ECLI:NL:RBOVE:2023:2768

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
08-963507-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organized drug trafficking involving large quantities of cocaine in the Netherlands

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van ongeveer 9.000 kilo cocaïne en de handel in ongeveer 4.500 kilo cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaren. De zaak kwam voort uit onderzoek 26Chatham, waarbij de verdachte samen met anderen in georganiseerd verband handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en dat hij betrokken was bij de verkoop, aflevering en verstrekking van deze drugs. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de organisatie en de ernst van de feiten zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte had een essentiële rol in de organisatie en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de invoer van cocaïne een bijzonder ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf van 14 jaren op te leggen, toegewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963507-21 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 mei, 22 mei en 4 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door de raadsman van verdachte, mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020 samen met anderen, dan wel alleen, 5.146,91 kilogram (bruto) cocaïne, dan wel 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en die opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020 samen met anderen, dan wel alleen, 4.500 kilogram cocaïne, dan wel 4.553 blokken cocaïne, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk die cocaïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zaaksdossier 29 april
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020, te Vlissingen en/of Bergen op Zoom, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert,
C) althans in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
ongeveer 5.146,91 kilogram (bruto) cocaïne, althans 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zaaksdossier 23 april
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020, te Vlissingen en/of Kapelle en/of Bergen op Zoom, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert, en/of
C) althans in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
ongeveer 4.500 kilogram cocaïne (althans (ongeveer) 4.553 blokken cocaïne), althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
3.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) onvoldoende transparant is geweest over het verkrijgen van de data uit de EncroChat-hack en SkyECC-tap, dat het OM daar onjuiste of onvolledige informatie over heeft verschaft en dat er door het OM ten onrechte een beroep wordt gedaan op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat maakt dat artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is geschonden, waardoor het OM niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het ter terechtzitting overgelegde requisitoir en de daaraan gehechte bijlage, primair op het standpunt gesteld dat er niet hoeft te worden getoetst aan het vertrouwensbeginsel, nu sprake is van een ander voorbereidend onderzoek (ECLI:NL:GHDHA:2023:6). Verder heeft de officier van justitie gesteld dat het OM voldoende transparant is geweest en dat er geen sprake is van een inbreuk op artikel 8 EVRM, omdat de criminele persoonlijke levenssfeer daardoor niet wordt beschermd, waardoor het OM ontvankelijk is in de vervolging.
Subsidiair heeft de officier van justitie gesteld dat de buitenlandse interceptie van alle in 26Chatham beschikbare data uit EncroChat en SkyECC voor rechtmatig moet worden gehouden op grond van het vertrouwensbeginsel en dat, indien wel sprake was van een inbreuk op artikel 8 EVRM, daar op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geen rechtsgevolg aan moet worden verbonden.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
3.2.3.1 De feitelijke gang van zaken rondom de EncroChat-hack en de SkyECC-tap
In onderzoek 26Chatham is informatie verkregen uit de onderzoeken 26Lemont en 26Argus, die zich richtten op (gebruikers van) respectievelijk EncroChat en SkyECC. Dit zijn bedrijven die mobiele telefoons leverden, waarmee versleutelde berichten konden worden verstuurd.
EncroChat
Encrochat leverde naast deze telefoons een pakket aan diensten, waarmee toegang kon worden verkregen tot een communicatienetwerk waarbinnen versleutelde tekst- en spraakberichten en afbeeldingen konden worden verstuurd naar en ontvangen van andere gebruikers van EncroChat-toestellen. De toestellen beschikten over een speciaal ontwikkeld besturingssysteem en bevatten functionaliteiten voor het snel en enkelvoudig wissen van berichten, terwijl er geen mogelijkheid was om het apparaat of de simkaart te koppelen aan een gebruikersaccount.
De server die EncroChat gebruikte bevond zich in Roubaix (Frankrijk) bij het bedrijf [bedrijf 1] .
Op 30 januari 2020 is door de Franse rechter een machtiging gegeven voor het plaatsen van een interceptiemiddel bij de server en op 1 april 2020 is dit door de Franse autoriteiten geplaatst. Het interceptiemiddel is ontworpen door de Service Technique National de Captation Judiciaire en valt onder het Franse staatsgeheim. De Franse autoriteiten hebben in de periode van 1 april tot 14 juni 2020 live informatie van EncroChat-telefoons verzameld.
Op 10 februari 2020 is door het OM het onderzoek 26Lemont gestart, dat zich onder meer richtte op de gebruikers van de EncroChat-toestellen. In het kader van dit onderzoek is met Frankrijk een gemeenschappelijk onderzoeksteam opgericht en is afgesproken dat alle informatie en bewijsmiddelen die ten behoeve van het gemeenschappelijk onderzoeksteam worden verzameld, worden gevoegd in een gezamenlijk onderzoeksdossier.
Het OM heeft op 13 maart 2020 een vordering ingediend bij de rechter-commissaris om een machtiging te verstrekken voor het geven van een bevel tot het binnendringen en het doen van onderzoek in een geautomatiseerd werk, als bedoeld in artikel 126uba Sv, en tot het opnemen van (tele)communicatie, als bedoeld in artikel 126t Sv. Op 27 maart 2020 heeft de rechter-commissaris deze machtiging onder voorwaarden verleend.
In het kader van het gemeenschappelijk onderzoeksteam hebben de Franse autoriteiten de informatie uit het interceptiemiddel met Nederland gedeeld en de Nederlandse politie heeft die data gekopieerd.
De officier van justitie in het onderzoek 26Lemont heeft op grond van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de gegevens die tijdens het onderzoek 26Lemont zijn vergaard, te gebruiken voor het onderzoek 26Chatham.
SkyECC
Het bedrijf SkyECC bood voorgeprogrammeerde toestellen aan, met daarop functionaliteiten voor diverse vormen van communicatie en de automatische vernietiging daarvan. De toestellen werden volledig anoniem en alleen tegen contante betaling of betaling via cryptovaluta verhandeld.
De server die SkyECC gebruikte bevond zich, evenals EncroChat, in Roubaix (Frankrijk) bij het bedrijf [bedrijf 1] .
Samen met de Belgische autoriteiten heeft Nederland een verkennend overleg gehad met Frankrijk, om een toelichting te geven op het nog uit te vaardigen Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) en om helderheid te krijgen over de vraag of Frankrijk de onderzoeken zou kunnen verrichten. Op 6 december 2018 heeft Nederland een EOB naar Frankrijk verzonden om daarmee een image te verkrijgen van de servers. Voorafgaand aan het verzenden van deze EOB heeft de rechter-commissaris onder voorwaarden een machtiging verleend voor het door de officier van justitie doen van een vordering als bedoeld in artikel 126ug, tweede lid, Sv. Hiermee kreeg de officier van justitie toestemming voor het maken van een image.
Frankrijk heeft uitvoering gegeven aan het EOB, waarna de Franse officier van justitie een opsporingsonderzoek is gestart, waarbij door de Franse rechter toestemming is verleend voor de interceptie, opname en transcriptie van de communicatie tussen de SkyECC-servers.
Op 24 en 26 juni 2019 hebben de Franse autoriteiten IP-taps geplaatst op twee SkyECC-servers. De data van deze IP-taps is op 11 juli 2019 beschikbaar geworden voor Nederland. Verder is gebleken dat de geïntercepteerde data door de rechter-commissaris in Lille op eigen initiatief is overgedragen aan twee Nederlandse officieren van justitie.
Op 13 december 2019 is er tussen Nederland, België en Frankrijk een overeenkomst voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam gesloten. Vanaf dat moment heeft Frankrijk de geïntercepteerde data aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam, en dus aan Nederland, verstrekt. Binnen dat team hebben Nederlandse technici een techniek ontwikkeld om een kopie te maken van het werkgeheugen van één van de SkyECC-servers, zonder dat die offline zou gaan. Op 14 mei en 3 juni 2020 heeft Frankrijk deze techniek ingezet. Vervolgens heeft Nederland een techniek ontwikkeld (‘man in the middle’) die het ontsleutelen van het berichtenverkeer mogelijk maakte. Nadat de Franse adviescommissie, die gaat over apparatuur die een inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer en briefgeheim, toestemming had gegeven, is deze techniek op 18 december 2020 aangesloten.
Op 11 december 2020 is het onderzoek 26Argus gestart, dat zich richtte op NN-gebruikers van SkyECC. In dat onderzoek hebben rechters-commissarissen onder voorwaarden op
15 december 2020 een machtiging verleend voor het geven van een bevel op grond van artikel 126t Sv (tapmachtiging) en op 7 en 11 februari 2021 voor het geven van een bevel op grond van artikel 126uba Sv (machtiging voor het binnendringen in een geautomatiseerd werk). Verder is er nog door de rechter-commissaris aanvullende toestemming verleend voor inzage in en het gebruik van in- en uitgaande communicatie van steeds een dataset van
Sky-ID’s. Op basis van deze machtigingen is de data geanalyseerd en gedeeld met andere onderzoeken.
Een officier van justitie van onderzoek 26Argus heeft op basis van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om gegevens uit 26Argus binnen onderzoek 26Chatham te gebruiken.
3.2.3.2 Transparantie over verkrijging van de data
De verdediging heeft aangevoerd dat het OM onvoldoende transparant is geweest over het verkrijgen van de data uit de EncroChat-hack en de SkyECC-tap en meent dat het OM daar onjuiste of onvolledige informatie over heeft verschaft. Voor zover de raadsman heeft bedoelen te stellen dat het OM een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven over de wijze van de verkrijging van de data, is de rechtbank van oordeel dat dit standpunt feitelijke grondslag mist. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
3.2.3.3 Interstatelijk vertrouwensbeginsel
De verdediging heeft verder aangevoerd dat het OM ten onrechte heeft gesteld dat het vertrouwensbeginsel van toepassing is. Het vertrouwensbeginsel zou er in de visie van het OM toe leiden dat het niet aan de Nederlandse strafrechter is om te beoordelen of de Franse autoriteiten de opsporingsbevoegdheden in Frankrijk op een juiste manier hebben toegepast en of de resultaten op een rechtmatige wijze zijn verkregen.
Ten aanzien van het al dan niet van toepassing zijnde (internationale of interstatelijke) vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank, in navolging van hetgeen de Hoge Raad in zijn prejudiciële beslissing van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913) heeft overwogen, als volgt.
Allereerst dient de rechtbank vast te stellen of de toepassing van de opsporingsbevoegdheid heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten of de Nederlandse autoriteiten.
De verantwoordelijkheid ligt bij Nederland als onder het gezag van een Nederlandse officier van justitie in het buitenland door Nederlandse opsporingsambtenaren toepassing wordt gegeven aan de hun bij de Nederlandse wet toegekende opsporingsbevoegdheden. Dit doet zich niet voor als een Nederlandse opsporingsambtenaar slechts betrokken is bij de uitvoering van een opsporingsbevoegdheid in het buitenland, die in overeenstemming met het recht van dat land en onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten wordt uitgeoefend.
De verantwoordelijkheid ligt ook bij Nederland als een zodanige nauwe samenwerking bestaat tussen Nederland en de buitenlandse autoriteiten bij de opsporing dat het gezag daarover feitelijk of in overwegende mate toekomt aan de Nederlandse officier van justitie.
Hiervan is geen sprake als de Nederlandse opsporingsambtenaren slechts aanwezig mogen zijn bij de uitvoering van de opsporingshandeling door de buitenlandse autoriteiten of als door Nederland technische assistentie wordt verleend aan de buitenlandse autoriteiten.
Op basis van de hiervoor onder 3.2.3.1 vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat zowel bij de EncroChat-hack als de SkyECC-tap sprake is geweest van opsporing in Frankrijk, onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Dat Nederland technische assistentie heeft verleend aan Frankrijk en dat Nederland de informatie van Frankrijk heeft verkregen door de oprichting van een gemeenschappelijk onderzoeksteam of door het door Nederland uitgevaardigde EOB, doet daar niet aan af. De toepassing van de opsporingsbevoegdheid heeft dan ook niet plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Gemeenschappelijk onderzoeksteam
Wanneer een opsporingsbevoegdheid in het kader van een gemeenschappelijk onderzoeksteam in een andere lidstaat wordt uitgeoefend, is het recht van die lidstaat leidend. Het verlenen van (technische) bijstand vanuit de Nederlandse politie maakt dat niet anders (Hoge Raad van 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:612). In dit geval is het Franse recht dus leidend.
Als de opsporingsbevoegdheid onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten in dat land wordt verricht, waarbij zoals hier sprake is van een land dat is aangesloten bij het EVRM, is het niet de verantwoordelijkheid van de Nederlandse strafrechter om de rechtmatigheid van die onderzoekshandelingen te toetsen. Als de rechter dat wel zou doen, levert dat een aantasting op van de soevereiniteit van dat land, in dit geval Frankrijk.
Mocht er wel sprake zijn van een schending van enig recht dat wordt gewaarborgd door het EVRM, dan geldt dat de verdachte het recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM voor een instantie van het betreffende land, zoals hier Frankrijk. Daarom moeten de beslissingen van buitenlandse autoriteiten die aan het onderzoek ten grondslag liggen worden gerespecteerd en moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht.
Dit is alleen anders als in dat land onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daar geldende regels is verricht. Pas dan beoordeelt de rechter aan de hand van de beoordelingsfactoren van artikel 359a, tweede lid, Sv of dit leidt tot een rechtsgevolg. De Nederlandse rechter kan dan echter niet toetsen of het buitenlandse recht voldoende bescherming bood tegen een inbreuk op artikel 8 EVRM (het recht op eerbiediging van het privéleven), omdat deze beoordeling immers zou vergen dat de Nederlandse rechter aan het buitenlandse recht toetst, hetgeen een aantasting van de soevereiniteit van dat land zou opleveren.
Europees onderzoeksbevel
Het stelsel van het EOB is gestoeld op het beginsel van wederzijdse erkenning en het daarmee verbonden beginsel van onderling vertrouwen tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Als een rechter gebruikmaakt van resultaten die met een EOB zijn verkregen, kan de rechter beoordelen of de beslissing om een EOB uit te vaardigen in overeenstemming met de wet is genomen. Als een rechter-commissaris hierover al heeft beslist, kan de rechter nog kijken of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen.
De rechter moet zich echter onthouden van een toetsing van de wijze waarop de resultaten zijn verkregen. Er moet van worden uitgegaan dat in de uitvoerende lidstaat, in dit geval Frankrijk, wordt of kan worden getoetst of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, wat betreft de aan die bevoegdheid verbonden formaliteiten, rechtmatig is toegepast. Wat betreft het beoordelen van het verkregen materiaal waarborgt de rechter dat het gebruik van dit bewijsmateriaal in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging. Daarbij moet de rechter de ‘overall fairness’ waarborgen.
Conclusie
De rechtbank stelt, op basis van het hiervoor overwogene, vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op de EncroChat-hack en de SkyECC-tap, waardoor ervan moet worden uitgegaan dat Frankrijk het onderzoek rechtmatig heeft verricht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de data rechtmatig zijn verkregen en komt daarom niet toe aan de beoordeling van de vraag of sprake is van een inbreuk op artikel 8 EVRM.
Gezien het voorgaande stelt te rechtbank vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging.
3.3
Schorsing van de vervolging
De rechtbank stelt verder vast dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met anderen binnen het grondgebied van Nederland brengen, vervoeren, afleveren en aanwezig hebben van 4553 blokken cocaïne op 29 april 2020 en 4551 kilogram cocaïne op 23 april 2020.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet is vast te stellen dat de accounts die aan verdachte worden toegeschreven slechts door één persoon werden gebruikt en dat de verkregen data onbetrouwbaar zijn.
Subsidiair heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, nu verdachte bij de invoer op 29 april (nog) geen enkele rol had. Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om vast te stellen dat sprake was van cocaïne.
Mocht de rechtbank vast stellen dat bewezen kan worden dat het om cocaïne gaat, dan heeft de raadsman zich meer subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte daarvan geen eigenaar was en dat hij slechts fungeerde als operationeel uitvoerder. De gedragingen van verdachte die in het dossier naar voren komen, vallen niet samen met de feitelijke invoer, dan wel verlengde invoer van de cocaïne, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder A ten laste gelegde. Daarnaast dient verdachte te worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Wat betreft het onder B en C van de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor onder paragraaf 3.1.3 is overwogen van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van enige onrechtmatigheid en/of strijd met het EVRM, zodat de data uit EncroChat en SkyECC kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de uit de EncroChat-hack en de SkyECC-tap verkregen data onbetrouwbaar zouden zijn, waardoor die data niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt feitelijke grondslag mist. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
4.3.3
Identificatie gebruikers EncroChat en SkyECC
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachten gebruik hebben gemaakt van zogenoemde PGP-toestellen (Pretty Good Privacy), waarop EncroChat of SkyECC was geïnstalleerd. De gebruikers van de toestellen hadden de accounts niet op hun eigen naam geregistreerd, maar onder een nickname of gebruikersnaam. In het geval van EncroChat werd gebruik gemaakt van een nickname eindigend op @encrochat.com en in het geval van SkyECC was sprake van een gebruikersnaam.
De vraag die in alle zaken, al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie het OM in het onderzoek 26Chatham vervolging heeft ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van de EncroChat- en SkyECC-accounts.
4.3.3.1 EncroChat
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de nickname [alias 1] , verdachte [medeverdachte 1] van de nickname [alias 2] , verdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) van de nickname [alias 3] , verdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) van de nickname [alias 4] en verdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) van de nickname [alias 5] .
Het feit dat verdachte als [alias 1] wordt geïdentificeerd volgt onder meer uit een gesprek dat hij voerde via EncroChat, waarin werd besproken dat het broertje van [alias 1] net was opgepakt bij een drugslab in [locatie 1] . Dit bleek te gaan om [naam 1] , het broertje van verdachte. [2] Daarnaast volgt dit uit berichten die zijn verzonden door [alias 1] aan meerdere gebruikers, waarin hij hen vraagt naar zijn zaak te komen aan de [adres 1] en naar zijn huis aan de [adres 2] . Uit onderzoek is gebleken dat aan de [adres 1] het bedrijf “ [bedrijf 2] ” is gevestigd, de eenmanszaak van verdachte. Daarnaast is gebleken dat verdachte in het GBA staat ingeschreven op het adres aan de [adres 2] . [3]
De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van de andere gebruikers van de EncroChat-accounts niet in dit vonnis opnemen. De namen van deze gebruikers zijn enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Chatham en de identificatie van deze gebruikers is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing. Daarnaast is de identiteit van deze gebruikers door de verdediging niet betwist.
4.3.3.2 SkyECC
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het Sky-account [accountnaam 1] , verdachte [medeverdachte 1] van het account [accountnaam 2] , verdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) van het account [accountnaam 3] , verdachte [medeverdachte 2] van het account [accountnaam 4] , verdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) van het account [accountnaam 5] , verdachte [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7] ) van het account [accountnaam 6] , verdachte [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 8] ) van het account [accountnaam 7] , verdachten [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9] ) en [medeverdachte 10] (hierna: [medeverdachte 10] ) van het account [accountnaam 8] , verdachte [medeverdachte 11] van het account [accountnaam 9] , verdachte [medeverdachte 3] van het account [accountnaam 10] en verdachte [medeverdachte 4] van het account [accountnaam 11] .
De identificatie van verdachte als [accountnaam 1] volgt onder meer uit het volgende. Tijdens een actie van het observatieteam werd vastgesteld dat het mobiele telefoontoestel met IMEI-nummer [nummer 1] zich in de woning van verdachte bevond. Aan dit IMEI-nummer was het SkyECC-account [accountnaam 1] gekoppeld. Daarnaast stond in de status van het EncroChat-account [alias 1] in de vrije tekst: “sky: [accountnaam 1] quarantaine”. Verder stuurt de gebruiker van het account [accountnaam 1] in een gesprek zijn telefoonnummer, [telefoonnummer]. Dit telefoonnummer was in gebruik bij verdachte. Tot slot is uit onderschepte berichten gebleken dat de gebruiker van het account [accountnaam 1] op 6 mei 2020 om 05:05 uur stuurt dat hij net in het dorp is gecontroleerd door de politie en dat hij daarbij het rijbewijs van zijn neef heeft laten zien. Uit het systeem van de politie is gebleken dat er op 6 mei 2020 omstreeks 05:00 uur een politiecontrole heeft plaatsgevonden aan de Biezelingsestraat in Kapelle, waarbij de Volkswagen Touran met kenteken [kenteken], die op naam staat van verdachte, werd staande gehouden. De inzittende legitimeerde zich met een rijbewijs op naam van [naam 2], de neef van verdachte. [4]
De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van de andere gebruikers van de SkyECC-accounts niet in dit vonnis opnemen. De namen van deze gebruikers zijn enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Chatham en de identificatie van deze gebruikers is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing. Daarnaast is de identiteit van deze gebruikers door de verdediging niet betwist.
4.3.4
Onderzoek 26Chatham: redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 april 2020 kwam zeeschip [naam 3] aan bij het bedrijf [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3]), dat is gevestigd in de haven van Vlissingen. [5] Het schip is op 9 april 2020 vertrokken vanuit de haven Moin in Costa Rica en vervoerde containers met bananen van de merken Chiquita en Amigo. [6] Op 27 april 2020 werd koelcontainer [nummer 2] van het schip gelost en op de kade geplaatst in afwachting van het uitladen van de bananen. Op 29 april 2020 werd de koelcontainer verplaatst en geopend om uitgeladen te worden. [7] Bij het uitladen ontdekte getuige [getuige 1], medewerker bij [bedrijf 3], dat op zes van de in totaal twintig pallets gekleurde pakketten zaten in plaats van bananen. [8] Het bleek te gaan om 4537 pakketten met aan de buitenzijde aangebrachte logo’s met daarop: Jaguar, 10A, Zwarte Pony (afbeelding), Kroon (afbeelding) J, TEKA, Barcelona (Voetbalclublogo), Lexus, Leon, Omar 15, Tesla, REY, Klok (afbeelding), 10 A (Camouflage), 500, Kattenhoofd (afbeelding), Franse lelie (afbeelding), HEROICO + adelaar (afbeelding), Dakar met logo, Stier (afbeelding), 666 en Lucky. [9] Deze pakketten zijn in beslag genomen [10] en na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om in totaal 5.146,91 kilogram bruto, althans 4.541,40 kilogram netto cocaïne (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [11]
Naar aanleiding van de aangetroffen partij cocaïne op 29 april 2020, deed getuige
[getuige 2], medewerkster bij [bedrijf 3], de volgende melding. In het weekend van 19 op 20 april 2020 is het schip “[naam 4]” aangekomen bij [bedrijf 3]. Dit schip voor de zogenoemde Chiquita-lijn was afkomstig uit de haven van Moin in Costa Rica. Op 20 april 2020 is de container met nummer [nummer 3] gelost van het schip en weggezet op de locatie C324. Deze container bevatte twintig pallets met het product Amigo. Op 23 april 2020 is deze container gestript en de twintig pallets met Amigo bananen zijn in expeditie ruimte F5 discharge geplaatst. Veertien van de pallets hebben vervolgens een relocated actie gehad en zijn op een eindlocatie weggezet. Zes van deze pallets hebben geen relocated actie gehad en zijn vermist. [12] De zes vermiste pallets hadden de volgende unieke barcodes:
[code 1];
[code 2];
[code 3];
[code 4];
[code 5];
[code 6]. [13]
Zoals gezegd zijn berichten uit de onderzoeken 26Lemont en 26Argus aan het onderzoek 26Chatham ter beschikking gesteld. Hierdoor is zicht ontstaan op EncroChat- en SkyECC-verkeer tussen verdachte en andere gebruikers. Een aantal gesprekken van EncroChat en SkyECC in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 29 maart 2020 tot 25 oktober 2020 (zomertijd) in Nederland twee uren later was dan de weergegeven UTC-tijd. Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd. [14]
Uit de onderschepte berichten kwam het volgende naar voren.
In een SkyECC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte wordt vanaf 7 april 2020 gesproken over een locatie waarvoor [medeverdachte 1] niet meer dan
€ 100.000,-- wil betalen. De locatie moet makkelijk in en uit te rijden zijn en hun mensen zullen de plek bewaken met zware wapens. Het plan is dat alleen Jordy daar ophaalt en dat er gelijk wordt verkocht. Ze zullen daar ongeveer twee weken zitten. Verder wordt besproken dat het vervoeren in Lidl-tassen het beste en meest efficiënt is. Daar passen 20 in.
Ook wordt gesproken over de vervoersmiddelen naar de locatie, waaronder een stash-bus [15] en hoeveel daarin past. Er wordt een bus bij verdachte opgehaald. Op 23 april 2020 stuurt [medeverdachte 1] dat hij alleen een spotter in de buurt heeft voor als ze hebben gelost. [16]
Uit berichten vanaf 30 maart 2020 in een EncroChat-gesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] volgt dat [medeverdachte 3] een loods aan het regelen is voor [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] vraagt aan [medeverdachte 3] of hij nog een blok wil meelopen voor € 9.000,--. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij twee blokken wil meelopen en vraagt of hij ook weer kan helpen met rijden. [medeverdachte 4] geeft aan dat hij dit later deze week gaat bespreken. Op 1 april 2020 gaan ze samen bij de loods kijken. Uiteindelijk stuurt [medeverdachte 4] op 6 april 2020 dat ze een andere locatie gaan gebruiken, maar dat ze de loods van [medeverdachte 3] achter de hand willen houden. Op 12 april 2020 stuurt [medeverdachte 4] dat het een week later wordt, omdat hun bak [17] op de volgende boot staat en dat de andere een week erna komt. [medeverdachte 4] vraagt of die loods een week later ook nog stand-by kan staan.
Op 21 april 2020 meldt [medeverdachte 4] dat de gast uit de loods zo meteen laat weten hoe het ervoor staat met hun bak en dat hij zo wel een update zal krijgen. Op 23 april 2020 stuurt [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 3] ervoor moet zorgen dat hij vanaf 17:45 uur bij [locatie 2] in de buurt is. Hij moet kijken of er politie rondrijdt. [medeverdachte 3] laat vanaf 17:42 uur weten dat hij al even heeft rondgereden en dat alles goed is. Om 17:55 uur laat [medeverdachte 3] weten dat er bij Vierwegen ook geen politie is. Om 18:20 uur stuurt [medeverdachte 4] dat ze onderweg zijn en dat ze bij hkz (Heinkenszand) zijn. Als de truck bij [medeverdachte 3] in de buurt is, bericht hij dat de truck niet wordt gevolgd. In de dagen erna communiceren [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] over de vergoeding van het op de uitkijk staan en het leveren van de blokken, waarbij [medeverdachte 4] hierover contact opneemt met andere betrokkenen.
Op 29 april 2020 laat [medeverdachte 4] weten dat de pallets met spullen die dag zijn ontdekt en dat hij heel de tijd bezig is met dingen regelen. [18]
Op 19 april 2020 is een groepsgesprek via SkyECC gestart, waaraan verdachte en de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] deelnemen en waarin ze elkaar op de hoogte houden.
In dit groepsgesprek stuurt [medeverdachte 2] vanaf 20 april 2020 berichten naar de groep dat de bak, die eerst nog op de boot is, veilig op de kade staat. Hij deelt mee dat de bak niet op de scan staat en geeft aan wanneer die wordt gestript. Hij wordt hierover op de hoogte gehouden door mensen die ter plaatse zijn.
Op 22 april 2020 meldt [medeverdachte 2] dat het werk die dag wordt gedaan en dat tp [19] om 18:00 uur kan rijden. Hierop vraagt verdachte aan [medeverdachte 6] wanneer zij moeten klaarstaan en [medeverdachte 5] vraagt of ze al hebben gestript. [medeverdachte 2] antwoordt dat dit nog niet het geval is en dat ze dit zo gaan doen. Later die dag meldt [medeverdachte 2] dat hij net te horen krijgt dat het pas morgen wordt en dat alles onder controle is. De bak is morgen, 23 april 2020, pas aan de beurt.
Op 23 april 2023 stuurt [medeverdachte 2] de groep dat er tussen 16:00 en 18:00 uur kan worden gehaald. [medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij even in transport (een andere groepsapp) moet komen over het hoe en wat precies. [medeverdachte 2] zegt dat transport zich moet klaarmaken.
Hierop deelt [medeverdachte 6] mee dat transport er om 17:00 uur is. [medeverdachte 2] reageert hierop door te zeggen dat het werk rond 18:00 uur gaat gebeuren. [medeverdachte 6] merkt op dat de chauffeurs de plek van laden en lossen van tevoren moeten weten en dat er geen adressen in de telefoons, TomTom of wat dan ook moeten staan. Als er iemand wordt aangehouden mag het niet stuk lopen omdat allebei de adressen ergens in staan.
[medeverdachte 2] meldt dat ze alle zes pallets in handen hebben en dat transport net het terrein op rijdt om de pallets te halen. Even later bericht [medeverdachte 2] dat transport aan dok is, dat transport zo de deuren dicht gaat gooien en ervandoor gaat. Weer later stuurt hij dat ze van het terrein af zijn. [medeverdachte 2] merkt hierbij op: “Snel die volgende bak nog”.
[medeverdachte 6] staat in contact met het transport en zal de groep informeren als het transport is aangekomen en als er is gelost. [medeverdachte 1] stuurt hierop dat de mannen klaar staan om naar binnen te rijden. [medeverdachte 2] merkt nog op dat het jammer is dat Dubai niet gelijk twaalf pallets heeft gezet. [medeverdachte 5] stuurt dat ze nu eersteklas “narcotraficantes” zijn. [medeverdachte 2] zegt dat hij de groep zo foto’s van de pallets stuurt en stuurt even later zes foto’s van stickers met daarop “Chiquita” en voorzien van barcodes. [20] Dit betreffen de, voor zover leesbaar, volgende barcodes (waar kruisjes zijn vermeld zijn de cijfers niet leesbaar): [code 7], [code 8], [code 9], [code 10], [code 11]. Eén van de zes barcodes is niet leesbaar. [21] Deze barcodes, voor zover leesbaar, komen overeen met de barcodes van de vermiste pallets bij [bedrijf 3]. [22]
In de berichten die volgen worden de bedragen berekend die de deelnemers aan het groepsgesprek kwijt zijn aan de binnenploeg en transport. [medeverdachte 2] rekent uit dat ze er allemaal een kleine 1,7 miljoen aan over houden en dat dit zonder meeloop is van iedereen.
[medeverdachte 2] stuurt meerdere foto’s van ruimtes waarin allemaal gekleurde pakketten liggen opgestapeld.
De groep praat vervolgens nog even door over de volgende bak die komt en dat ze de meeloop moeten regelen. [medeverdachte 5] stuurt: “Nu volgende week nog man dat is gewoon kers op die oh zo lekkere taart”. [medeverdachte 2] vraagt wanneer die aankomt, waarop [medeverdachte 1] reageert met: “26e”. [medeverdachte 2] reageert hierop met: “Oké dat was deel 1 en nu gaan we verder met deel 2”, waarop [medeverdachte 5] zegt: “Narcos seizoen 2.”
Ondertussen vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] of hij ze laat tellen en dat die mannen snel moeten laden. [medeverdachte 1] geeft aan dat daar 4553 is, dus dat dat wel goed zit. Verdachte reageert door te zeggen dat ze hier kunnen selecteren, gewoon per 20, waarop [medeverdachte 6] antwoordt: “20 bij tas, maar wel per soort. En opschrijven wat er uit gaat. Anders weet je nooit waar de fout zit en wordt ellende”. [medeverdachte 2] vraagt aan [medeverdachte 1] hoeveel zijn transport meeneemt, waarop [medeverdachte 1] reageert met: “1000 per bus”.
Verdachte stuurt later op de avond een foto, waarop verdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] te zien zijn. [23] Verder klaagt verdachte erover dat hij nog moet sjouwen, waarop [medeverdachte 5] stuurt: “Wat sjouw je liever. Zandzakken of motherfucking cocaïne bro”. Verder stuurt verdachte foto’s van een ruimte die is gevuld met bigshoppers.
Ondertussen gaat het gesprek door over het sorteren en tellen van de spullen en hoeveel ze er missen. [medeverdachte 1] stuurt dat er in totaal 4536 moet zijn. [medeverdachte 2] vraagt aan [medeverdachte 1] of Dubai wel zeker weet dat het er 4536 zijn.
Verdachte stuurt foto’s van lijsten met namen zoals Omar, Nike, Tesla, Don Julio en Leon, met achter de naam een getal.
Op 24 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] nog een aantal foto’s met daarop pakketten, gesorteerd op kleur, waaronder een groen pakket met daarop ‘B12’. Ook stuurt hij een lijstje met B12, Lucky, Rey en Leeuw, met daarachter aantallen. Verdachte stuurt op zijn beurt ook een foto met een lijst met namen en aantallen.
Op 29 april 2020 stuurt [medeverdachte 5] een screenshot van een artikel op [website] met als kop: “Grote drugsvangst in haven Vlissingen 4.500 kilo”. Hierop reageert [medeverdachte 6] met: “kk zooi” en “Hoe is dub nu er onder maat”, waarop [medeverdachte 5] reageert met: “Hij is relaxed bro. Zeer relaxed. Die is blij dat niemand is gepakt en die zegt veiligheid voor iedereen. Hij zegt nu wis alle sporen. Niet over praten. Hoofden koel houden, En licht tp in zei die dat ze sporen wissen”. [medeverdachte 6] reageert hierop met: “Zijn wij al aant doen. Morgen is loods weg. Leeg”. [medeverdachte 5] reageert met: “Hij is blij dat niemand gepakt is”.
[medeverdachte 6] stuurt een foto van NOS met pallets met de aangetroffen spullen. Hierop stuurt [medeverdachte 1] : “Hahahahaha wij hebben geschiedenis geschreven in Zeeland. Ziek man bros belangrijk mond dicht. Nu zal er veel gepraat worden in de wandelgangen tippers alles.” El [medeverdachte 5] stuurt: “Ja boys mond closed we weten van niets. Want waar de popo nu op hoopt is dat mensen gaan praten.” [medeverdachte 6] sluit af met: “Geschiedenis in Zeeland en nl”. [24]
Op 20 april 2020 heeft [medeverdachte 6] een groepsgesprek via SkyECC aangemaakt, waaraan hijzelf en vijf andere onbekend gebleven gebruikers van SkyECC deelnemen, en waarin wordt gesproken over het transport.
Op 21 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] de groep dat de bak veilig op de kade staat en dat het vanwege Corona allemaal iets langzamer gaat. Op 22 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] dat het zo ver is en dat ze om 18:00 uur daar moeten zijn om het op te halen, dat er dus pallets komen en vraagt of er vrijwilligers zijn om te pitten. Verder wordt afgesproken wie met wie meerijdt en waar vandaan. Even later stuurt [medeverdachte 6] dat het toch morgen wordt.
[medeverdachte 6] stuurt op 23 april 2020 dat het als het goed is die dag gaat gebeuren. Vervolgens worden tijden en plaatsen afgesproken. [medeverdachte 6] stuurt dat als de pallets zijn gelost er meteen twee bussen aankomen en dat er dan moet worden geteld en dat soort bij soort in tassen moet worden gestopt. Er mogen geen blokken achterblijven, anders betaalt iedereen eraan mee.
Om 18:07 uur stuurt [medeverdachte 6] dat ze aan het laden zijn en om 18:13 uur dat hij er uit is. Uit de verdere berichten blijkt dat het transport af en aan naar een locatie rijdt om de lading te lossen. [25]
In een SkyECC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte stuurt [medeverdachte 1] op 23 april 2020 dat hij een spotter in de buurt heeft voor als ze hebben gelost en een bij de loods. Ook vraagt hij aan verdachte of er op de locatie bij hun “stash” genoeg ruimte is om alles rustig te sorteren en op te schrijven. [medeverdachte 1] geeft verdachte het geld mee om de locatie te betalen. [medeverdachte 1] zegt tegen verdachte dat de mensen op de locatie alles netjes moeten sorteren en moeten opschrijven hoeveel ze van alles hebben.
Op 24 april 2020 vergelijken [medeverdachte 1] en verdachten lijsten met daarop namen van stempels. De ene lijst is van wat er op de locatie is en de andere lijst is afkomstig van “[naam 5]”. Verder in het gesprek bespreken ze de hoeveelheden per stempel, aan de hand van wat verdachte op de locatie heeft geteld. [medeverdachte 1] stuurt een gesprek met “[naam 5]”, waarin deze [naam 5] zegt dat het in totaal 4536 stuks moeten zijn.
Op 29 april 2020 om ongeveer 10:52 uur stuurt [medeverdachte 1] een gesprek door tussen hem en “[alias 6]”, waarin deze [alias 6] zegt dat hij denkt dat de pallets zijn gepakt door de politie. Een paar uur geleden heeft iemand tegen deze [alias 6] gezegd dat ze het hebben gevonden.
In het gesprek wordt verder tot 26 juni 2020 gesproken over het aantal blokken dat er nog is, worden lijsten gedeeld waarop de aantallen staan van verschillende stempels, wordt gesproken over tekorten die mogelijk zijn ontstaan omdat ze zijn bestolen, wordt gesproken over blokken die bol zijn komen te staan door waterschade en worden bestellingen doorgegeven. [26]
Op 20 april 2020 wordt een SkyECC-gesprek aangemaakt, waaraan verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] deelnemen. Uit de berichten in dit groepsgesprek volgt dat [medeverdachte 8] na 20 april 2020 een villa ingaat met twee vrouwen die daar wonen. Dit is de woning aan de [adres 3] waar verdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] woonden. [27] Op 23 april 2020 komen er twee keer twee bussen bij de woning om vier keer 1.000 blokken af te leveren, die worden vervoerd in bigshoppers van de Lidl. Zodra de blokken zijn afgeleverd, moet [medeverdachte 8] in de villa blijven om de woning te bewaken. Hij heeft hiervoor een geladen Kalasjnikov tot zijn beschikking en mag de MP5 van [medeverdachte 1] lenen. [medeverdachte 8] krijgt de instructie van [medeverdachte 1] dat hij wakker moet blijven en moet afknallen.
[medeverdachte 8] krijgt de opdracht om de blokken te sorteren en moet doorgeven hoeveel er van elke stempel aanwezig zijn. Dit wordt op lijstjes bijgehouden door verdachte en [medeverdachte 1] . Verdachte komt ook naar de woning om de blokken te sorteren en ze te tellen. Daarnaast krijgt [medeverdachte 8] de opdracht om bestellingen klaar te leggen die hij van [medeverdachte 1] doorkrijgt en die [medeverdachte 7] vervolgens wegbrengt. [medeverdachte 1] stuurt dan een token. Nadat [medeverdachte 7] foto’s heeft gestuurd van een bus waarin een aantal blokken liggen en stuurt dat er nu 300 in liggen, concludeert verdachte dat er dus wel 350 tot 400 in passen.
[medeverdachte 8] maakt een aantal keren op verzoek van [medeverdachte 1] foto’s van de ruimte waarin de spullen die in Lidl-tassen liggen en foto’s van de blokken, waarop de stempels goed zichtbaar zijn. Op de foto’s zijn onder andere de stempels Corona, Don Julio, # 85, B12, Nike en Omar 11 te zien.
Gedurende de tijd dat [medeverdachte 8] in de villa verblijft houdt hij de groep op de hoogte zodra er verdachte situaties rondom de woning zijn. Zodra dit het geval is, komt verdachte of [medeverdachte 7] langsrijden om de situatie te bekijken. Nadat er op 4 mei 2020 weer verdachte auto’s rondom de woning zijn geweest, wordt er op 6 mei 2020 een camera aan de woning geplaatst. [medeverdachte 1] en verdachte houden de livebeelden van de camera’s in de gaten. [28]
Uit onderzoek is gebleken dat een camerasysteem van het merk Somfy aanwezig was bij de villa. Bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 9] werd een factuur van de Mediamarkt aangetroffen, waaruit bleek dat er op 6 mei 2020 onder andere een Ring Spotlight camera en Somfy indoor camera waren aangeschaft. Uit informatie van SOMFY Nederland BV is gebleken dat aan de Somfy camera die aan de [adres 3] was geïnstalleerd onder andere de volgende gebruiker was gekoppeld: [naam 6], met het e-mailadres [e-mailadres 1]. [29]
In een SkyECC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 9] houdt [medeverdachte 9] hem op de hoogte van de situatie in en rondom “de Villa”. Ze stuurt lijsten aan verdachte, waarop zij de aantallen blokken met de stempels B12, Corona, Tesla, Lambo, Dakar, P7, Omar II, Pecho, Leon en Nike bijhoudt, en ze houdt verdachte op de hoogte van de aantallen blokken met de stempels Omar, Dakar, Omer ster en Leon. Verder vraagt ze aan verdachte wanneer haar moeder het geld krijgt omdat de spullen langer blijven. Samen met haar moeder [medeverdachte 10] legt ze gevulde tassen klaar zodat die weggebracht kunnen worden. Ze stuurt verdachte foto’s van zichzelf en van [medeverdachte 10] .
In de periode van 2 juli tot 16 juli 2020 heeft [medeverdachte 10] de telefoon van [medeverdachte 9] tot haar beschikking en stuurt ze verdachte onder andere dat ze € 6.000,-- van hem krijgt om de woning nog drie maanden te kunnen gebruiken. [30]
Daarnaast is er ook een groepsgesprek via SkyECC tussen verdachte, [medeverdachte 9] en [medeverdachte 7] , waarin ze bespreken hoeveel er van de blokken met de stempels Nike, Omar 11, Omar ster, Dakar, P7, Leon, Lambo, Corona en Pecho zijn en krijgen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 7] van verdachte door welke bestellingen ze moeten klaarleggen. [31]
Op 20 februari 2020 wordt door [medeverdachte 1] een groepsgesprek via SkyECC gestart, waaraan hijzelf, [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 11] en een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker deelnemen. In dit gesprek draagt [medeverdachte 1] de andere deelnemers op om bestellingen weg te brengen naar bepaalde adressen, zoals het op 11 juni 2020 brengen van 100 Omars naar de [adres 4]. [medeverdachte 1] zegt dat ze dit beter kunnen brengen met de auto met daarin de verborgen ruimte. [32]
Ook in een ander SkyECC-gesprek waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 7] deelnemen wordt gesproken over bestellingen van blokken met bepaalde stempels. [medeverdachte 7] heeft de beschikking over meerdere blokken met de stempels B12, Tesla, Lucky en Corona. Hij moet een en ander bij [medeverdachte 11] afleveren en het geld tellen dat hij heeft ontvangen. [medeverdachte 11] zegt dat hij een telmachine heeft en die zal brengen. [33]
In een groepsgesprek waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 8] en twee onbekend gebleven gebruikers deelnamen werd gecommuniceerd over leveringen van 300 blokken met de stempels Zwarte band, Nike, Omar, Leeuw, B12, Rey, Tesla, Kroon zwart, T26 en Corona en 300 blokken met de stempel Tesla. [34]
In een SkyECC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte wordt gesproken over lijsten van klanten met namen en de lijst van verdachte, waarop staat hoeveel blokken met de stempel B12 zijn verkocht en voor hoeveel. Op die lijst staat ook wat verdachte moet ontvangen of geven aan [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] . [35]
In een EncroChat-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [alias 7], stuurt [medeverdachte 2] op 24 april 2020 dat er zondag een boot van Chiquita binnenkomt met spullen. Op 27 april 2020 stuurt [medeverdachte 2] een gesprek door aan [alias 7], waarin hij aan een onbekend gebleven persoon vraagt of ze de mensen van de loods al hadden gesproken over de pallets die nu aankomen.
In een gesprek met [alias 7] en [alias 8] probeert [medeverdachte 2] op 27 april 2020 scanlijsten met baknummers te regelen via een vrouw die er stage loopt (de rechtbank begrijpt: bij [bedrijf 3]). Op 29 april 2020 om 14:10 uur stuurt [medeverdachte 2] dat hij denkt dat de spullen zijn gepakt, dat hij om 08:00 uur bericht heeft gekregen dat ze zijn gevonden en dat het is ontdekt door het personeel. Verder stuurt [medeverdachte 2] dat ze duidelijk waren te zien, in alle kleuren van de regenboog. Om 20:29 uur stuurt [alias 7] het artikel “Douane onderschept 4500 kilo cocaïne in Vlissingse haven” door. [medeverdachte 2] bevestigt dat het 4500 was en dat het om zes pallets ging. [36]
In een EncroChat-gesprek tussen verdachte en een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘[alias 9]’ vraagt verdachte op 25 april 2020 of deze ‘[alias 9]’ iemand kent met een loods waar ze wat spullen kunnen stallen. Het moet een veilige plek in Zeeland zijn en is ergens in de week erop nodig voor zes pallets. De loods zal ongeveer vier weken nodig zijn en er moet één Hollandse man blijven en één Hollandse man komt alleen op en af. Hij is bereid daar € 30.000,-- voor te betalen.
Op 27 april 2020 stuurt een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘[alias 10]’ aan verdachte dat de loods is leeggehaald en klaar voor gebruik. Op de vraag wanneer de bak komt stuurt verdachte dat het deze week zal zijn.
Op 29 april 2020 omstreeks 18:55 uur stuurt verdachte een foto van het artikel “Douane onderschept 4.500 kilo cocaïne in Vlissingse haven” aan een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘[alias 11]’ en zegt daarbij dat die 4500 ook van hun was. [37]
In een SkyECC gesprek met verdachte, [medeverdachte 9] en een onbekend gebleven persoon met gebruikersnaam ‘[accountnaam 12]’ wordt vanaf 20 mei 2020 gesproken over de verkoop voor de prijs van 26. [accountnaam 12] geeft aan dat 26 de marktprijs is en dat dit niet interessant is. Als [accountnaam 12] de spullen voor 25.500 kan krijgen dan kan hij er wel wat mee. Verdachte geeft aan dat zij een minimale prijs met elkaar hebben afgesproken en dat hij alleen kan vragen vanaf welke aantallen zij het voor 25,5 weg doen. Op 21 mei 2020 stuurt verdachte dat B12 inmiddels op of gereserveerd is. De maandag of dinsdag erop brengen ze de volgende stempel op de markt. Op 30 mei 2020 vraagt [accountnaam 12] of verdachte een foto heeft van een blok, waarop verdachte een foto stuurt van twee blokken met de stempel ‘Corona’. Op 2 juni 2020 vraagt [accountnaam 12] aan verdachte wanneer de blokken ongeveer in Malaga zijn. Uit het gesprek blijkt dat verdachte het transport hiervoor zou regelen. [38]
In een EncroChat-gesprek tussen verdachte en een onbekend gebleven gebruiker met de nickname ‘[alias 12]’ stuurt verdachte op 29 april 2020 dat hij iedere dag verkoopt en dat hij nu andere B12 heeft, 50 stuks 26750. Op verzoek stuurt verdachte foto’s van blokken met de stempel B12. [39]
4.3.5
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank is, op basis van de onder de paragrafen 4.3.3 en 4.3.4 genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.3.5.1 Invoer van cocaïne
29 april 2020
Vast staat dat op 29 april 2020 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Vlissingen, bij het bedrijf [bedrijf 3]. Deze cocaïne lag op pallets die kwamen van een schip dat afkomstig was uit Costa Rica en is op deze manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
23 april 2020
Daarnaast stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat ook op 23 april 2020 sprake is geweest van het vanuit Costa Rica invoeren van cocaïne in Nederland.
Daarvoor is allereerst van belang dat op 23 april 2020 zes pallets met bananen, afkomstig van een schip dat voer uit de haven van Moin in Costa Rica, werden vermist bij [bedrijf 3], terwijl op 29 april 2020 bij [bedrijf 3] cocaïne werd aangetroffen in bananendozen op zes pallets, afkomstig van een schip van dezelfde locatie. De barcodes van de vermiste pallets komen overeen met de barcodes die door de verdachten in de EncroChat- en SkyECC-berichten werden gedeeld. Hoewel deze cocaïne niet fysiek is aangetroffen, waardoor er ook niet kon worden getest, is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de vermiste pallets cocaïne hebben bevat. Dit volgt uit de berichten die omstreeks 23 april 2020 door de verdachten werden gestuurd waarin werd gesproken over zes pallets met 4.553 blokken cocaïne, die zij van het terrein van [bedrijf 3] in Vlissingen hebben gehaald. Bovendien komen de stempels van de onderschepte cocaïne op 29 april overeen met de stempels die op de foto’s en lijstjes in de EncroChat- en SkyECC-berichten werden gedeeld door de verdachten.
4.3.5.2 Betrokkenheid verdachte bij de invoer, verkoop, afleveren, verstrekken en vervoer
29 april 2020
De rechtbank is van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij het op 29 april 2020 in Nederland invoeren van 4.541,40 kilogram cocaïne. De rechtbank stelt daarbij vast dat verdachte één van de vijf verdachten is die een hoofdrol hebben gespeeld bij deze invoer. Dit blijkt onder meer uit de berichten in het groepsgesprek waaraan verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] deelnamen. Naar aanleiding van berichtgeving over de drugsvangst in media wordt in dit groepsgesprek gezegd dat alle sporen moeten worden gewist, dat ze hun mond moeten houden in verband met tippers en dat ze geschiedenis hebben geschreven in Zeeland. Daarnaast stuurt verdachte in een gesprek aan gebruiker [alias 11] een foto van het artikel “Douane onderschept 4.500 kilo cocaïne in Vlissingse haven” en zegt daarbij dat die 4500 ook van hun was. De betrokkenheid van verdachte blijkt verder uit het gesprek dat verdachte had met gebruiker [alias 9], waarin verdachte op 25 april 2020 vraagt om een loods op een veilige plek in Zeeland, waar ongeveer vier weken zes pallets met spullen kunnen worden gestald. Uit het gesprek van 27 april 2020 tussen verdachte en gebruiker [alias 10] blijkt dat verdachte inmiddels een loods heeft geregeld en dat die klaarstaat. Verdachte is er op dat moment van op de hoogte dat de lading die week komt.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet de enige gebruiker was van de aan hem gekoppelde accounts. Nu niet uit het dossier blijkt dat andere mensen gebruik hebben gemaakt van het SkyECC-account [accountnaam 1] en het EncroChat-account [e-mailadres 2] en de verdediging niets heeft aangevoerd waaruit dit volgt, is de rechtbank van oordeel dat dit verweer geen stand houdt. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Het verweer van de verdediging dat verdachte (nog) geen enkele rol had bij de invoer op 29 april 2020 houdt op basis van de hiervoor uiteengezette bewijsmiddelen geen stand, nu verdachte voorafgaand aan 29 april 2020 al bezig was met het regelen van een loods waar de zes pallets opgeslagen konden worden en uit berichten blijkt dat de aangetroffen cocaïne (ook) van hem was. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 onder A ten laste gelegde feit. Nu de lading cocaïne al in de haven van Vlissingen is onderschept en verdachte daarover dus geen feitelijke beschikking heeft gehad, kan er geen sprake zijn van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van die cocaïne. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 onder B ten laste gelegde.
23 april 2020
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in het bijzonder uit de berichten van EncroChat en SkyECC, een zeer helder beeld is ontstaan van de rol van iedere verdachte bij de invoer van de cocaïne.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] , behoort tot de hoofdrolspelers die de invoer van deze cocaïne mogelijk hebben gemaakt. Naast dat uit het dossier is gebleken dat zij er allemaal 1,7 miljoen aan zouden over houden, waren zij hoofdverantwoordelijk en een cruciale spil in de organisatie van de invoer en verkoop van de cocaïne. De rechtbank stelt, kort gezegd, de volgende rolverdeling vast.
[medeverdachte 2] was verantwoordelijk voor het eerste deel van de organisatie rondom de invoer van de cocaïne. Hij stond in direct contact met de binnenploeg bij [bedrijf 3] en stuurde die aan. Hij werd ervan op de hoogte gehouden dat de pallets van de boot af waren, dat ze in een loods werden geplaatst en dat ze werden gestript. Vervolgens werd hij ervan op de hoogte gesteld dat het transport het terrein op reed en de cocaïne van de binnenploeg overnam.
[medeverdachte 6] was verantwoordelijk voor het transport en nam het van [medeverdachte 2] over zodra de cocaïne in handen was van het transport. Hij stuurde het transport aan in een apart groepsgesprek. Het transport bracht de pallets met cocaïne naar een loods die door [medeverdachte 4] was geregeld. In deze loods werden mensen door [medeverdachte 6] aangestuurd om de cocaïne te tellen, sorteren en over te plaatsen in bigshoppers.
Vanaf deze loods werd de cocaïne in de bigshoppers in bussen geplaatst en onder verantwoordelijkheid van [medeverdachte 1] gebracht naar de [adres 3]. [medeverdachte 1] en verdachte hebben deze locatie geregeld om de cocaïne te bewaren, zodat van daaruit de cocaïne kon worden weggebracht naar de kopers. Op deze locatie werd het stokje overgenomen door verdachte. Hij zorgde ervoor dat de cocaïne werd opgeborgen in de woning en stuurde [medeverdachte 8] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] herhaaldelijk aan om de cocaïne te tellen en sorteren. [medeverdachte 1] en verdachte waren betrokken bij en verantwoordelijk voor deze organisatie.
[medeverdachte 8] kreeg de opdracht om dag en nacht in de woning te verblijven en die te bewaken. Verdachte en [medeverdachte 1] werden op de hoogte gehouden van de situatie in en rondom de woning. Zodra er een verdachte situatie was, kreeg [medeverdachte 8] instructies van verdachte en [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] gaf in de weken erop bestellingen door aan [medeverdachte 8] die hij moest klaarleggen en die [medeverdachte 7] vervolgens naar de koper moest brengen. [medeverdachte 9] hielp bij het gereedmaken van deze bestellingen. Verdachte was hier ook bij betrokken en onderhield contact met de mensen in de woning.
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] stonden in contact met “dubai”, die ondanks de inbeslagname van de cocaïne relaxed was, zolang er niemand gepakt was.
[medeverdachte 1] en verdachte houden nauwkeurig op lijsten bij hoeveel van welke stempels er zijn verkocht en wat er nog over is. Verdachte is zelf ook actief betrokken bij de verkoop van de blokken cocaïne.
Het verweer van de verdediging dat verdachte slechts een operationeel uitvoerder was, wordt, gezien deze vastgestelde feiten, verworpen.
Tezamen en in vereniging
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de overige verdachten.
Uit de hiervoor besproken rolverdeling volgt echter juist dat de verdachten in een zeer goed georganiseerd verband samenwerkten. De rollen die zij hadden bij de operatie sloten naadloos op elkaar aan en ieder van hen vervulde een cruciale rol in het geheel. Als een van hen zou wegvallen, zou dat gevolgen hebben voor het slagen van de operatie. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank verwerpt het verweer.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 onder A en B ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder paragrafen 4.3.3 en 4.3.4 opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) en opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, ongeveer 4.500 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat bij de strafoplegging niet moet worden aangesloten bij de strafmaat van de hoofdrolspelers, maar bij de rol van verdachte als operationeel uitvoerder, en dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte een first offender is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
7.3.1
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het in Nederland invoeren van ongeveer 9.000 kilo cocaïne en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van ongeveer 4.500 kilo cocaïne. Verdachte had hierin een essentiële rol, zoals hiervoor onder 4.3.5.2 reeds is beschreven.
Cocaïne is een stof die schadelijk is voor de gezondheid en is sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten te plegen.
De invoer van cocaïne en de georganiseerde en grootschalige handel daarin hebben een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaat heel veel (zwart-)geld om in de handel in cocaïne, waardoor de financiële belangen groot zijn. Deze handel gaat om die reden vaak gepaard met ernstige vormen van geweld en wapengebruik. De rechtbank heeft daar ook in dit dossier signalen van gezien. Veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot de handel in verdovende middelen. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Dit is terug te zien bij de onderhavige transporten waarbij een beeld naar voren komt dat medewerkers/stagiaires van [bedrijf 3] worden benaderd om ervoor te zorgen dat de cocaïne in handen van verdachte en zijn medeverdachten komt. Hiermee wordt het onderlinge vertrouwen in de samenleving in hoge mate aangetast en wordt de democratische rechtstaat ondermijnd Door het invoeren van een zeer grote hoeveelheid cocaïne, heeft verdachte aan dit alles een bijdrage geleverd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij, door vlak voor zijn aanhouding te vluchten naar Turkije, geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat verdachte zich om al de hierboven genoemde gevolgen niet heeft bekommerd en slechts heeft gehandeld uit winstbejag.
7.3.2
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 2 mei 2023 blijkt dat verdachte in 2019 is veroordeeld voor overtreding van artikel 10a van de Opiumwet.
7.3.3
Strafoplegging
Gezien de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin wordt bij de invoer van een hoeveelheid van meer dan 20 kilo harddrugs uitgegaan van een minimale gevangenisstraf van 60 maanden en van 72 maanden als sprake is van een organisatie.
Verdachte heeft zich samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 9.000 kilo cocaïne en de handel in ongeveer 4.500 kilo cocaïne. Deze hoeveelheden gaan de oriëntatiepunten ver te boven. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan terecht dat er voor de invoer van en handel in zulke grote hoeveelheden cocaïne zeer lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd, die in de buurt komen van het strafmaximum voor deze feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook in de zaak van verdachte, mede gelet op zijn rol in de organisatie, oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De door de officier van justitie gevorderde straf doet recht aan de ernst van de gepleegde feiten.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, met de aanduiding 26Chatham / LEFC820005, met alle bijbehorende zaaksdossiers.
2.Persoonsdossier verdachte [verdachte], proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van verbalisant 1104 van 14 december 2020, pagina’s 2 en 3.
3.Persoonsdossier verdachte [verdachte], proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van verbalisant [verbalisant] van 6 januari 2021, pagina’s 7 t/m 11.
4.Persoonsdossier verdachte [verdachte], proces-verbaal identiteit [accountnaam 1] – [verdachte] met bijlagen van verbalisant [code 12] van 29 april 2021, pagina’s 60 t/m 62, 64, 66, 67 en 76.
5.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 8 mei 2020, pagina 128.
6.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 15 mei 2020, pagina’s 108 en 109.
7.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 8 mei 2020, pagina 128.
8.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 14 mei 2020, pagina’s 2 en 3.
9.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van telling met bijlagen van 30 april 2020, pagina’s 34 en 35.
10.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevinding + inbeslagname van 30 april 2020, pagina 14.
11.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van overname, onderzoek, monstername, herrekening en vernietigen met bijlagen van 18 mei 2020, pagina’s 81 t/m 84, 87 t/m 89, en
12.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] met bijlagen, pagina 3.
13.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 17 december 2020, pagina’s 26 en 67.
14.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 15 november 2021, pagina 212.
15.De rechtbank begrijpt: een bus met een verborgen ruimte.
16.Aanvulling zaaksdossier 23 april, proces-verbaal gesprek [accountnaam 2] – [accountnaam 1] van , pagina’s 2, 4 t/m 7 en 10.
17.De rechtbank begrijpt: een container.
18.Zaak 23 april aanvulling [code 13] en [code 14], proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2021, pagina’s 1 t/m 5, 7, 8, 10 t/m 20, en
19.De rechtbank begrijpt: transport.
20.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal volledige groepsgesprek met betrekking tot 23 april 2020 en 29 april 2020 van 31 maart 2021, pagina’s 230 t/m 234, 236, 237, 239, 240 en 243 t/m 248.
21.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2020, pagina 23.
22.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 20 mei 2021, pagina’s 69 t/m 77.
23.Persoonsdossier verdachte [medeverdachte 9] , proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2021, pagina’s 80 en 81.
24.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal volledige groepsgesprek met betrekking tot 23 april 2020 en 29 april 2020 van 31 maart 2021, pagina’s 248, 250, 252, 253, 257 t/m 260, 263, 273, 274 en 279 t/m 282.
25.Zaakdossier 23 april, proces-verbaal groepsgesprek transporteurs van 23 april 2020, pagina’s 284 t/m 290.
26.Aanvulling zaaksdossier 23 april, proces-verbaal gesprek [accountnaam 2] – [accountnaam 1] van 6 december 2021, pagina’s 11, 12, 14, 15, 17 t/m 20, 31, 42, 45 t/m 54, 58 en 59.
27.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal locatie Villa van 8 april 2021, pagina’s 449 t/m 453, en
28.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal groepsgesprek [accountnaam 6] -4 van 8 april 2020, pagina’s 292, 294 t/m 308, 310, 311, 313, 330 , 336, 337 en 339.
29.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2021, pagina’s 460 en 461.
30.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2021, pagina’s 350, 351, 354, 357, 358, 366, 367, 370, 371, 373 en 374.
31.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal groepsgesprek [accountnaam 1] -136 van 11 mei 2021, pagina’s 385 t/m 395.
32.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2021, pagina’s 415 t/m 419
33.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2021, pagina’s 430 t/m 433.
34.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2021, pagina’s 435 t/m 440.
35.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal berekeningen [accountnaam 2] met bijlagen van 28 juni 2021, pagina’s 470 t/m 475.
36.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2020, pagina’s 146 t/m 151 en 157 t/m 160.
37.Persoonsdossier verdachte [verdachte], proces-verbaal van verdenking van 12 januari 2021, pagina’s 14, 15 en 18.
38.Persoonsdossier verdachte [verdachte], proces-verbaal van bevindingen van 16 augustus 2021, pagina’s 84, 86, 88, 91, 92, 102 en 105.
39.Persoonsdossier verdachte [verdachte], proces-verbaal van bevindingen van 21 september 2021, pagina’s 260 en 261.