecontroleerd. In de container werden 36 bundels van zwart jute aangetroffen met daarin 900 pakketten. Deze pakketten werden inbeslaggenomen. [38] Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om cocaïne met een totaal nettogewicht van 897,44 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [39]
De SkyECC-berichten
Zoals eerder besproken, zal de rechtbank de SkyECC-berichten die werden verstuurd na het tijdstip van inbeslagname van de cocaïne buiten beschouwing laten. Uit de stukken in het dossier kan het exacte tijdstip van inbeslagname van de cocaïne niet worden vastgesteld. De rechtbank stelt echter vast dat inbeslagname in ieder geval niet voor 7 juli 2020 om 21:45 uur heeft plaatsgevonden. De SkyECC-berichten voorafgaand aan dat tijdstip kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt [40] .
De SkyECC-groepsgesprekken [code 5] en [code 6] kunnen aan de invoer van de container met nummer [nummer 4] worden gelinkt. In het eerstgenoemde gesprek waren naast verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en drie onbekend gebleven SkyECC-gebruikers actief en in het tweede groepsgesprek waren medeverdachte [medeverdachte 2] en drie onbekend gebleven SkyECC-gebruikers actief. [41]
Uit de gesprekken blijkt het navolgende.
Op 6 juli 2020 wordt een start gemaakt met het groepsgesprek [code 5] . Er wordt gevraagd of ‘ [alias 7] ’ er al is. Die blijkt vertraagd te zijn, maar om 18:53 uur wordt aangegeven dat hij er is en dat hij een parkeerplek moet zoeken. In het groepsgesprek [code 6] worden de eerste berichten verstuurd op 6 juli 2020 om 21:17 uur. Uit de berichten wordt duidelijk de SkyECC-gebruikers ongeduldig wachten op de aankomst van de container. Medeverdachte [medeverdachte 2] vraagt om 03:13 uur of de bak nog steeds niet gelost is. Daarop wordt gereageerd dat dat niet nog het geval is. Verdachte geeft vervolgens aan dat de chauffeur al klaar staat. Het groepsgesprek [code 5] gaat op 7 juli 2020 om 09:56 uur verder. Verdachte laat dan weten dat er nog steeds geen sprake is van actie. Er wordt nog steeds gewacht. [42]
In groepsgesprek [code 6] wordt op 7 juli 2020 om 13:17 uur gezegd:
“ [alias 8] sta chaf paraat”en
“Kan elk moment zijn”.Medeverdachte [medeverdachte 2] reageert met:
“jazkr broer”en laat vervolgens weten dat hij geen pin of TAR heeft. Hem wordt verteld dat de pin of de TAR komt zodra ze zeker zijn van de lostijd. [43] Om 13:54 uur wordt aangegeven dat een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker beschikt over de TAR. Op een afbeelding die in het gesprek wordt geplaatst, is te zien dat de voormelding is gedaan en wordt de TAR weergegeven. Er wordt verteld dat de container pas vanaf 19:00 uur kan worden afgehaald. Medeverdachte [medeverdachte 2] laat weten dat dat apart is en vraagt of de container voor de rest groen is. Er wordt besproken dat het waarschijnlijk druk is en dat de container nu wel aangemeld moet blijven, omdat ze anders de TAR kwijt zijn. Er wordt besloten dat ze moeten wachten tot 19:00 uur. Medeverdachte [medeverdachte 2] hoopt wel dat
“orginele [alias 6] hem ook nie ophaald om 19:00 uur”. [44] Om 14:06 uur vraagt hij of hij het container nummer en de TAR kan krijgen en zegt dat hij alvast een e-mail kan maken voor de chauffeur. [45]
In het groepsgesprek 9MV80:8 worden om 14:08 uur foto’s gedeeld van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] . Dat is de vrachtwagen waarmee de container zal worden vervoerd. Medeverdachte [medeverdachte 2] laat vervolgens om 14:17 uur weten dat de chauffeur gaat rijden. Verdachte reageert daarop door de zeggen:
“klopt”en
“hij gaat”. [46] Vervolgens wordt in dit groepsgesprek gesproken over een telefoon, waarnaar een code is verstuurd. Verdachte wil weten waar die telefoon is en medeverdachte [medeverdachte 2] laat weten dat ze die telefoon echt nodig hebben, omdat ze anders geen e-mail kunnen aanmaken. De telefoon blijkt in bezit bij de onbekend gebleven gebruiker [accountnaam 14] . Verdachte vraagt die gebruiker of hij de code, die per sms werd verstuurd, heeft ontvangen en zegt dat het gaat om een code met een G-nummer. [accountnaam 14] stuurt vervolgens een foto in het groepsgesprek waarop een Google-verificatiecode, te weten [code 7] , zichtbaar is. De rechtbank stelt vast dat de groep een Gmail account heeft willen aanmaken. Om een dergelijke account te kunnen aanmaken is telefoonnummerverificatie vereist. [47]
Om 15:50 uur wordt in het groepsgesprek [code 6] gemeld dat de container is gelost. Er wordt een foto van Portbase geplaatst waarop te zien is dat de vier bolletjes groen zijn. De container kan worden afgehaald. Medeverdachte [medeverdachte 2] vraagt aan de rest wat hij nu moet doen. Moet hij
“sturen of wachtte”en hij laat weten dat [alias 6] voor de poort staat. Vervolgens deelt hij mede dat hij de chauffeur zal vragen of het momenteel druk is en iets later deelt hij foto’s waarop is te lezen dat de chauffeur hem heeft laten weten:
“Komen er niet tussen veelste druk”. [48]
Er wordt besloten om een nieuwe voormelding te doen en uiteindelijk lukt het om een nieuwe TAR te genereren. Medeverdachte [medeverdachte 2] zegt dan dat hij [49] voor het apparaat staat. Vervolgens wordt een foto waarop de nieuwe TAR te lezen is gedeeld. Medeverdachte [medeverdachte 2] deelt op 18:15 uur foto’s in het groepsgesprek waaruit blijkt dat de chauffeur de container heeft kunnen afhalen. Op de foto is onder ander het kenteken [kenteken 2] en het containernummer [nummer 5] te zien. [50]
In groepsgesprek [code 5] wordt gesproken over het feit dat ‘ [naam 2] ’ alvast naar de poort kan rijden. Medeverdachte [medeverdachte 2] stuurt in het groepsgesprek [code 6] ondertussen een foto van een gesprek met de chauffeur aan wie hij vraagt om foto’s van de container en van het zegel te maken, zodra hij de container heeft. Ze moeten het nummer goed kunnen zien. Om 19:51 uur heeft verdachte de gevraagde foto’s ontvangen en deelt hij die in groepsgesprek [code 6] . [51]
In groepsgesprek [code 5] worden inspanningen verricht om de chauffeur en ‘ [alias 9] ’, vermoedelijk de eerder genoemde ‘ [naam 2] ’, bij elkaar te krijgen. Medeverdachte
[medeverdachte 2] deelt om 19:53 uur de foto van de container die hij van de chauffeur ontving en zegt tegen SkyECC-gebruikers [accountnaam 15] , vermoedelijk ‘ [naam 2] / [alias 9] ’, dat hij moet opletten. Om 19:57 uur blijkt dat de vrachtwagen en de container het haventerrein hebben verlaten. SkyECC-gebruiker [accountnaam 15] , stuurt een foto in het groepsgesprek waaruit blijkt dat hij achter de container rijdt. [52] Vervolgens wordt de route van de vrachtwagen steeds gedeeld en wordt gezegd dat de chauffeur gas terug moet nemen, vermoedelijk omdat hij niet meer goed te volgen is. De vrachtwagen met de container rijdt vervolgens het terrein van [bedrijf 4] , gelegen aan [vestigingsplaats] op, alwaar de vrachtwagen en de container enkele minuten later werden onderschept door de politie. [53]
Telefoon van de chauffeur
De chauffeur van de vrachtwagen met de container werd aangehouden. Dit bleek te zijn [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ). De telefoon van [medeverdachte 5] werd in beslag genomen. In deze telefoon werd een Whatsapp-gesprek met ' [alias 10] ' aangetroffen. De foto’s van de WhatsApp-gesprekken die medeverdachte [medeverdachte 2] deelde in de SkyECC-groepsgesprekken zijn ook aangetroffen in de inbeslaggenomen 'werktelefoon' van [medeverdachte 5] . [54]
De rechtbank stelt, gelet op de SkyECC-berichten, bezien in samenhang met de bevindingen ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 5] , dat medeverdachte [medeverdachte 2] rechtstreeks contact had met de chauffeur van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] , die betrokken was bij het vervoer van de container [nummer 5] .
Invoer van cocaïne
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
7 juli 2020 een hoeveelheid van 897,44 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in tijdens het verdere transport vanaf de haven van Rotterdam naar Breda. De cocaïne werd naar de Rotterdamse haven vervoerd op een zeeschip en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
De betrokkenheid van verdachte bij de (verlengde) invoer van cocaïne
In artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet is te lezen wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
Uit de beschikbare SkyECC-berichten leidt de rechtbank af dat verdachte op de hoogte was van de voortgang van de invoer van de container en hij was in afwachting van de aankomst daarvan. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte contact had met en/of zicht had op de chauffeur van de vrachtwagen die de container uit de haven vervoerde. Verdachte stelde de deelnemers in het groepsgesprek [code 5] op de hoogte van het feit dat de chauffeur ging rijden. Ook hield verdachte zich samen met anderen bezig met het aanmaken van een G-mailaccount om van daaruit e-mails te kunnen versturen. De rechtbank overweegt, gelet op de context van de berichten, dat de groep onder meer tot doel had het kunnen opstellen van valse e-mailcorrespondentie.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank verwijst allereerst naar de algemene overwegingen zoals weergegeven onder het kopje ‘Opzet (verlengde) invoer’ onder 3.3.4.2 Feit 1, zaaksdossier [naam 3] .
Aanvullend overweegt zij daarbij het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het aantreffen van de cocaïne, bezien in samenhang met SkyECC-berichten en in het licht van de modus operandi van de ‘pincode smokkel’, kan worden vastgesteld dat sprake was van de opzettelijke invoer van cocaïne. Uit de aanwezigheid van ‘ [alias 9] ’, die achter de vrachtwagen aanreed, de foto’s van de verzegelingen die in het groepsgesprek werden gedeeld en het bespreken van de kennelijke noodzaak tot het aanmaken van een nieuw G-mailaccount, leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist van de illegale activiteiten die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen en dat geen sprake was van een gangbaar transport.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht op de (verlengde) invoer van verdovende middelen.
3.3.4.4 Medeplegen
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 overweegt de rechtbank als volgt.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, bezien in onderling verband, blijkt naar het oordeel van de rechtbank steeds van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Hoewel aan de verschillende transporten mogelijk niet steeds dezelfde personen hebben meegewerkt, stelt de rechtbank vast dat tussen verdachte en de (soms onbekend gebleven) anderen nauw overleg plaatsvond. Het gezamenlijke doel was het invoeren en verder vervoeren van cocaïne in Nederland. Deze handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het vervoer van zeecontainers met cocaïne en de invoer daarvan in Nederland. Dit vormt een onderdeel van het logistieke proces van de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. Gelet op de waarde daarvan kan het niet anders, dan dat dit vooraf is afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en anderen is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. Verdachte hield zich bezig met het vervalsen van e-mailcorrespondentie en had zicht op en/of contact met de chauffeur van de container en droeg daarmee bij aan de invoer van de zich in de container bevindende cocaïne. Zijn gedragingen kunnen daarom worden gekwalificeerd als medeplegen.
3.3.4.5 De pleegperiodes
Zoals hiervoor meerdere malen aangehaald, kunnen handelingen die zijn verricht na inbeslagneming van de cocaïne niet langer strekken tot de invoer en het verdere vervoer en de overdracht van die cocaïne.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de pleegperiodes zoals ten laste gelegd onder de feiten 1 en 2 steeds moeten worden beperkt tot en met de dag waarop de cocaïne in beslag werd genomen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij(op een of meer tijdstippen)inof omstreeksde periode van 6 april 2020 tot en met
7 april 2020,te Rotterdam en/of Etten-Leur en/of St. Willibrord en/of Oudenbosch, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen, althans alleen,opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer)998,85 kilogram cocaïne,althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij(op een of meer tijdstippen)inof omstreeksde periode van 6 juli 2020 tot en met
7 juli 2020,te Rotterdam en/of Oudenbosch en/of St. Willibrord, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeftverkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
(ongeveer)897,44 kilogram cocaïne,althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 en 2
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren op te leggen met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar het door de reclassering over verdachte opgestelde rapport van
16 september 2022.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
6.3.1
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met grootschalige invoer van cocaïne, waarbij hij zowel een uitvoerende rol had ten aanzien van het opstellen van valse e-mailcorrespondentie als een coördinerende rol had ten aanzien van het aansturen van de chauffeur die het transport vanuit de haven van Rotterdam verzorgde. De Douane heeft ongeveer 1.900 kilogram cocaïne onderschept waarmee verdachte in verband kan worden gebracht. Het op grote schaal invoeren van cocaïne is ontwrichtend voor de samenleving. Niet alleen is cocaïne schadelijk voor de gezondheid en het welzijn van de gebruikers, maar ook gaat de handel in cocaïne gepaard met ernstige vormen van geweld en wapengebruik. Verdachte heeft zich om de nadelige gevolgen van zijn handelen niet bekommerd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
6.3.2
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van
12 juni 2023. Verdachte is vaker met politie en justitie in aanraking geweest, maar niet eerder veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet. De rechtbank zal dit daarom niet strafverzwarend meewegen. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing vanwege de op de justitiële documentatie vermelde strafbeschikking van 20 november 2020.
De rechtbank heeft ook gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport van
16 september 2022 dat over verdachte werd opgemaakt. Daarin is te lezen dat verdachte zijn leven goed op orde lijkt te hebben. Ten aanzien van het risico op recidive heeft de reclassering geconcludeerd dat verdachte tot de normgroep behoort met een laag algemeen recidiverisico. Dit heeft vooral te maken met het feit dat hij een beperkt strafblad heeft en het merendeel van zijn leefgebieden op orde lijkt te hebben. Vanwege de ontkennende houding van verdachte kan de reclassering geen specifieke recidive-inschatting maken. Reclasseringsinterventies zijn niet geïndiceerd, ook omdat verdachte geen hulpvragen heeft.
6.3.3
Strafoplegging
Gezien de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten. In de oriëntatiepunten wordt bij de invoer van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram harddrugs uitgegaan van gevangenisstraf voor de duur van tenminste 60 maanden.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere transporten, gericht op de invoer van in totaal ongeveer 1.900 kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid gaat de oriëntatiepunten ver te boven. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan terecht dat er voor de invoer van zulke grote hoeveelheden cocaïne lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd.
Gelet op de hoeveelheid (onderschepte) cocaïne en de aard van de handelingen die verdachte verrichtte, die waren gericht op de (verlengde) invoer van de cocaïne, acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd moeten worden verklaard.
De raadsman heeft zich niet expliciet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van 19 juni 2023 vermelde voorwerpen, genoemd onder de nummers 7 en 8 moeten worden verbeurd verklaard, omdat het voorwerpen betreffen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank acht zich voor het overige, bij gebreke aan een correcte en volledige beslaglijst niet in staat om over het beslag enige verantwoorde beslissing te nemen. De rechtbank zal zich dienaangaande buiten staat verklaren en het aan het Openbaar Ministerie laten om met toepassing van de artikelen 116 en volgende van het Wetboek van Strafvordering het beslag af te wikkelen.

7.De voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft ter zitting de gevangenneming van verdachte gevorderd. De rechtbank begrijpt dat de officier van justitie heeft bedoeld te vorderen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De raadsman heeft zich niet expliciet uitgelaten over de voorlopige hechtenis.
De verdachte bevindt zich in gevangenhouding, welke bij beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met ingang van 13 januari 2023 is geschorst wegens persoonlijke belangen, te weten het behoud van verdachtes woning en bedrijf, de zorg van zijn gezin en de gezondheid van zijn moeder voor wie hij mantelzorger is. Bij de afweging van het gerechtshof speelde, zo begrijpt de rechtbank, voorts een rol dat op dat moment nog geen zicht bestond op een inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Inmiddels ligt er een veroordelend vonnis, terwijl aangenomen mag worden dat verdachte inmiddels voldoende tijd heeft gehad om zijn persoonlijke omstandigheden zodanig in te richten dat deze geen onoverkomelijke belemmering vormen voor een detentie. De gronden voor de voorlopige hechtenis zijn, met uitzondering van de onderzoeksgrond, onverkort aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment de strafvorderlijke belangen voor het toepassen van voorlopige hechtenis zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van verdachte. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de op de beslaglijst van 19 juni 2023 onder de nummers 7 en 8 genoemde voorwerpen;
- verklaart zich voor het overige buiten staat daaromtrent enige beslissing te nemen;
- verstaat dat het Openbaar Ministerie op het overige beslag zal dienen te beslissen conform de artikelen 116 tot en met 119 van het Wetboek van Strafvordering;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J.T. Pouw en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. Melaard en Mr. Pouw zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verslag van een deskundige, te weten een NFI rapport “Volledigheid en correctheid van decodering van Sky ECC berichten met Toolboxmethode”, van 22 juni 2022
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur, met nummer [code 8] (26Mapleton) van 30 juni 2022, inclusief alle zaaksdossiers. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van SkyECC gebruiker [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] als [verdachte] van 14 maart 2022, pagina 21.
4.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van SkyECC gebruiker [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] als [verdachte] van 14 maart 2022, pagina 22.
5.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van SkyECC gebruiker [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] als [verdachte] van 14 maart 2022, pagina 22.
6.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van SkyECC gebruiker [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] als [verdachte] van 14 maart 2022, pagina 21.
7.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van SkyECC gebruiker [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] als [verdachte] van 14 maart 2022, pagina’s 24 en 25.
8.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van SkyECC gebruiker [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] als [verdachte] van 14 maart 2022, pagina 24.
9.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van SkyECC gebruiker [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] als [verdachte] van 14 maart 2022, pagina 26.
10.Einddossier, het aanvullend proces-verbaal van identificatie van SkyECC gebruiker [accountnaam 2] als [verdachte] van 28 april 2022, pagina’s 4 tot en met 8.
11.Een geschrift te weten Modus operandi ‘pincode smokkel’ van de Districtsrecherche (ZHP RT), die als bijlage aan dit vonnis wordt gehecht.
12.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van het LIRC van 23 juli 2021 ( [code 8] ), pagina 2.
13.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van bevinding en overdracht van de Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven van 7 april 2020, pagina 4.
14.Zaaksdossier [naam 3] , kennisgeving van inbeslagneming van 7 april 2020, pagina 6.
15.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van overname, onderzoek, inbeslagname, monsteren, testen en vernietigen met bijlagen van 9 april 2020, pagina’s 7 tot en met 11 en 15 tot en met 17 en het geschrift, te weten het rapport van Douane Laboratorium van 28 april 2020, pagina’s 19 en 20.
16.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina 46.
18.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina’s 47 en 48.
19.De rechtbank begrijpt: de chauffeur.
20.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina’s 48, 49, 50 en 53.
21.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina’s 50 tot en met 52.
22.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina’s 56 en 57.
23.De rechtbank begrijpt: bij de haven.
24.De rechtbank begrijpt: de container.
25.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina 57.
26.De rechtbank begrijpt: Portbase.
27.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina 58.
28.De rechtbank begrijpt: ‘ [alias 9] ’, een persoon die het transport ter plaatse in de gaten houdt en volgt.
29.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina 59.
30.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina’s 58 en 59.
31.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina 60.
32.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina’62 en 63.
33.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 6] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 8] ) met bijlagen, pagina’s 63 en 64.
34.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van bevindingen [bedrijf 2] van 6 april 2022 ( [code 8] -412) met bijlagen, pagina 116.
35.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van bevindingen [bedrijf 2] van 6 april 2022 ( [code 8] -412) met bijlagen, pagina’s 114 en 115.
36.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van observatie van 9 juli 2020, pagina’s 1 tot en met 6.
37.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van overname, onderzoek en vernietiging van 9 juli 2020, pagina 27.
38.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van overname, onderzoek en vernietiging van 9 juli 2020, pagina 27.
39.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van overname, onderzoek en vernietiging van 9 juli 2020, pagina’s 32, 33 en 35 tot en met 38, en het geschrift, te weten het rapport van Douane Laboratorium van 6 augustus 2020, pagina’s 52 en 53.
40.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 130.
41.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 132 en 133.
42.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 135, 136 en 137.
43.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 138.
44.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 139 en 140.
45.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 141.
46.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 142 en 143.
47.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 145 tot en met 147.
48.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 149.
49.De rechtbank begrijpt: de chauffeur.
50.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 153.
51.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 154 tot en met 156.
52.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 157 en 158.
53.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 7] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 160 tot en met 164.
54.Zaaksdossier [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen pv telefoon [medeverdachte 5] , pagina’s 60 tot en met 65.