Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.Het afdoeningsvoorstel
- bewezen verklaard kan worden het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 4541,40 kilogram cocaïne, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020 (parketnummer 08-963536-20), en het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 4536 blokken cocaïne, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020 (parketnummer 08-963618-21);
- de officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren en een geldboete van € 100.000,--.
- de verdediging al ingediende onderzoekswensen intrekt;
- door de verdediging geen nieuwe of andere bewijsverweren worden gevoerd;
- verdachte afstand doet van alle in beslag genomen goederen;
- verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
- verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
- zowel door de verdediging als het Openbaar Ministerie wordt afgezien van hoger beroep in deze zaak als de rechtbank een straf oplegt die niet meer of minder dan drie maanden afwijkt van de eis van de officier van justitie;
- het Openbaar Ministerie verdachte niet zal vervolgen voor andere zaken uit de dataset met betrekking tot het SkyECC-ID ICRUBN en het EncroChat-account browwaiter gebleken drugsdelicten, waaronder ook inbegrepen artikel 11b van de Opiumwet (OW) en artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (daar waar het drugsdelicten betreft), gepleegd in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020;
- het Openbaar Ministerie positief zal adviseren ten aanzien van voorwaardelijke invrijheidstelling en uitfasering detentie, mits verdachte zich goed heeft gedragen, geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en er geen sprake is van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie.
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs
- de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv;
- verdachte is voorzien van rechtsbijstand;
- de inhoud van het afdoeningsvoorstel is op de openbare terechtzitting besproken;
- de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl zij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
6.De bewezenverklaring
7.Het bewijs
8.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
9.De strafbaarheid van verdachte
10.De op te leggen straf of maatregel
11.De toegepaste wettelijke voorschriften
12.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
een geldboete van € 100.000,-- (zegge: honderdduizend euro);
360 (driehonderdzestig) dagen.