ECLI:NL:RBOVE:2023:2817

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
08/312392-22 (P) en 08/217221-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gezamenlijk handelen in harddrugs met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het gezamenlijk handelen in harddrugs, specifiek cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan twee feiten: het opzettelijk handelen in cocaïne in de periode van 1 februari 2022 tot en met 29 november 2022, en het opzettelijk vervoeren van 1009,43 gram cocaïne op 29 november 2022. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten, waarbij de verdachte actief betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig bestempeld en heeft de rolverdeling tussen de verdachte en zijn medeverdachten vastgesteld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft daarnaast een telefoontoestel dat in beslag was genomen, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 6 juli 2023, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/312392-22 (P) en 08/217221-17 (TUL)
Datum vonnis: 20 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.A. de Vroome en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.A. Schenk, advocaat in Harderwijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 maart 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 februari 2022 tot en met 29 november 2022 samen met anderen opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne;
feit 2:op 29 november 2022 samen met een ander opzettelijk 1009,43 gram cocaïne heeft vervoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari2022 tot en met 29 november 2022 te Deventer, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijkheeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkochten/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,(telkens)een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwetbehorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel3a van die wet;
2.hij op of omstreeks 29 november 2022 te Deventer (in het voertuig metkenteken [kenteken]) , althans in Nederland,tezamen en in vereniging met en of meer anderen, althans alleen,opzettelijkheeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,(in totaal) ongeveer 1009,43 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel alsbedoeld in de bij de Opiumwet behorende ijst I, dan we aangewezenkrachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft feit 1 aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het opzettelijk vervoeren, dan wel opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, wegens gebrek aan overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder
1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Feit 1
Verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor op 30 november 2022 bekend dat hij af en toe drugs verkoopt, wat hij ter zitting heeft bevestigd. [2]
Pseudokoop
Daarnaast heeft een pseudokoop plaatsgevonden. Op 23 september 2022 heeft de politie via WhatsApp contact gezocht met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) via het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. [3] Hierbij is een afspraak gemaakt op het Karel de Groteplein in Deventer. Er vindt vervolgens een ontmoeting plaats tussen een man die herkend wordt als verdachte en de pseudokoper, waarbij een ‘ponypack’ cocaïne wordt gekocht voor € 50,--.
Tegelijkertijd is er communicatie tussen verdachte en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] stuurt verdachte aan en zegt waar hij naartoe moet gaan. Verdachte kan de locatie niet vinden, waarna [medeverdachte 1] hem de huid vol scheldt. [medeverdachte 1] blijft hameren op de locatie waar verdachte naartoe moet gaan, namelijk de parkeerplaats bij een grijze Toyota. [4] Uiteindelijk vindt verdachte de pseudokoper en vindt de transactie plaats. [medeverdachte 1] vraagt verdachte vervolgens of het gelukt is, waarop verdachte antwoordt dat het gelukt is. [5]
Tijdens het verrichten van de pseudokoop vindt ook dynamische observatie plaats. [6] Om 15.41 uur wordt gezien dat verdachte over de Graaf Florisstraat fietst, zijn fiets stalt en naar de Karel de Grotelaan loopt. Tussen 15.50 uur en 15.58 uur wordt gezien dat verdachte meerdere malen een telefoon tegen zijn oor houdt. Dit komt overeen met de interceptie op het telefoonnummer [telefoonnummer 1], waaruit blijkt dat er die dag regelmatig contact is tussen verdachte en [medeverdachte 1]. [7] Om 16.00 uur wordt gezien dat verdachte kort contact maakt met een man die op de parkeerplaats staat. Gelijk daarna vertrekt verdachte te voet. Om 16.05 uur heeft verdachte wederom een telefoon tegen zijn oor, waarna hij om 16.08 uur bij een Mercedes instapt die stopt op de Margijnenenk. In de Mercedes wordt [medeverdachte 1] als bestuurder herkend. [8]
Doorzoeking Citroën C1
Voorts is verdachte op 29 november 2022 samen met [medeverdachte 1] aangehouden in een personenauto van het merk Citroen, type C1. Dit voertuig is in beslag genomen en doorzocht. [9] Hierbij is waargenomen dat er delen van de vloerbedekking los zaten. Vervolgens is onder het dashboardkastje, aan de bijrijderskant, een blauw verpakt rechthoekig blok aangetroffen. Ook is in de middenconsole een zwartkleurige gripzak aangetroffen. In deze gripzak zaten een aantal verpakkingen. Deze verpakkingen zijn herkend als verpakkingen die gebruikt worden in de handel in harddrugs. Het betroffen in totaal elf verpakkingen, waarvan acht ‘ponypacks’ (envelopjes) en drie bolletjes in plastic. [10] Op 1 december 2022 is er door de forensische opsporing onderzoek verricht naar het blok en de ponypacks en bolletjes uit de middenconsole. [11] Van dit onderzoek is een NFiDENT rapport opgemaakt. [12] Daaruit volgt dat het blok en de inhoud van de ponypacks en plastic bolletjes positief testten op cocaïne.
In het voertuig zijn verder een Samsung Galaxy A12 en een iPhone 12 aangetroffen. De Samsung Galaxy A12 maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. In de applicatie WhatsApp maakte de gebruiker van dit toestel gebruik van de naam “[alias 1]”. Op dit toestel zijn chats aangetroffen die kenmerken hebben van een afspraak voor de afname van verdovende middelen, een afbeelding van een blok (vermoedelijk) cocaïne, een video met twee blokken (vermoedelijk) cocaïne en een video van 29 november 2022, waarop meerdere bundels eurobiljetten te zien zijn. [13] De iPhone 12 maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Hierop zijn onder andere chats aangetroffen in Signal en WhatsApp waar het over handel gaat, afbeeldingen en video’s van (vermoedelijk) blokken cocaïne en afbeeldingen van geld en sieraden. [14]
Afnemer [getuige]
Op donderdag 1 december 2022 werd afnemer [getuige] als getuige gehoord. Zij verklaarde dat zij verdachte herkende als een afgeleefde junk die ook een keer drugs bij haar heeft gebracht. [medeverdachte 1] herkent zij als [alias 1], zijnde de dealer. [15]
Medeplegen
Er is sprake van medeplegen wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen, waarbij niet alle delictsbestanddelen van dat feit door ieder van hen afzonderlijk vervuld behoeven te zijn. Het criterium voor medeplegen is een ‘bewuste en nauwe samenwerking’ (ECLI:NL:HR:2011:BP6581). De vraag of sprake is van een zodanige samenwerking, hangt sterk af van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1]. Ze hebben telefonisch contact over de drugshandel, worden samen geobserveerd en halen gezamenlijk cocaïne op en vervoeren deze. Tijdens de observatie van 23 juni 2022 wordt ook medeverdachte [medeverdachte 2] waargenomen. [16] Daarnaast is sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij verdachte bij het verkopen van drugs wordt aangestuurd door [medeverdachte 1].
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 februari 2022 tot en met 29 november 2022 samen met anderen opzettelijk gehandeld heeft in cocaïne.
Feit 2
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte zich op 29 november 2022 samen met [medeverdachte 1] verplaatste in een Citroen C1, voorzien van kenteken [kenteken]. Verdachte heeft dit ter terechtzitting ook bevestigd. [17] Het voertuig stond op naam van de moeder van [medeverdachte 1], genaamd [betrokkene]. Op basis van ANPR-gegevens en mastgegevens verkregen uit interceptie kan worden vastgesteld dat verdachte zich gelijktijdig met dit voertuig omstreeks 17.10 uur verplaatst uit Deventer. Vervolgens verplaatsen het voertuig en de GSM’s (in gebruik bij [medeverdachte 1]) zich richting Rotterdam. Verdachte bereikte omstreeks 18.25 uur Rotterdam. Uit de mastgegevens blijkt dat de GSM’s zich enige tijd in Rotterdam Zuid bevinden. Omstreeks 20.00 uur verplaatsen het voertuig en de GSM’s zich via de A13 en A4 naar Amsterdam. Omstreeks 20.40 uur kwam het voertuig door de ANPR van S106 en kwamen de GSM’s op de masten in de ruime omgeving rond het Rembrandtpark. Omstreeks 21.00 uur verplaatsten de GSM’s en het voertuig zich van Amsterdam richting Deventer, waarna het voertuig omstreeks 22.00 uur werd stilgezet op de afrit Deventer centrum van de A1. [18] Tijdens de aanhouding bleek dat verdachte zich als bestuurder in de Citroen C1 bevond. Medeverdachte [medeverdachte 1] was de bijrijder.
Zoals hiervoor onder feit 1 reeds overwogen, is het voertuig is op 29 november 2022 doorzocht, waarbij werd waargenomen dat er delen van de vloerbedekking los zaten. Vervolgens is onder het dashboardkastje in het zicht, aan de bijrijderskant waar verdachte zat, een blauw verpakt rechthoekig blok aangetroffen. Ook is in de middenconsole een zwartkleurige gripzak aangetroffen. In deze gripzak zaten een aantal verpakkingen. Deze verpakkingen zijn herkend als verpakkingen die gebruikt worden in de handel in harddrugs. Het betroffen in totaal elf verpakkingen, waarvan acht ‘ponypacks’ (envelopjes) en drie bolletjes in plastic. [19] Op 1 december 2022 is er door de forensische opsporing onderzoek verricht naar het blok en de ponypacks en bolletjes uit de middenconsole. [20] Van dit onderzoek is een NFiDENT rapport opgemaakt. [21] Daaruit volgt dat het blok en de inhoud van de ponypacks en plastic bolletjes positief testten op cocaïne. Het totaalgewicht betrof 1009,43 gram.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de ponypacks, plastic bolletjes en het blok cocaïne van hem zijn en dat hij dit blok cocaïne op straat heeft gevonden. [22] De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig en overweegt dat deze verklaring er alle blijk van geeft dat verdachte de schuld van [medeverdachte 1] op zich neemt. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een andere rolverdeling tussen verdachte en [medeverdachte 1] dan verdachte doet voorkomen, namelijk dat [medeverdachte 1] de dealer ‘[alias 1]’ is en dat verdachte met hem samenwerkt, meegaat om de cocaïne op te halen en uitvoering geeft aan het bedienen van de klanten.
Ten aanzien van de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] overweegt de rechtbank allereerst dat het in de C1 aangetroffen blok cocaïne aan de bijrijderskant lag, te weten de kant waar [medeverdachte 1] zat, zichtbaar onder het dashboardkastje. Verdachte en [medeverdachte 1] bevonden zich op dat moment gezamenlijk in de auto.
Verder heeft er op de dag dat verdachte en [medeverdachte 1] zijn aangehouden een chatgesprek plaatsgevonden met “[alias 2]”. [23] In deze chat wordt op 28 november 2022 door telefoonnummer [telefoonnummer 2] aangegeven dat hij ‘P’ wel over wil nemen. Kort daarna stuurt telefoonnummer [telefoonnummer 2] een video waarop een wit blok op een weegschaal te zien is. Dit blok weegt volgens de weegschaal ruim een kilo. Het blok heeft een blauwe verpakking, met daarop een handgranaat met hersenen. [24] De rechtbank overweegt dat deze verpakking gelijkend is aan de verpakking van het blok dat is aangetroffen in de Citroen C1 en dat eenzelfde verpakking bij de woning van [medeverdachte 1] in een afvalcontainer is aangetroffen. [25] Vervolgens wordt op 29 november 2022 om 17.20 uur door telefoonnummer [telefoonnummer 2] gestuurd
“uurtje ben daar broer. Geef je hem alvast door. Gwn zelfde plek als gisteren”. Rond 18.07 uur reageert [alias 2] met
“[adres 1]”.Uit de mastgegevens afkomstig uit de interceptie blijkt dat telefoonnummer [telefoonnummer 2] zich rond 17.43 uur nabij de Nassauhaven te Rotterdam bevindt. [26] Later die avond worden verdachte en [medeverdachte 1] in het bezit van een kilo cocaïne aangehouden in Deventer. [medeverdachte 1] houdt op het moment van de aanhouding een iPhone 12 met nummer [telefoonnummer 2] in zijn handen. [27]
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat [medeverdachte 1] de verwerving van het blok cocaïne heeft geregeld en dat verdachte en [medeverdachte 1] op 29 november 2022 samen naar Rotterdam en Amsterdam zijn gereden om dit blok op te halen. Ze zijn vervolgens ook samen in de Citroen C1 aangetroffen met de cocaïne in de auto.
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij het blok cocaïne op straat zou hebben gevonden, acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig.
Gelet op het bovenstaande en de plekken in het voertuig waar de cocaïne is aangetroffen – in het zicht onder het dashboardkastje en in de middenconsole – komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de cocaïne in het voertuig. Daarmee heeft verdachte opzet gehad op het vervoeren van de cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1].
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bovenstaande wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 29 november 2022 samen met een ander opzettelijk 1009,43 gram cocaïne heeft vervoerd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 februari 2022 tot en met 29 november 2022 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd
(telkens)
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 29 november 2022 (in het voertuig metkenteken [kenteken]) in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijkheeft vervoerd,(in totaal) 1009,43 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk onder algemene voorwaarden met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft verbleven hiervan dient te worden afgetrokken.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt – indien het komt tot een strafoplegging – aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van zijn voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, geruime tijd schuldig gemaakt aan het handelen in cocaïne. Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid cocaïne vervoerd. Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De verspreiding van en de handel in harddrugs gaan bovendien gepaard met vele vormen van zware criminaliteit en hebben daarom een ontwrichtende invloed op de samenleving. Verdachte heeft zich bij zijn keuze om zich bezig te houden met de handel in cocaïne niet bekommerd om de gezondheidsrisico’s voor anderen of de schadelijke gevolgen voor de maatschappij. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van de ondermijnende criminaliteit die rondom de handel en productie van drugs de laatste jaren grote vormen aanneemt. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 14 juni 2023, waaruit volgt dat hij eerder, te weten in 2014 en 2019, is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het door de reclassering over verdachte opgemaakte rapport van 22 juni 2023. Hieruit volgt dat sprake is van een groot aantal risicofactoren op verscheidene leefgebieden. Verdachte heeft geen eigen woning, geen werk, een slechte financiële situatie, geen steunend positief netwerk en er is tevens sprake van middelengebruik en een pro-criminele houding. Verdachte is gebaat bij hulp, maar zit al dusdanig lang in het criminele circuit dat dit voor hem vertrouwd lijkt aan te voelen. De reclassering acht het aannemelijk dat verdachte na zijn detentie zijn oude leven weer oppakt. Zolang er niets verandert in de denkwijze van verdachte schat de reclassering het recidiverisico in op hoog.
De reclassering heeft op basis van de risicofactoren geconstateerd dat verdachte baat zou kunnen hebben bij reclasseringstoezicht, om op deze manier aan gedragsverandering en het verminderen van het recidiverisico te kunnen werken. Echter, ondanks het feit dat de reclassering meerwaarde zou zien in reclasseringstoezicht, adviseren zij om dit niet op te leggen. De reclassering acht de kans groot dat betrokkene terugvalt in oude patronen en acht de kans tevens groot dat verdachte zich op termijn niet meer zal kunnen conformeren aan de bijzondere voorwaarden die hem opgelegd zouden worden.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het advies van de reclassering, waaronder de verwachting dat het verdachte niet zal lukken zich te houden aan bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Wel zal de rechtbank bij haar strafoplegging rekening houden met de rolverdeling. Voor de rechtbank komt een duidelijke rolverdeling uit het dossier naar voren, waarbij verdachte bij het verkopen van drugs wordt aangestuurd door [medeverdachte 1]. Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het telefoontoestel (merk: Redmi) verbeurd verklaard dient te worden, nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat ook deze telefoon is gebruikt bij het dealen van drugs.
De raadsman heeft betoogd dat het beslag dient te worden opgeheven, omdat er geen strafvorderlijk belang meer is om het beslag te laten voortduren. Verbeurdverklaring van het goed acht de raadsman disproportioneel.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde telefoontoestel (merk: Redmi) moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke het feit is begaan.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, zoals opgelegd door de rechtbank Overijssel op 18 oktober 2019.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tenuitvoerlegging, omdat de einddatum van de proeftijd zoals vermeld op het uittreksel uit de justitiële documentatie niet klopt. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel te matigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in haar vordering, nu de data zoals deze staan vermeld in het uittreksel uit de justitiële documentatie juist zijn.
De vordering van de officier van justitie kan naar het oordeel van de rechtbank worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 2 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
onder 1 en 2ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het
onder 1 en 2bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
onvoorwaardelijke gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdhet in beslag genomen voorwerp, te weten
een telefoontoestel (merk: Redmi)op de beslaglijst genoemd onder nummer 1;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 18 oktober 2019, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. C.J. Sangers - de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.
Buiten staat
Mr. Eshuis en mr. Sangers – de Jong zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ON1R022005 (onderzoek Aronskelk). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 november 2022, p. 162 t/m 174; Het proces-verbaal ter terechtzitting van 6 juli 2023.
3.Het proces-verbaal van bevindingen ‘pseudokoop’, p. 266.
4.Het proces-verbaal van bevindingen ‘interceptie pseudokoop’, p. 270 t/m 276.
5.Het proces-verbaal van bevindingen ‘begeleiding van pseudokoop’, p. 262 t/m 264.
6.Het proces-verbaal van observatie vrijdag 23 september 2022, p. 259 t/ 261.
7.Het proces-verbaal van bevindingen ‘interceptie pseudokoop’, p. 270 t/m 276.
8.Het proces-verbaal van observatie vrijdag 23 september 2022, p. 259 t/ 261.
9.Het proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking personenauto [kenteken] d.d. 30 november 2023, p. 511 t/m 512.
10.Het proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking personenauto [kenteken] d.d. 30 november 2023, p. 511 t/m 512.
11.Het proces-verbaal ‘onderzoek verdovende middelen’ d.d. 1 december 2022, p. 538 t/m 549.
12.Rapport NFiDENT d.d. 2 december 2022, p. 555 t/m 557.
13.Het proces-verbaal van bevindingen nummer 210 d.d. 10 februari 2023, p. 373 t/m 376.
14.Het proces-verbaal van bevindingen nummer 218 d.d. 3 februari 2023, p. 389 t/m 397.
15.Verklaring getuige [getuige], p. 459 t/m 462.
16.Het proces-verbaal van observatie 23 juni 2022, p. 241 e.v.
17.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 6 juli 2023.
18.Het relaas proces-verbaal, pagina 21; Het proces-verbaal van bevindingen nummer 218 d.d. 3 februari 2023, p. 392.
19.Het proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking personenauto [kenteken] d.d. 30 november 2023, p. 511 t/m 512.
20.Het proces-verbaal ‘onderzoek verdovende middelen’ d.d. 1 december 2022, p. 538 t/m 549.
21.Rapport NFiDENT d.d. 2 december 2022, p. 555 t/m 557.
22.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 6 juli 2023.
23.Het proces-verbaal van bevindingen nummer 218 d.d. 3 februari 2023, p. 392 incl. bijlage 6.2.
24.Het proces-verbaal van bevindingen nummer 218 d.d. 3 februari 2023, p. 392.
25.Het proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking in de woning [adres 2]’, p. 134 t/m 136.
26.Het proces-verbaal van bevindingen nummer 218 d.d. 3 februari 2023, p. 392 incl. bijlage 6.2.
27.Het proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking personenauto [kenteken] d.d. 30 november 2023, p. 511 t/m 512.