ECLI:NL:RBOVE:2023:2729

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
08.054274.23 en 08.219630.20 (vord.tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor poging tot afpersing, mishandeling en bedreiging

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De man was beschuldigd van een eendaadse samenloop van misdrijven, waaronder poging tot afpersing, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats in Hengelo op 24 en 25 december 2022, waarbij de verdachte het slachtoffer bedreigde en mishandelde in een poging om een geldbedrag van €250 af te persen. Tijdens de zitting op 30 juni 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. G.J. Jansen, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. M.L. Firet, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook camerabeelden van de incidenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen redenen waren om de strafbaarheid van de verdachte uit te sluiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, met volledige tenuitvoerlegging in de penitentiaire inrichting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.054274.23 en 08.219630.20 (vord.tul) (P)
Datum vonnis: 14 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Jansen en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.L. Firet, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 30 juni 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer] af te persen;
feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 3: [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2022 tot en met 25 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (0) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 250,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde(n),
(zakelijk weergegeven)
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij (verdachte) (onder meer) die [slachtoffer] wilde spreken of anders boetes ging opleggen en/of dat hij (verdachte) het ook erger kon maken door richting zijn huis te komen en/of
(nadat verdachte en die [slachtoffer] elkaar hadden getroffen)
-die [slachtoffer] stevig heeft vastgepakt en/of gezegd dat hij die [slachtoffer] ook kon slaan
en/of
-(nadat die [slachtoffer] zich had losgerukt) achter die [slachtoffer] is aangelopen en/of
-die [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/althans slaande en/of schoppende
bewegingen heeft gemaakt richting die [slachtoffer] en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij € 250 moest betalen en als die [slachtoffer] niet zou betalen, ze naar die [slachtoffer] en/of zijn ouders toe zouden komen en/of dat derden onderweg waren en die [slachtoffer] in de kofferbak zouden drukken/duwen en/of
-die [slachtoffer] appjes laten zien waarin stond dat de broer van verdachte die [slachtoffer] in elkaar zou slaan en/of
-toen/nadat die [slachtoffer] aangaf geen geld te hebben) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij ( [slachtoffer] ) moest laten zien dat hij geen geld had en/of (daartoe) met die [slachtoffer] is meegelopen naar een geldautomaat en/of
-die [slachtoffer] een of meer berichten heeft gestuurd met de boodschap dat die [slachtoffer] geld moest betalen en/of dat hij (verdachte) naar de moeder en vader van die [slachtoffer] zou gaan en/of jij gaat zien ik blokkeer je wel ik ga niet eens praten jij gaat mij en hun zien” en/of jij bent dede (dood)”;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 25 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen 'Broer ik ga naar jouw kanker moeder en vader saen met hun ga je zien blokkeer me heb die ballen, jij gaat zien ik blokkeer je wel ik ga niet eens praten jij gaat mij en hun zien Jij bent Dede (dood)' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 24 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meerdere malen te slaan en/of stompen en/of schoppen tegen de rug en/of benen, althans lichaam, van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Feit 1 en 3
Gelet op de samenhang van de feiten zullen deze hieronder gezamenlijk worden besproken.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de gedragingen als omschreven onder de gedachtestreepjes 4, 5 en 6 en daartoe aangevoerd dat verdachte het feit in grote lijnen heeft bekend, maar die gedragingen ontkent en er zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om te komen tot een bewezenverklaring van die gedragingen. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken en daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld en er zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om te komen tot een bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing en mishandeling van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Verdachte heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht, maar bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting een verklaring afgelegd over het incident die in grote lijnen overeenkomt met de aangifte van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, namelijk de verklaring van verdachte, de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige] en de bevindingen van de politie, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing en mishandeling.
Die bewijsmiddelen houden in dat [slachtoffer] onder meer heeft verklaard dat verdachte meerdere (bedreigende) berichten naar hem heeft gestuurd, berichten aan hem heeft laten zien, dreigende uitspraken heeft gedaan en dat verdachte geweldshandelingen tegen hem heeft gepleegd. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] . Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat hij in strijd met de waarheid heeft verklaard zijn niet aannemelijk geworden. De ten laste gelegde gedragingen worden ook grotendeels door verdachte erkend. Bovendien vindt de aangifte van [slachtoffer] ten aanzien van de geweldshandelingen die tegen hem zijn gepleegd steun in de verklaring van [getuige] die getuige is geweest van het incident en in camerabeelden die van de toedracht zijn gemaakt. De ontkennende verklaring van verdachte ten aanzien van de betreffende gedragingen acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
Eendaadse samenloop
Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Voor het aannemen van eendaadse samenloop is niet alleen vereist dat de betrokken strafbepalingen in één fysiek gebeuren zijn overtreden, doch ook dat zij qua strekking niet uiteenlopen.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte een dermate samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde in geval van eendaadse samenloop heeft de Hoge Raad al eerder geoordeeld (ECLI:NL:HR:2017:1114) dat het in beginsel aan de feitenrechter is om de vraag te beantwoorden of hij in geval van eendaadse samenloop het bewezenverklaarde enkelvoudig kwalificeert (onder de zwaarste strafbepaling) dan wel of hij meervoudig kwalificeert en vervolgens de zwaarste strafbepaling toepast bij de straftoemeting.
De rechtbank zal tot meervoudige kwalificatie overgaan en zal bij de strafmaat rekening houden met het bestaan van eendaadse samenloop.
Feit 2
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen in de bijlage van dit vonnis.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de bewoordingen in de berichten van verdachte, in samenhang met zijn gedragingen, van dien aard en vonden deze plaats onder zodanige omstandigheden, dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat hem dermate geweld zou worden aangedaan dat hij het leven zou kunnen laten. De rechtbank is verder van oordeel dat het opzet van verdachte gericht was op het teweegbrengen van een zodanige indruk, zodat er sprake is van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 24 december 2022 tot en met 25 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 250,-), dat aan [slachtoffer] toebehoorde,
(zakelijk weergegeven)
-tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij (verdachte) (onder meer) [slachtoffer] wilde spreken of anders boetes ging opleggen en dat hij (verdachte) het ook erger kon maken door richting zijn huis te komen en (nadat verdachte en [slachtoffer] elkaar hadden getroffen)
- [slachtoffer] stevig heeft vastgepakt en gezegd dat hij [slachtoffer] ook kon slaan en
- ( nadat [slachtoffer] zich had losgerukt) achter [slachtoffer] is aangelopen en
- [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt en
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij € 250 moest betalen en als [slachtoffer] niet zou betalen, ze naar [slachtoffer] en zijn ouders toe zouden komen en dat derden onderweg waren en [slachtoffer] in de kofferbak zouden drukken/duwen en
- [slachtoffer] appjes laten zien waarin stond dat de broer van verdachte [slachtoffer] in elkaar zou slaan en
- ( toen/nadat [slachtoffer] aangaf geen geld te hebben) tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij ( [slachtoffer] ) moest laten zien dat hij geen geld had en (daartoe) met [slachtoffer] is meegelopen naar een geldautomaat en
- [slachtoffer] een of meer berichten heeft gestuurd met de boodschap dat [slachtoffer] geld moest betalen en dat hij (verdachte) naar de moeder en vader van [slachtoffer] zou gaan en “jij gaat zien ik blokkeer je wel ik ga niet eens praten jij gaat mij en hun zien” en “jij bent dede (dood)”;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 25 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen 'Broer ik ga naar jouw kanker moeder en vader samen met hun ga je zien blokkeer me heb die ballen, jij gaat zien ik blokkeer je wel ik ga niet eens praten jij gaat mij en hun zien Jij bent Dede (dood)';
3
hij op 24 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] te slaan en schoppen tegen de rug.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 285, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 3:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: poging tot afpersing;
en
het misdrijf: mishandeling;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er rekening dient te worden gehouden met de persoon van verdachte ten aanzien van zijn problematiek en de toerekeningsvatbaarheid. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en op wat er is bepleit ten aanzien van de bewezenverklaring, acht de raadsvrouw een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend.
7.3
Het toe te passen recht
De rechtbank stelt voorop dat, indien een verdachte ten tijde van het begaan van een strafbaar feit 18 jaar of ouder is, het uitgangspunt is dat deze verdachte middels het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Er bestaat een uitzondering op dit uitgangspunt. De rechtbank kan overgaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht indien een verdachte ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaar maar nog niet die van 23 jaar heeft bereikt, indien de persoonlijkheid van de dader daartoe aanleiding geeft of indien de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan daartoe aanleiding geven.
In het reclasseringsadvies van 18 april 2023 van reclasseringswerker [reclasseringswerker 1] staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat er veel tekorten worden gezien in de handelingsvaardigheden van verdachte op het gebied van het organiseren van zijn eigen leven, zijn impulsiviteit en het inschatten van risico's van zijn eigen handelen. Daarentegen lijkt (het inzetten van) pedagogische beïnvloedbaarheid niet meer aan de orde. Verdachte laat nauwelijks tot geen motivatie zien tot gedragsverandering op gebieden als zijn psychosociaal functioneren, financiën en werk, die de reclassering als criminogeen beoordeelt.
Er zijn verschillende contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht, met name op gebied van zijn criminele levensstijl en pedagogische onmogelijkheden, maar ook is er inmiddels al sprake van een behoorlijke justitiële voorgeschiedenis. De reclassering acht het volwassenenstrafrecht geïndiceerd.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte zoals gebleken ter terechtzitting noch in de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn begaan, redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen. Naar het oordeel van de rechtbank is van noodzaak tot toepassing van het jeugdstrafrecht door middel van het inzetten van pedagogische interventies gericht op een positieve gedragsbeïnvloeding van een jeugdige niet gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom middels het volwassenenstrafrecht berechten.
7.4
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, bedreiging en mishandeling. Verdachte heeft op agressieve en intimiderende wijze geprobeerd om een geldbedrag van het slachtoffer te krijgen. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Bovendien heeft verdachte de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast door niet alleen met geweld te dreigen, maar ook daadwerkelijk fysiek geweld te gebruiken. Dat verdachte met zijn gedragingen een voor het slachtoffer beangstigende situatie heeft gecreëerd, is voor de rechtbank evident. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van dit soort misdrijven daarvan langdurig nadelige gevolgen kunnen ondervinden. De rechtbank acht het gedrag van verdachte onaanvaardbaar en rekent dit verdachte zwaar aan, vooral ook omdat verdachte ter zitting niet de indruk heeft gegeven dat hij de ernst van zijn handelen inziet. Hij ontkent of bagatelliseert zijn gedragingen, wat de rechtbank zorgwekkend vindt.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 4 april 2023;
- het reclasseringsadvies van 18 april 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Het strafblad van verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte vaker met politie en
justitie in aanraking is geweest en eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Het betreft
vermogens- en geweldsdelicten. Verdachte liep in verband met een eerdere veroordeling nog in een proeftijd. Dat heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het rapport van de reclassering
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven dat de afgelopen jaren het nodige is ingezet qua hulpverlening, maar dat dit niet heeft geleid tot gedragsverandering. Het ontstane delictpatroon is zorgelijk en de laatste verdenking vond plaats toen verdachte al enige maanden begeleid werd door de reclassering, verbleef in een instelling voor begeleid wonen en bezig was met de leerstraf So Cool. De reclassering ontving vanuit de omgeving van verdachte regelmatig signalen over (risicovol) gedrag van verdachte. Het NIFP heeft over verdachte meermalen, voor het laatst op 4 oktober 2022, een psychologisch rapport uitgebracht. Er wordt door het NIFP gesproken over complexe problematiek bij verdachte, met een kwetsbare positie, hechtingsproblematiek, een licht verstandelijke beperking, AD(H)D- en gedragsproblematiek. Door zowel het NIFP als de reclassering werd eerder geadviseerd om in te zetten op een ambulant behandeltraject met beschermd wonen en ambulante behandeling. Daarnaast adviseerde het NIFP om een nader (neurologisch)onderzoek in te zetten, gericht op de mogelijke aanwezigheid van het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS). Ondanks eerdere inschattingen door het NIFP en de reclassering, dat verdachte ambulant te begeleiden zou zijn met de inzet van bijzondere voorwaarden, ziet de reclassering hierin nu geen mogelijkheden meer. Verdachte ziet geen noodzaak voor behandeling. De problematiek van verdachte is te complex en de risico’s zijn onverminderd hoog. Het risico op recidive en onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De reclassering ziet grenzeloos gedrag en een zeer beperkt zelfinzicht. De reclassering kan geen advies geven over het strafrechtelijk kader dat past bij de problematiek van verdachte.
Strafoplegging
Gezien de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het enerzijds het strafblad van verdachte, dat ondanks zijn jonge leeftijd al twaalf pagina’s telt, en anderzijds het advies van de reclassering, waaruit volgt dat er sprake is van complexe problematiek. Het psychologisch rapport dat over verdachte is uitgebracht op 4 oktober 2022 brengt de rechtbank tot de conclusie dat de onderhavige de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel van 15 april 2021, is verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 201 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr en een proeftijd van twee jaren.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen dient te worden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat verdachte al een deel van straf heeft uitgezeten. De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering af te wijzen en zich op het standpunt gesteld dat verdachte al genoeg is gestraft, vanwege de duur van de voorlopige hechtenis. Toewijzing van de vordering zou disproportioneel zijn. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering gedeeltelijk ten uitvoer te leggen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in de zaak met parketnummer 08.313036.21 de onderhavige vordering al is toegewezen. Dit is echter geen beletsel om de vordering opnieuw toe te wijzen, omdat er in de zaak met parketnummer 08.313036.2 hoger beroep is ingesteld en het vonnis dus niet onherroepelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen, omdat gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten schuldig heeft gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 55 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

ten aanzien van feit 1 en 3:

de eendaadse samenloop van
het misdrijf: poging tot afpersing;
en
het misdrijf: mishandeling.
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-219630-20
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel van 15 april 2021 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van
90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter en mr. G.H. Meijer en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.
Buiten staat
Mr. G.H. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023082442. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en feit 3
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 24 december 2022 en 25 december 2022 heb ik in Hengelo (O) geprobeerd om
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van € 250,--. Ik heb hem op 24 december 2022 berichten gestuurd waarin staat dat ik [slachtoffer] wilde spreken, dat ik anders boetes ging opleggen en dat ik het ook erger kon maken door naar zijn huis te gaan. Ik heb op
24 december 2022 met [slachtoffer] afgesproken in het centrum van Hengelo bij winkelcentrum Thiemsbrug. Ik heb tegen [slachtoffer] gezegd dat hij moest betalen en hem bij zijn jas gepakt. Toen hij zich losrukte ben ik achter hem aan gelopen. Ik geloofde niet dat hij geen geld had en hij moest dat laten zien. Ik ben met hem meegelopen naar de geldautomaat. Daar liet [slachtoffer] aan mij zien dat er geen geld op zijn bankrekening stond. De berichten van
25 december 2022 waarin staat dat [slachtoffer] geld moest betalen, dat ik naar zijn vader en moeder zou gaan en “jij gaat zien ik blokkeer je wel ik ga niet eens praten jij gaat mij en hun zien” en “jij bent dede (dood)” heb ik ook naar [slachtoffer] gestuurd.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , van 28 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Tegen 17:00 uur kreeg ik berichten van [alias] dat hij mij wilde zien. Ik las dat [alias] wilde weten wat er gebeurd was en dat hij een boete op mensen wilde zetten omdat hij niet geholpen was. Ik sprak met hem af. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat [naam 1] en [naam 2] onderweg waren en mij in de kofferbak zouden drukken. Ik wilde toen weg, maar werd vastgepakt door [alias] , bij mijn keel. Ik voelde dat hij mijn jas stevig vastpakte met twee handen. Ik hoorde hem zeggen dat hij mij ook kon slaan. Toen [alias] mij vast pakte heb ik mij losgerukt, en ik voelde dat [alias] mij sloeg of trapte op mijn rug en benen. Mijn benen voelde ik niet, maar mijn rug voelde ik pijn. Ik ben toen het winkelcentrum in gerend. [alias] kwam achter mij aan en sprak mij aan dat ik moest betalen, 250 euro. 150 voor [alias] zelf, en 50 voor [naam 1] en 50 voor [naam 2] omdat ze ook onderweg waren. Ik hoorde dat [alias] tegen mij zei dat als ik niet zou betalen ze naar me toe kwamen, ook bij mijn vader en moeder. Ik zei tegen hem dat ik geen geld had maar hij geloofde mij niet. Ik moest dat laten zien bij de pinautomaat. Ik heb hem toen laten zien dat er geen geld meer op mijn rekening stond, [alias] keek met mij mee op de gele pinautomaat die bij de Albert Heijn staat. Ik heb [alias] ook nog mijn portemonnee laten zien, dat daar niets in zat. Ook liet [alias] appjes op zijn telefoon zien van zijn broer [naam 3] , dat [naam 3] mij in elkaar wilde slaan. Op eerste kerstdag kreeg ik vervolgens weer berichten van [alias] . Hij stuurde onder andere naar mij: Broer ik ga naar jouw kanker moeder en vader samen met hun ga je zien blokkeer me heb die ballen. Jij bent Dede. Ik weet dat Dede dood betekent. Ik ben nu echt bang dat [alias] mij wat aan gaat doen, of dat [naam 1] of [naam 2] dat gaan doen. Ik ben echt bang dat ik ook in een auto wordt gedrukt en mishandeld. Ik weet dat ze alles doen voor geld.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 28 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik kan u vertellen dat ik heb gezien dat [alias] inderdaad [slachtoffer] bij zijn jas pakte. Volgens mij pakte [alias] de jas van [slachtoffer] vast ter hoogte van zijn buik en borst. Vervolgens liep [slachtoffer] snel het winkelcentrum en ging [alias] er achteraan. Het leek alsof [alias] met zijn voet, de benen van [slachtoffer] wilde haken, om hem te laten struikelen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 8 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Camerabeelden [bedrijf]Ik zag dat er in beeld stond 24 december 2022 17:30:50. Ik herkende vanwege mijn
plaatselijke bekendheid de steeg tussen de bakkerij en de parkeergarage Thiemsbrug
als locatie waar de camera op gericht stond.
17:35:12, afbeelding 1 op het fotoblad bij dit proces verbaal.
Ik zag dat er vanaf de zijde Oldenzaalsestraat een persoon in beeld kwam lopen gekleed in donkere kleding met een capuchon over zijn hoofd, een nektasje droeg en in zijn hand vermoedelijk een mobiele telefoon vast hield. Ik zag dat de persoon, hier na te noemen verdachte, bleef staan. Aan de hand van de kwaliteit van de beelden kon ik niet zeggen wie verdachte betrof maar ik kreeg sterk de indruk dat het de mij ambtshalve bekende [verdachte] was. De houding, postuur en het summier zichtbare gelaat waren gelijkend aan dat van verdachte [verdachte] .
17:38:20 afbeelding 2.
Er komen twee personen naar verdachte toe lopen.
17:39:27, afbeelding 5.
Ik zag dat verdachte met zijn arm omhoog ging en een beweging maakte richting het hoofd van de andere persoon. Ik kon niet duidelijk zien wat er gebeurde maar kreeg de indruk dat verdachte de persoon bij zijn capuchon vast pakte. Ik zag dat er een worsteling ontstond tussen beiden. Ik zag op 17:39:38 dat er vonken naar beneden vielen, vermoedelijk van een sigaret die op de grond viel. Vervolgens zag ik dat verdachte een trappende beweging richting de andere persoon maakte. Ik zag dat beiden door liepen in de richting van het winkelcentrum.
17:39:27, afbeelding 6.
Ik zag dat beiden in de richting van het winkelcentrum Thiemsbrug liepen en dat verdachte een slaande beweging leek te maken in de richting van de andere persoon. Ik zag dat deze persoon een beweging met zijn lichaam maakte alsof hij geslagen was.
Camerabeelden Albert Heijn Thiemsbrug
Ik zag dat er twee personen ogenschijnlijk stonden te wachten bij een geldmaat welke in het winkelcentrum Thiemsbrug stond. Een van deze personen herkende ik als de mij ambtshalve bekende aangever [slachtoffer] . Ik zag dat de andere persoon gekleed was als verdachte voornoemd en ogenschijnlijk waren ze met elkaar in gesprek.
01:50, afbeelding 8.
Ik zag dat aangever [slachtoffer] bij de geldmaat ging staan, naar het scherm keek en handelingen verrichtte waardoor ik de indruk kreeg dat hij bezig was om in te loggen op zijn bankrekening.
01:53, afbeelding 9.
Ik zag dat de tweede persoon zich omdraaide en de mij ambtshalve bekende [verdachte] betrof, verdachte in dit proces, en dat deze achter aangever [slachtoffer] bleef staan terwijl deze handeling aan het verrichten was op de geldmaat.
03:50, afbeelding 10.
Ik zag dat aangever [slachtoffer] een voorwerp uit zijn broekzak pakte en deze in zijn beide handen vasthield en open leek te vouwen. Ik kreeg de indruk dat dit een portemonnee betrof en aangever deze leek te tonen aan verdachte.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 20 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Export Chat 24 december
Tevens ontving ik van aangever de export van de chat tussen hem en verdachte, waarvan
door mij reeds foto's waren gemaakt zoals vermeld in proces verbaal van bevindingen
met volgnummer -2.
Telefoonnummer verdachte
In genoemde bevindingen staat vermeld dat aangever [slachtoffer] verdachte als contact had
opgeslagen in zijn telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Het was mij ambtshalve
bekend dat verdachte onder toezicht stond van [reclasseringswerker 2] van de reclassering
Nederland. Ik nam telefonisch contact op met [reclasseringswerker 2] en vroeg hem naar het bij hem
bekende telefoonnummer van [verdachte] . Ik hoorde dat [reclasseringswerker 2] verklaarde dat
[verdachte] sinds kort gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , maar dat hij
daarvoor gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Laatst genoemd nummer is hetzelfde nummer zoals aangetroffen in de telefoon van aangever [slachtoffer] onder de naam [verdachte] en waarmee genoemde chat mee heeft plaats gevonden.
De volledige export van de chat heb ik gekopieerd en staat hieronder vermeld:
24-12-22 17:03 - [verdachte] : Broer zeg je eerlijk ben gisteren geklapt dus moet
iedereen spreken die gisteren met mij was iedereen nog op normale manier
24-12-22 17:05 - [verdachte] : Bro Wllh anders k ga boetes leggen
24-12-22 17:08 - [verdachte] : Kan ook erger maken dan het is
24-12-22 17:08 - [verdachte] : Wllh dan ik kom nu nog rii huize
25-12-22 15:02 - [verdachte] : Broer ik ga naar jouw kanker moeder en vader samen met hun
ga je zien blokkeer me heb die ballen
25-12-22 15:02 - [verdachte] : Jij gaat zien ik blokkeer je wel ik ga niet eens praten
jij gaat mij en hun zien
25-12-22 15:03 - [verdachte] : Jij bent Dede.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , van 28 december 2022, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 20 februari 2023, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant.