Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra justitie (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en haar raadsman mr. A.H.J Bals, advocaat te Kloetinge, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.Het afdoeningsvoorstel
- bewezen verklaard kan worden het opzettelijk aanwezig hebben gehad van een hoeveelheid van 4536 blokken cocaïne, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020;
- de officier van justitie eist een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren en een geldboete van € 29.500,--.
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs
- de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv;
- verdachte is voorzien van rechtsbijstand;
- de inhoud van het afdoeningsvoorstel is op de openbare terechtzitting besproken;
- de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl zij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
6.De bewezenverklaring
7.Het bewijs
8.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
9.De strafbaarheid van verdachte
10.De op te leggen straf of maatregel
11.De toegepaste wettelijke voorschriften
12.De beslissing
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
een geldboete van € 29.500,-- (zegge: negenentwintigduizend vijfhonderd euro);
182 (honderdtweeëntachtig) dagen.