ECLI:NL:RBOVE:2023:3065

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
71/155677-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van smokkel van 642,33 kilogram cocaïne met gebruik van SkyECC-communicatie

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de smokkel van 642,33 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 januari 2020 in Rotterdam en/of IJmuiden, samen met anderen, handelingen heeft verricht die gericht waren op de invoer van deze grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. De verdachte, die als chauffeur optrad, had de container met cocaïne willen ophalen, maar werd tegengehouden door de Douane. Tijdens het proces is er veel aandacht besteed aan de rechtmatigheid van de verkregen SkyECC-gegevens, die door de verdediging als onrechtmatig werden betwist. De rechtbank oordeelde dat de gegevens rechtmatig waren verkregen en dat de verdachte op de hoogte was van de illegale activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de smokkel van verdovende middelen en de rol van de verdachte in dit complexe logistieke proces.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71/155677-22 (P)
Datum vonnis: 1 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. Heerhugowaard.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 juli 2023, 11 juli 1023 en 18 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna: de officier van justitie) en van wat namens verdachte door zijn raadsvrouw mr. M.C. Schraven, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van de invoer in Nederland van 642,33 kilogram cocaïne het vervoeren daarvan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Rotterdam en/of IJmuiden, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet),
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
(ongeveer) 642,33 kilogram cocaïne, althans in elk geval een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van

dat feit heeft getracht te verschaffen,

- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had (den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- als chauffeur op te treden van voornoemd drugstransport, en/of
- hiertoe de container waarin de drugs zaten, althans zouden zitten, op te halen, en/of
- toe te staan dal ‘[alias 4]’ op het transport meereed.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Formele verweren
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig haar overgelegde pleitnota, het standpunt ingenomen dat de vergaring en de verwerking van de SkyECC-data, waaronder de data die is gebruikt in het onderhavige onderzoek, op onrechtmatige wijze is geschied. Deze data dient dan ook te worden uitgesloten van het bewijs, waardoor, bij gebreke van wettig en overtuigend bewijs, vrijspraak zal moeten volgen.
Het betoog van de raadsvrouw houdt in de kern in dat de Hoge Raad, in zijn beslissing van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913), de door de rechtbank Noord-Nederland gestelde prejudiciële vragen onjuist heeft beantwoord. De raadsman heeft bepleit dat artikel 31 EOB-richtlijn niet enkel voorziet in het waarborgen van soevereiniteit en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als de interceptie van communicatie van SkyECC-gebruikers feitelijk op Nederlands grondgebied plaatsvindt. De rechtmatigheid van de interceptie van de SkyECC-data van gebruikers in Nederland dient dus op basis van Nederlands recht te worden beoordeeld. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de IP-tap op de server van SkyECC voor de verkrijging van de data van Nederlandse SkyECC-gebruikers en de verwerking daarvan op onrechtmatige wijze is geschied, vanwege strijdigheid met de artikelen 7 en 8 juncto 52 lid 1 van Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest), omdat de informatievergaring zich niet heeft beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is en daaromtrent niet voldoende waarborgen waren gesteld.
Materiële verweren
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen, omdat geen sprake was van enige samenwerking tussen verdachte en medeverdachten. Dat volgt niet uit de afbeeldingen van groepsgesprekken die in de SkyECC-groepsapp werden geplaatst, omdat niet vaststaat dat verdachte de persoon is waarmee medeverdachte [medeverdachte] communiceerde, en kan ook niet op andere wijze worden vastgesteld. Er was dan ook geen sprake van (mede)plegen.
Ook heeft de raadsvrouw het standpunt ingenomen dat verdachte niet het (voorwaardelijk) opzet had op het plegen van een strafbaar feit. Hij voerde simpelweg zijn werk uit. Op basis van het dossier kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de inhoud van de container die hij op kwam halen, dat hij voornemens was een container met drugs te op te halen of dat hij toestemming heeft gegeven aan ‘[alias 4]’ om met hem mee te rijden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De rechtmatigheid van de vergaring en de verwerking van de SkyECC-data
Feitelijke gang van zaken rondom de SkyECC-tap
In het onderzoek 26Mapleton is informatie verkregen uit het onderzoek 26Argus dat zich richtte op (gebruikers van) SkyECC. Het bedrijf SkyECC bood voorgeprogrammeerde toestellen aan, met daarop functionaliteiten voor diverse vormen van communicatie en de automatische vernietiging daarvan. De toestellen werden volledig anoniem en alleen tegen contante betaling of betaling via cryptovaluta verhandeld.
De server die SkyECC gebruikte bevond zich in Roubaix (Frankrijk) bij het bedrijf [bedrijf 1].
Samen met de Belgische autoriteiten heeft Nederland een verkennend overleg gehad met Frankrijk, om een toelichting te geven op het nog uit te vaardigen Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) en om helderheid te krijgen over de vraag of Frankrijk de onderzoeken zou kunnen verrichten. Op 6 december 2018 heeft Nederland een EOB naar Frankrijk verzonden om daarmee een image te verkrijgen van de servers. Voorafgaand aan het verzenden van deze EOB heeft de rechter-commissaris onder voorwaarden een machtiging verleend voor het door de officier van justitie doen van een vordering als bedoeld in artikel 126ug, tweede lid, Sv. Hiermee kreeg de officier van justitie toestemming voor het maken van een image.
Frankrijk heeft uitvoering gegeven aan het EOB, waarna de Franse officier van justitie een opsporingsonderzoek is gestart, waarbij door de Franse rechter toestemming is verleend voor de interceptie, opname en transcriptie van de communicatie tussen de SkyECC-servers.
Op 24 en 26 juni 2019 hebben de Franse autoriteiten IP-taps geplaatst op twee SkyECC-servers. De data van deze IP-taps is op 11 juli 2019 beschikbaar geworden voor Nederland. Verder is gebleken dat de geïntercepteerde data door de rechter-commissaris in Lille op eigen initiatief is overgedragen aan twee Nederlandse officieren van justitie.
Op 13 december 2019 is er tussen Nederland, België en Frankrijk een overeenkomst voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam gesloten. Vanaf dat moment heeft Frankrijk de geïntercepteerde data aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam, en dus aan Nederland, verstrekt. Binnen dat team hebben Nederlandse technici een techniek ontwikkeld om een kopie te maken van het werkgeheugen van één van de SkyECC-servers, zonder dat die offline zou gaan. Op 14 mei en 3 juni 2020 heeft Frankrijk deze techniek ingezet. Vervolgens heeft Nederland een techniek ontwikkeld (‘man in the middle’) die het ontsleutelen van het berichtenverkeer mogelijk maakte. Nadat de Franse adviescommissie, die gaat over apparatuur die een inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer en briefgeheim, toestemming had gegeven, is deze techniek op 18 december 2020 aangesloten.
Op 11 december 2020 is het onderzoek 26Argus gestart, dat zich richtte op NN-gebruikers van SkyECC. In dat onderzoek hebben rechters-commissarissen onder voorwaarden op
15 december 2020 een machtiging verleend voor het geven van een bevel op grond van artikel 126t Sv (tapmachtiging) en op 7 en 11 februari 2021 voor het geven van een bevel op grond van artikel 126uba Sv (machtiging voor het binnendringen in een geautomatiseerd werk). Verder is er nog door de rechter-commissaris aanvullende toestemming verleend voor inzage in en het gebruik van in- en uitgaande communicatie van steeds een dataset van
Sky-ID’s. Op basis van deze machtigingen is de data geanalyseerd en gedeeld met andere onderzoeken.
Een officier van justitie van onderzoek 26Argus heeft op basis van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om gegevens uit 26Argus binnen onderzoek 26Mapleton te gebruiken.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
Ten aanzien van het al dan niet van toepassing zijnde (internationale of interstatelijke) vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank, in navolging van hetgeen de Hoge Raad in zijn prejudiciële beslissing van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913) heeft overwogen, als volgt.
Allereerst dient de rechtbank vast te stellen of de toepassing van de opsporingsbevoegdheid heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten of de Nederlandse autoriteiten. De verantwoordelijkheid ligt bij Nederland als onder het gezag van een Nederlandse officier van justitie in het buitenland door Nederlandse opsporingsambtenaren toepassing wordt gegeven aan de hun bij de Nederlandse wet toegekende opsporingsbevoegdheden. De verantwoordelijkheid ligt ook bij Nederland als een zodanige nauwe samenwerking bestaat tussen Nederland en de buitenlandse autoriteiten bij de opsporing dat het gezag daarover feitelijk of in overwegende mate toekomt aan de Nederlandse officier van justitie. Hiervan is geen sprake als de Nederlandse opsporingsambtenaren slechts aanwezig mogen zijn bij de uitvoering van de opsporingshandeling door de buitenlandse autoriteiten of als door Nederland technische assistentie wordt verleend aan de buitenlandse autoriteiten.
Op basis van de hiervoor onder 3.3.1 vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat bij de SkyECC-tap sprake is geweest van opsporing in Frankrijk, onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Dat Nederland technische assistentie heeft verleend aan Frankrijk en dat Nederland de informatie van Frankrijk heeft verkregen door de oprichting van een gemeenschappelijk onderzoeksteam of door het door Nederland uitgevaardigde EOB, doet daar niet aan af. De toepassing van de opsporingsbevoegdheid heeft dan ook niet plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Als de opsporingsbevoegdheid onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten in dat land wordt verricht, waarbij zoals hier sprake is van een land dat is aangesloten bij het EVRM, is het niet de verantwoordelijkheid van de Nederlandse strafrechter om de rechtmatigheid van die onderzoekshandelingen te toetsen. Als de rechter dat wel zou doen, levert dat een aantasting op van de soevereiniteit van dat land, in dit geval Frankrijk. Mocht er wel sprake zijn van een schending van enig recht dat wordt gewaarborgd door het EVRM, dan geldt dat de verdachte het recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM voor een instantie van het betreffende land, zoals hier Frankrijk. Daarom moeten de beslissingen van buitenlandse autoriteiten die aan het onderzoek ten grondslag liggen worden gerespecteerd en moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. Dit is alleen anders als in dat land onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daar geldende regels is verricht. Pas dan beoordeelt de rechter aan de hand van de beoordelingsfactoren van artikel 359a, tweede lid, Sv of dit leidt tot een rechtsgevolg.
Europees onderzoeksbevel
Het stelsel van het EOB is gestoeld op het beginsel van wederzijdse erkenning en het daarmee verbonden beginsel van onderling vertrouwen tussen de lidstaten van de Europese Unie. Als een rechter gebruikmaakt van resultaten die met een EOB zijn verkregen, kan de rechter beoordelen of de beslissing om een EOB uit te vaardigen in overeenstemming met de wet is genomen. Als een rechter-commissaris hierover al heeft beslist, kan de rechter nog kijken of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen.
De rechter moet zich echter onthouden van een toetsing van de wijze waarop de resultaten zijn verkregen. Er moet van worden uitgegaan dat in de uitvoerende lidstaat, in dit geval Frankrijk, wordt of kan worden getoetst of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, wat betreft de aan die bevoegdheid verbonden formaliteiten, rechtmatig is toegepast. Wat betreft het beoordelen van het verkregen materiaal waarborgt de rechter dat het gebruik van dit bewijsmateriaal in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging. Daarbij moet de rechter de ‘overall fairness’ waarborgen.
Artikelen 7 en 8 van het Handvest
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de onderzoekshandelingen en daaruit voortvloeiende resultaten vanwege het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet worden getoetst door de Nederlandse strafrechter. Dat betekent dat de Nederlandse strafrechter ook niet toetst of de inzet van het interceptiemiddel in Frankrijk door de Franse autoriteiten in strijd was met de artikelen 7 en 8 van het Handvest.
Rechtmatigheid SkyECC-data
De rechtbank stelt, op basis van het hiervoor overwogene, vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op de SkyECC-tap, waardoor ervan moet worden uitgegaan dat Frankrijk het onderzoek rechtmatig heeft verricht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de data rechtmatig zijn verkregen.
Betrouwbaarheid SkyECC-data
Vervolgens dient beoordeeld te worden in hoeverre de verkregen en ontsleutelde SkyECC-data betrouwbaar zijn. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek gedaan naar de volledigheid en correctheid van SkyECC-berichten die met de zogenaamde Toolboxmethode zijn ontcijferd [2] . Daartoe zijn meerdere decoderingslagen geïdentificeerd en onderzocht. Voor het ontcijferingsproces zijn verschillende encryptiesleutels benodigd, waaronder de privé sleutels van gebruikers, berichtsleutels, groepsberichtsleutels en sessiesleutels. Uit het verkrijgen van leesbare tekst kan afgeleid worden dat de gebruikte sleutels correct waren. Niet alle berichten konden door de onderzoekers worden ontcijferd. Dit niet volledig zijn van leesbare chatberichten in de Toolboxgegevens is onderzocht en de resultaten van dat onderzoek zijn, aldus het NFI, goed verklaarbaar met de veronderstellingen dat 1) van sommige toestellen het end-to-end sleutel materiaal niet beschikbaar is en 2) van sommige chat-groepen het sleutel-materiaal niet beschikbaar is. De interpretatie van het NFI luidt overigens dat áls een ontcijferde representatie van de berichten aanwezig is, dat deze dan ook juist is. Uit de validatie van de tijdregistraties in de berichten in de Toolboxgegevens blijkt dat het tijdstempel van het verzenden van (ontcijferde) berichten een nauwkeurigheid heeft in de orde van één seconde. Het NFI trekt op basis van haar onderzoek de conclusie dat de Toolboxgegevens een correcte weergave van de chatberichten en hun metadata zijn.
Op grond van deze conclusies acht de rechtbank de SkyECC-data betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmateriaal.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de verweren strekkende tot bewijsuitsluiting verwerpt.
3.3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Hieronder zal de rechtbank allereerst de modus operandi van ‘pincode smokkel’ uiteenzetten. Daarna zal de rechtbank de redengevende feiten en omstandigheden uiteenzetten om vervolgens de overwegingen ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte en het opzet op de (verlengde) invoer van cocaïne te bespreken. Ten slotte zal het medeplegen aan bod komen.
3.3.2.1 De modus operandi ‘pincode smokkel’ [3]
Om een container uit de haven van Rotterdam te kunnen ophalen, moet de container worden aangemeld in Portbase. Dat is, kort gezegd, een digitaal platform waarbinnen containers moeten worden aangemeld, alvorens deze mogen worden opgehaald bij de Rotterdamse haventerminals. Deze aanmelding wordt de voormelding genoemd. Naast de voormelding moet aan vier voorwaarden worden voldaan. De container moet aanwezig zijn in de haven, er moet een commerciële vrijstelling zijn, er moet geen sprake zijn van een douaneblokkade en de douanedocumenten moeten aanwezig zijn. Als aan alle voorwaarden is voldaan, dan staan ‘alle vier de bolletjes op groen’. Als alle bolletjes op groen staan, dan kan de container worden afgehaald met een pincode. Deze pincode is een bij de container behorend uniek nummer en deze wordt door de rederij verstrekt aan de eigenaar van de goederen in de container. De eigenaar van de goederen benadert vervolgens een transportonderneming en geeft die onderneming de pincode, zodat de container kan worden opgehaald. Bij een aantal terminals kan de container niet met een pincode worden afgehaald, maar moet men over een
truck appointment reference code (hierna: TAR) beschikken die bij de voormelding wordt verstrekt.
Sinds eind 2018 heeft de diefstal van zeecontainers vanaf diverse terminals
door het onrechtmatig gebruik van pincodes een vlucht genomen. Deze diefstallen lijken voornamelijk te worden gerelateerd aan de smokkel van verdovende middelen.
Gebleken is dat een container, die is voorgemeld via Portbase en waarbij alle bolletjes op groen staan, door elke willekeurige transporteur kan worden opgehaald, als die transporteur beschikt over het containernummer en de juiste pincode. Criminelen maken daarvan gebruik door, op enig moment in het logistieke proces, de pincode van een container te bemachtigen om de container onrechtmatig af te halen. De chauffeur komt dan bij de terminal om een recent geloste en vrijgegeven container op te halen. Hierbij heeft hij de juiste gegevens bij zich, te weten een containernummer en de bijbehorende pincode. Vaak blijkt dan, na onderzoek van politie of een melding van de eigenaar van de goederen, dat deze chauffeur niet de vervoerder van de container had moeten zijn en dat deze container buiten medeweten van de eigenaar van de goederen en de rechtmatige vervoerder is meegenomen. Om deze werkwijze te laten slagen is noodzakelijk dat criminelen een transportbedrijf inschakelen om de container eerder af te halen dan de legitieme vervoerder. Nadat de container onrechtmatig is meegenomen, wordt de container veelal kortstondig in een loods of op een afgelegen plek neergezet, waarna de verdovende middelen uit de container worden gehaald, voordat de transporteur zijn weg vervolgt richting het beoogde legitieme afleveradres. Vaak wordt de container afgeleverd op de plaats van bestemming met een vervalst of ontbrekend zegel.
3.3.2.2 Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op dinsdag 28 januari 2020 is door het HARC-team in Rotterdam, naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem-melding (hierna: MMA-melding), de container met nummer [nummer 1] gecontroleerd, nadat deze was gelost vanaf het zeeschip Cosco Danub, dat volgens opgaaf medische instrumenten zou bevatten. [4] Na controle werd de container, om ongeveer 15:00 uur, voor onderzoek overgedragen aan het Team Bijzondere Bijstand van de Douane. In de container werden tegen het zogenoemde kopschot 28 sporttassen met daarin 643 pakketten aangetroffen. Deze pakketten werden inbeslaggenomen. [5] Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om cocaïne met een totaal nettogewicht van 642,33 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [6]
De SkyECC-berichten
Zoals hiervoor is overwogen zijn berichten uit het onderzoek 26Argus aan het onderzoek 26Mapleton ter beschikking gesteld. Hierdoor is zicht ontstaan op het berichtenverkeer van SkyECC-gebruikers. De SkyECC-berichten in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 27 oktober 2019 tot 29 maart 2020 (wintertijd) in Nederland een uur later was dan de weergegeven UTC-tijd. [7] Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat medeverdachte [medeverdachte] gebruik heeft gemaakt van (onder meer) het SkyECC-account [accountnaam 1]. De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van de gebruiker van het
SkyECC-account niet in dit vonnis opnemen. Zijn naam is enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Mapleton en de identificatie van de gebruiker is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing.
Uit het dossier blijkt dat de SkyECC-groepsgesprekken [code 1] en [code 2], waarbij het laatste de opvolger is van het eerstgenoemde gesprek, aan de onderschepte cocaïne op
28 januari 2020 kunnen worden gelinkt. Medeverdachte [medeverdachte] maakte, naast drie onbekend gebleven SkyECC-gebruikers, te weten [accountnaam 2], [accountnaam 3] en [accountnaam 4], deel uit van de beide groepsgesprekken. [8]
Uit de groepsgesprekken komt het volgende naar voren.
Op 28 januari 2020 om 11:53 uur stuurt medeverdachte [medeverdachte] in het groepsgesprek [code 1] een afbeelding naar aanleiding van de vraag van een onbekende gebruiker of hij alles wel goed heeft ingevoerd. Op die afbeelding is het nummer van de container te lezen en is een tabblad te zien waarop staat “aanvraag [bedrijf 2]” (hierna: [bedrijf 2]). Een onbekende gebruiker zegt vervolgens dat de pincode niet klopt. Medeverdachte [medeverdachte] stuurt in reactie daarop het nummer van de container en
“[nummer 2] is pin nr”, waarna blijkt dat hij, medeverdachte [medeverdachte], een foutieve pincode heeft ingevuld. Hij heeft twee letters omgedraaid. De juiste pincode was [nummer 2]. Uit het groepsgesprek blijkt dat een andere onbekend gebleven gebruiker het nummer van de container en de juiste pincode heeft ingevoerd en een nieuwe voormelding heeft gedaan. Vervolgens moet gewacht worden alvorens het ‘[alias 1]’ naar binnen kan worden gestuurd. [9]
Om 12:03 uur stuurt een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker een afbeelding in het groepsgesprek waarop onder meer de gegevens van de ‘[alias 2]’, dat is [bedrijf 3], en van de ‘[alias 3]’ [10] , dat is [bedrijf 2] B.V., staan vermeld. [11]
Ongeveer anderhalf uur later zegt medeverdachte [medeverdachte] dat hij het ‘[alias 1]’ naar binnen heeft gestuurd. Een andere gebruiker zegt vervolgens tegen hem dat hij het bonnetje moet sturen. Vervolgens wordt in de groep gevraagd of het transport in Portbase niet beter kan worden afgemeld.
“Stel je voor ze willen erop. Zien ze dat er iemand gekoppeld is gaan ze aangifte doen net als laatst weet je nog. Of maak da nie uit dat ze zoiezo zien als bak gate out is.”.Ze besluiten te wachten met afmelden totdat het ticket [12] er is. [13]
Kort daarna, om 13:32 uur, zegt medeverdachte [medeverdachte] dat de ‘
chauff [14] de bon heeft en dat hij nu de bak gaat opzetten. [15] Medeverdachte [medeverdachte] stuurt vervolgens om 14:04 uur een afbeelding in de groep waarop een conversatie te zien is met, vermoedelijk, de chauffeur. Er wordt achtereenvolgens gezegd:
“Dus nu zijn we door 1e slagboom bij 2e slagboom moet j bon halen”, “Bon s r”en
“zette zo bak erop”.De rechtbank stelt vast dat de chauffeur in het gezelschap was van ten minste één ander en dat die persoon medeverdachte [medeverdachte] (direct of indirect) op de hoogte stelde van het proces. [16]
Om 14:13 uur stuurt medeverdachte [medeverdachte] echter een afbeelding waarop is te lezen
“Maat bak is na de douane gegaan hij moet naar binnen bellen”.De chauffeur zegt ook dat hij nu vast zit in de haven en daar is hij niet blij mee. [17] Vervolgens wordt in het groepsgesprek gespeculeerd over de vraag hoe het mogelijk is dat de Douane de bak heeft onderschept, omdat alles in orde leek. De groep heeft het vermoeden dat 'ze' (de Douane en/of de rechtmatige eigenaar) onregelmatigheden in Portbase hebben waargenomen en dat daarvan melding werd gemaakt of dat sprake is van een steekproef. Om 14:42 uur wordt vervolgens duidelijk dat de chauffeur mag gaan, maar dat hij de container niet meekrijgt
. [18]
In het groepsgesprek vraagt de onbekend gebleven gebruiker [accountnaam 5] de naam van het transport en ‘bv’ en noemt daarbij
“[bedrijf 2]”en
“[verdachte]”.[accountnaam 5] wil mensen gaan bellen, vermoedelijk om informatie in te winnen over waarom de container niet vrijgegeven werd. Men hoopt dat alleen sprake is van een
“fyco” [19] . Als dat het geval is, zit het goed, want
“zit verstopt”. Vervolgens wordt geprobeerd te achterhalen wat de status van de container is. Om 15:25 uur wordt gezegd dat er een nieuwe groep moet worden aangemaakt, omdat dit groepsgesprek ‘gek doet’. [20]
Medeverdachte [medeverdachte] en de andere personen spreken verder in groepsgesprek [code 2]. Uit in de het groepsgesprek gedeelde audioberichten, vermoedelijk van telefoongesprekken met een (mogelijk corrupte) havenmedewerker, leidt de rechtbank af dat werd overlegd hoe de container alsnog kon worden vrijgegeven. Men komt uiteindelijk tot de conclusie dat duidelijk moet worden waarom de container in eerste instantie werd geweigerd en er wordt afgesproken dat de chauffeur langs de balie moet gaan om te achterhalen waarom de container niet mee mag. [21] Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte zich op
28 januari 2020 omstreeks 16:00 uur heeft gemeld bij een planner van de ECT met het bericht dat hij de container met nummer [nummer 1] kwam ophalen. Deze medewerker heeft verdachte vermoedelijk laten weten dat de container bij de Douane stond. Aan een medewerker van de Douane heeft verdachte kort daarna meegedeeld dat hij het terrein niet af kon omdat hij de voornoemde container niet meekreeg. [22]
Tussen 15:47 en 15:59 uur wordt in groepsgesprek het volgende gedeeld. De onbekend gebleven [accountnaam 5] deelt dat hem is verteld dat de chauffeur de container heeft geweigerd. De onbekend gebleven gebruiker [accountnaam 4], die kennelijk in contact staat met ‘[alias 4]’, laat weten dat ‘[alias 4]’ in de cabine zit en dat hij heeft gehoord dat de chauffeur de container heeft geweigerd toen hem werd verteld dat de container geïnspecteerd zou worden. De chauffeur probeert zich overal af te melden, maar hij wordt steeds doorgestuurd. [23] In een ander politieonderzoek waarin verdachte voorkwam, werd een telefoongesprek van
28 januari 2020 om 16:02 uur vanaf de locatie Maasvlakte Rotterdam getapt. Het gesprek begint met een begroeting, waarbij de beller zegt
“[naam 1] goeiedag met [naam 2]”. Vervolgens is te horen dat [naam 1] problemen heeft met het opzetten van een container en dat ‘ze’ op dat moment bezig zijn om hem uit de poort te krijgen. Als [naam 2] vraagt wat er precies aan de hand is zegt [naam 1]
“ja dat gaat nu effe hier niet maar ze zijn bezig om mij de poort uit te laten, maar dat moet allemaal in het systeem gewijzigd worden”. [naam 1] deelt, desgevraagd, wel mee dat de container naar de Douane is en dat hij hem niet meekrijgt. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie, toen hij werd geconfronteerd met voornoemd telefoongesprek, verklaard dat hij werd gebeld, maar dat hij niet meer weet waarover. [24] De rechtbank stelt vast dat [naam 1] kan worden geïdentificeerd als verdachte en dat verdachte kennelijk niet vrijuit kan spreken over de situatie die gaande was.
In de groep wordt vervolgens opnieuw gespeculeerd over de vraag waar het mis gegaan is. Het lijkt onlogisch dat de chauffeur eerst het bonnetje gaat halen en vervolgens de container weigert. Uiteindelijk wordt bedacht dat de container te zwaar beladen is geweest. Er zou vast een teveel aan extra gewicht zijn gemeten, waardoor de Douane de container eruit zou hebben gepikt. [25]
Het gesprek vervolgt en de groep spreekt af dat de volgende dag, op 29 januari 2020, nogmaals zal worden geprobeerd om de container mee te krijgen. Medeverdachte [medeverdachte] mengt zich vervolgens niet meer in het gesprek en uit het gesprek tussen de overige deelnemers komt naar voren dat zij de container alsnog hebben laten ophalen door een andere transporteur. [26]
De rechtmatige vervoerder
In de SkyECC-gesprekken is te lezen dat de chauffeur zich op enig moment moet melden bij balie van de Douane in een poging de container (alsnog) mee te krijgen of in ieder geval te achterhalen waarom de container niet vrijgegeven wordt. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat verdachte zich op 28 januari 2020 bij de Douane heeft gemeld om de container met nummer [nummer 1] op te halen. [27]
Op een in het groepsgesprek [code 1] verstuurde afbeelding is voorts te lezen dat [bedrijf 2] als de oorspronkelijk geadresseerde van de container met nummer [nummer 3] geregistreerd stond.
De politie heeft navraag gedaan bij voornoemd bedrijf en ontving de volgende informatie.
De eigenaar van de inhoud van de container met nummer [nummer 3] is [bedrijf 4] GmbH uit Zwitserland. Dat is een klant van [bedrijf 2]. De container had op 31 januari 2020 geleverd moeten worden op het volgende adres [28] :
[bedrijf 5] BV
[vestigingsplaats 1]
.
[bedrijf 2] had de oorspronkelijke transportopdracht gegeven aan haar huisvervoerder, firma [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6]). [bedrijf 6] had de container op
31 januari 2020 moeten ophalen bij de haven in Rotterdam en moeten afleveren bij [bedrijf 7]. De container werd echter al op 29 januari 2020 afgehaald door een chauffeur namens [bedrijf 8] B.V. (hierna: [bedrijf 8]). De chauffeur van [bedrijf 8] heeft op 29 januari 2020 de container bij het kantooradres van [bedrijf 2] aangeboden voor lossing. Omdat [bedrijf 2] alleen beschikt over een kantoor is de container vol afgezet bij Rotterdam Container Terminal Kramer. [bedrijf 2] heeft de container vervolgens alsnog door haar huisvervoerder laten afhalen en afleveren bij [bedrijf 7]. [29]
Bij het lossen van de container bij [bedrijf 2] op 29 januari 2020 heeft de chauffeur een transportopdracht getoond. Deze opdracht heeft hij ook aan [bedrijf 8] verstuurd. In de transportopdracht, die werd verstuurd uit naam van [bedrijf 9] en is gericht aan [bedrijf 8], staat vermeld dat de container met nummer [nummer 3] kan worden opgehaald bij Delta Maasvlakte en dat deze kan worden afgeleverd bij [bedrijf 2] in [vestigingsplaats 2]. [30] Zowel de firma [bedrijf 9] als [bedrijf 8] waren tot 29 januari 2020 voor [bedrijf 2] onbekende partijen en er bestaat geen enkele relatie tussen [bedrijf 2] deze ondernemingen. [31]
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat verdachte de container met nummer [nummer 3] op 28 januari 2020 heeft willen afhalen. De container zou oorspronkelijk door [bedrijf 6] worden afgehaald op 31 januari 2020 en worden afgeleverd bij [bedrijf 7].
3.3.2.3 Overwegingen en conclusies
Betrokkenheid en rol verdachte
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
28 januari 2020 een hoeveelheid van 642,33 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Rotterdam. De cocaïne werd vervoerd in een container op een zeeschip en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de vastgestelde feiten om omstandigheden worden afgeleid dat daarbij gebruik werd gemaakt van de modus operandi van “pincode smokkel”, zoals weergegeven onder kopje ‘3.3.1 De modus operandi’.
Vaststaat, en dat wordt door de verdediging ook niet betwist, dat verdachte de chauffeur was van de vrachtwagen en dat hij voornemens was de container met nummer [nummer 3] uit de haven van Rotterdam te halen. De rechtbank leidt verder uit het dossier af dat verdachte werkte in overleg met medeverdachte [medeverdachte] om de container af te kunnen halen en dat hij werd vergezeld door ‘[alias 4]’. ‘[alias 4]’ wist immers waarom verdachte de container ineens niet meer wilde meenemen en heeft die informatie gedeeld met de personen in het SkyECC-groepsgesprek. Verdachte was voornemens de container mee te nemen en had deze ook al op de oplegger geplaatst, waarna bleek dat de container door de Douane zou worden gecontroleerd.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat er in totaal ongeveer 642 kilogram cocaïne in de container is aangetroffen met een straatwaarde van tenminste €16.000.000,00. Daarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het vrijwel uitgesloten dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers enorme risico’s met zich, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld.
Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet
tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder
A van de Opiumwet blijkt voorts wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is dus niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
De rechtbank overweegt dat verdachte voornemens was de container af te halen en dat hij deze ook al op zijn oplegger had geplaatst. Hij heeft daarbij toegestaan dat ‘[alias 4]’ in zijn cabine aanwezig was. Pas toen bleek dat de container door de Douane zou worden gecontroleerd, zag verdachte af van het meenemen van de container. Kennelijk werd het verdachte te heet onder de voeten. Voorts wilde verdachte de haven zo snel mogelijk verlaten, wat niet zomaar lukte. Toen hij daarover werd gebeld door een onbekend gebleven derde kon hij niet vrijuit praten om uit te leggen waarom hij de container niet meekreeg. Hij kon alleen laten weten dat hij de container niet mee kreeg en dat ‘ze’ bezig waren verdachte uit de poort te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden, bezien in het licht van de algemene overwegingen aangaande het opzet op de (verlengde) invoer van verdovende middelen, niet anders kan dan dat verdachte op de hoogte was van én willens en wetens heeft meegewerkt aan de illegale activiteiten die te maken hadden met (de voorbereiding van) de invoer van verdovende middelen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht het voorbereiden en/of bevorderen van de (verlengde) invoer van verdovende middelen.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en
in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Verdachte heeft als chauffeur nauw samengewerkt met de coördinator van het transport, medeverdachte [medeverdachte], en hij heeft toegestaan dat ‘[alias 4]’ in de cabine van zijn vrachtwagen aanwezig was. Het logistieke proces van de invoer van een miljoenentransport aan verdovende middelen, kan niet anders dan vooraf nauwkeurig afgestemd zijn. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] is daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, gegeven. Daarom kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks28 januari 2020te Rotterdam en/of IJmuiden, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet),
- het opzettelijkverkopen,afleveren, verstrekkenen/ofvervoeren,
van(ongeveer)642,33 kilogram cocaïne, althans in elk geval een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/ofzijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had (den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- als chauffeur op te treden van voornoemd drugstransport, en/of
- hiertoe de container waarin dedrugs zaten, althanszouden zitten, op te halen, en/of
- toe te staan dat ‘[alias 4]’ op het transport meereed.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is en heeft verzocht om daarmee rekening te houden. Voorts heeft zij gevraagd om rekening te houden met het feit dat verdachte een man op leeftijd is, die graag weer aan het werk wil. Hij heeft ook de garantie gekregen dat hij aan het werk kan zodra hij weer vrijkomt.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
6.3.1
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met de voorbereiding en/of bevordering van de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, waarbij hij als chauffeur van de container vanuit de haven in Rotterdam optrad. Verdachte had derhalve een uitvoerende, maar eveneens een onmisbare en essentiële rol. Dat verdachte de container niet daadwerkelijk uit de haven heeft vervoerd, laat onverlet dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht ten aanzien van de invoer van cocaïne. De Douane heeft op 28 januari 2020 ongeveer 650 kilogram cocaïne aangetroffen in de container die verdachte als chauffeur bij de haven heeft willen ophalen. Het invoeren van cocaïne is ontwrichtend voor de samenleving. Niet alleen is cocaïne schadelijk voor de gezondheid en het welzijn van de gebruikers, maar ook gaat de handel in cocaïne gepaard met (soms) ernstige vormen van geweld en wapengebruik. Verdachte heeft zich om de nadelige gevolgen van zijn handelen niet bekommerd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
6.3.2
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van
6 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens een Opiumdelict en dat artikel 63 Sr van toepassing is, vanwege het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van
14 juli 2022, waarin verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstaf voor de duur van zes jaren voor deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet.
6.3.3
Strafoplegging
Gezien de aard, omvang en ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Ook heeft zij gelet op de LOVS-oriëntatiepunten ten aanzien van de invoer van verdovende middelen. In de oriëntatiepunten wordt bij de invoer van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram harddrugs uitgegaan van een gevangenisstraf voor de duur van tenminste 60 maanden.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer van ongeveer 650 kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid gaat de oriëntatiepunten ten aanzien van de invoer van verdovende middelen ver te boven.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de hoeveelheid onderschepte cocaïne en de rol van verdachte, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden is. De rechtbank dient bij het bepalen van de hoogte van de straf echter rekening te houden met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is. Dit artikel bepaalt, dat ook bij niet gelijktijdige berechting van verschillende feiten, die gelijktijdig hadden kunnen worden berecht, alsnog de samenloopbepalingen - in dit geval die van artikel 57 Sr - moeten worden toegepast alsof sprake was van gelijktijdige berechting, gevoegde behandeling en één straf. Met andere woorden: de rechtbank moet een inschatting maken van de straf die de rechtbank aan verdachte zou hebben opgelegd op 14 juli 2022, als deze feiten toen ook op de tenlastelegging hadden gestaan. Het voorgaande laat, naar het oordeel van de rechtbank, onverlet dat alsnog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor deze feiten, zij het van aanzienlijk minder lange duur. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 47 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het de volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
\
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J.T. Pouw en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.
***Buiten staat
Mr. Melaard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur, met nummer [nummer 4] (26Mapleton) van 30 juni 2022, inclusief alle zaaksdossiers. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Verslag van een deskundige, te weten een NFI rapport “Volledigheid en correctheid van decodering van Sky ECC berichten met Toolboxmethode”, van 22 juni 2022
3.Een geschrift te weten Modus operandi ‘pincode smokkel’ van de Districtsrecherche (ZHP RT), die als bijlage aan dit vonnis wordt gehecht.
4.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen aanleiding onderzoek [naam 3] van 17 februari 2022, pagina 39 en het proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2020, pagina 42.
5.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal overname, onderzoek, wegen, inbeslagname, monstername, testen, overbrengen en vernietigen van 28 januari 2020, pagina 52, en de kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 en 94a Wetboek van Strafvordering, pagina 80.
6.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal overname, onderzoek, wegen, inbeslagname, monstername, testen, overbrengen en vernietigen van 28 januari 2020, pagina’s 53 en 54 en 57 tot en met 60, en het geschrift, te weten het rapport van douanelaboratorium van 16 maart 2020, pagina’s 78 en 79.
7.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 80.
8.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 82 en 101.
9.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 83 tot en met 86.
10.De rechtbank begrijpt: de geadresseerde.
11.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 86.
12.De rechtbank begrijpt: het bonnetje.
13.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 88 en 89.
14.De rechtbank begrijpt: de chauffeur.
15.De rechtbank begrijpt: de container op de oplegger gaat zetten.
16.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 94.
17.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 95.
18.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 96.
19.De rechtbank begrijpt: fysieke controle.
20.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 98 tot en met 100.
21.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 101 tot en met 104.
22.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevinding van 1 februari 2020, pagina’s 45 en 46.
23.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 101 tot en met 105.
24.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 juni 2022, pagina 135.
25.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 108.
26.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 1]) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 109 tot en met 114.
27.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2020, pagina’s 45 en 46.
28.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022, pagina 116.
29.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022, pagina 116.
30.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022, pagina 117.
31.Zaaksdossier [naam 3], het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022, pagina 118.