Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.Het afdoeningsvoorstel
- bewezen verklaard kan worden het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van twee blokken cocaïne en het opzettelijk afleveren en vervoeren van een hoeveelheid van 4536 blokken cocaïne, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020 (feit 1) en medeplichtigheid aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van 4541,40 kilogram cocaïne, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020, door het ter beschikking stellen van een loods voor de opslag van de cocaïne (feit 2);
- de officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs
- de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv;
- verdachte is voorzien van rechtsbijstand;
- de inhoud van het afdoeningsvoorstel is op de openbare terechtzitting besproken;
- de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
6.De bewezenverklaring
7.Het bewijs
8.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
9.De strafbaarheid van verdachte
10.De op te leggen straf of maatregel
11.De toegepaste wettelijke voorschriften
12.De beslissing
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;