ECLI:NL:RBOVE:2023:2522

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
C/08/297200 / KG ZA 23-100
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en ontslag van bestuurder in kort geding met betrekking tot Stichting PCO Accrete en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], de voorzitter van het College van Bestuur van Stichting PCO Accrete en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete, en de Raad van Toezicht (RvT) van deze stichtingen. De RvT had op 16 mei 2023 besloten tot schorsing en ontslag van [eiser] als bestuurder, wat aanleiding gaf tot deze procedure. Eiser vorderde onder andere de schorsing van de ontslagbesluiten en wedertewerkstelling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de schorsings- en ontslagbesluiten van de RvT geschorst moesten worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat de stichting ernstig was geschaad door het conflict tussen [eiser] en de RvT. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser] in de bodemprocedure waarschijnlijk kans van slagen hebben, en dat hij weer tot zijn werkzaamheden als bestuurder moet worden toegelaten. De vordering tot schorsing van drie leden van de RvT werd afgewezen, omdat deze leden niet gedagvaard waren. De voorzieningenrechter heeft de RvT opgedragen om een bericht te verspreiden over de herinvoering van [eiser] in zijn functie.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/297200 / KG ZA 23-100
Vonnis in kort geding van 3 juli 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.J.D. Bekius te Zwolle,
tegen

1.STICHTING PCO ACCRETE,

statutair gevestigd te Zwartsluis, kantoorhoudende te Blokzijl,
2.
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE KINDEROPVANG ACCRETE,
statutair gevestigd te Zwartsluis, kantoorhoudende te Blokzijl,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Accrete,
en ieder afzonderlijk te noemen Accrete Onderwijs respectievelijk Accrete Kinderopvang,
advocaat: mr. drs. M.P. Korevaar te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding met producties 1 t/m 17,
- de conclusie van antwoord in kort geding met producties 1 t/m 27,
- de brief van 9 juni 2023 van mr. Bekius met een wijziging van eis en producties 18 t/m 28,
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2023, waar beide partijen en hun advocaten zijn verschenen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden,
- de spreekaantekeningen van mr. Bekius, voorgedragen en overgelegd op de mondelinge behandeling,
- de (pleit)notitie van mr. drs. Korevaar, voorgedragen en overgelegd op de mondelinge behandeling,
- het bericht van partijen van 19 juni 2023 waarin zij vonnis vragen nadat op de zitting van 12 juni 2023 de zaak was aangehouden voor overleg tussen partijen.
1.2.
Ten slotte is het vonnis bepaald op vandaag 3 juli 2023.

2.Inleiding/samenvatting

2.1.
De stichtingen houden zich bezig met onderwijs respectievelijk kinderopvang in een geïntegreerde vorm. Aan het hoofd van beide stichtingen staat een College van Bestuur, bestaande uit één persoon, de voorzitter. Die functie wordt vervuld door [eiser] . Beide stichtingen hebben dezelfde Raad van Toezicht (hierna: RvT), nu bestaande uit vijf leden. Er is een conflict ontstaan tussen [eiser] en de RvT. De RvT heeft op 16 mei 2023 besloten tot schorsing en ontslag van [eiser] als statutair bestuurder van beide stichtingen. Het ontslag gaat in op 1 juli 2023. De arbeidsovereenkomst van Accrete Onderwijs met [eiser] is opgezegd tegen 1 september 2023. Met Accrete Kinderopvang bestaat geen arbeidsovereenkomst. De schorsing betekent dat hij in de periode vanaf 16 mei 2023 zijn taken niet meer mag uitvoeren. In dit kort geding vraagt [eiser] onder meer om schorsing van de ontslag- en schorsingsbesluiten en wedertewerkstelling. Verder vordert hij de schorsing van een aantal leden van de RvT en een verbod aan de overige leden van de RvT om besluiten te nemen over zijn rechtspositie zolang in de bodemprocedure niet is geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de besluiten.
2.2.
De voorzieningenrechter zal in dit vonnis voorlopige voorzieningen treffen, die onder meer inhouden dat de besluiten van 16 mei 2023 worden geschorst in afwachting van een uitspraak in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal in dit vonnis uitleggen hoe hij tot dat oordeel komt.

3.De feiten

3.1.
Accrete Onderwijs is ontstaan uit de vereniging ‘Vereniging Protestants Christelijk Onderwijs Noord West Overijssel’. [eiser] is op 1 augustus 2001 benoemd tot algemeen directeur van deze vereniging. De naam van de vereniging is in 2006 gewijzigd in ‘Vereniging PCO Accrete’. Na een verandering in de organisatie, waarbij een scheiding werd aangebracht tussen bestuur en toezicht, heeft de toenmalige RvT [eiser] benoemd als voorzitter van het College van Bestuur. Nadien is de rechtsvorm van de vereniging omgezet in een stichting. De stichting heeft de naam ‘Stichting PCO Accrete’ gekregen. Met Accrete Onderwijs is een arbeidsovereenkomst gesloten.
3.2.
Sinds 1 januari 2004 is [eiser] benoemd als algemeen directeur van Accrete Kinderopvang. Na een vergelijkbare verandering in de organisatie is [eiser] ook bij deze stichting benoemd tot voorzitter van het College van Bestuur. Met Accrete Kinderopvang is geen arbeidsovereenkomst gesloten.
3.3.
Vanwege de scheiding van publieke en private middelen zijn het onderwijs en de kinderopvang ondergebracht in afzonderlijke rechtspersonen, maar in de praktijk vormen zij zoveel mogelijk één organisatie waarbij onderwijs en kinderopvang zijn geïntegreerd.
3.4.
Volgens de statuten van de beide stichtingen bestaat het College van Bestuur uit één persoon, de voorzitter, en deze taak wordt nu uitgeoefend door [eiser] . Benoeming, schorsing en ontslag van het College van Bestuur wordt volgens de statuten van beide stichtingen gedaan door de RvT.
3.5.
In de statuten van Accrete Onderwijs is omtrent de taken en bevoegdheden van de RvT in artikel 12 lid 3 sub e het volgende bepaald:
De Raad van Toezicht is bevoegd te besluiten tot schorsing of ontslag van het College van Bestuur indien:(…)
e. er als gevolg van onverenigbaarheid van karakters of verschil van inzicht over het te voeren beleid tussen College van Bestuur en Raad van Toezicht een situatie is ontstaan die de stichting ernstig schaadt.
3.6.
Volgens de statuten van Accrete Onderwijs is het College van Bestuur op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van de stichting. [eiser] heeft vanaf 1 augustus 2001 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met Accrete Onderwijs. Het bruto maandloon van [eiser] bedraagt € 10.579,18 inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
3.7.
Beide stichtingen hebben dezelfde RvT. De RvT bestaat momenteel uit vijf leden. Voorzitter van de RvT is sinds 1 augustus 2020 de heer mr. [naam 1] . De andere vier leden zijn in of na 2020 benoemd.
3.8.
Behalve [eiser] bestaat het managementteam van Accrete uit een directeur bedrijfsvoering, een directeur onderwijs en ontwikkeling en een HR-manager. Verder hebben de lokale vestigingen van Accrete (scholen en kinderopvangcentra) elk een eigen locatiedirecteur.
3.9.
De medezeggenschap van Accrete is ondergebracht in de Centrale Accrete Raad (hierna: CAR). De CAR bestaat uit leden van de Gemeenschappelijke Oudercommissie, de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad en de Ondernemingsraad.
3.10.
Omstreeks 2017/2018 zijn de activiteiten voor peuters die plaatsvonden bij de Stichting Peuterspeelzalen Steenwijkerland (hierna: SPS) in verband met wijzigingen in wet- en regelgeving ondergebracht bij Accrete. [eiser] staat per 13 november 2017 als bestuurder van SPS ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. [eiser] ontvangt vanaf 2017 neveninkomsten vanuit SPS. [eiser] heeft met ingang van 1 augustus 2018 een arbeidsovereenkomst met SPS voor de functie van coördinator kinderopvang, waarvoor hij een salaris ontvangt van ongeveer € 1.000 bruto per maand. Tussen [eiser] en de RvT is een verschil van inzicht gerezen over de vraag of de beloning vanuit SPS toelaatbaar is met het oog op (onder meer) de Wet Normering Topinkomens (WNT).
3.11.
Bij brief van 14 december 2022 van de advocaat van de RvT aan [eiser] heeft de RvT uiteengezet wat zijn standpunt is ten aanzien van de beloning die [eiser] ontvangt van SPS. Bij brief van 23 februari 2023 heeft de advocaat van [eiser] hierop gereageerd.
3.12.
Bij brief van 14 maart 2023 heeft de RvT aan [eiser] geschreven dat hij het voornemen heeft om [eiser] te ontslaan als bestuurder van Accrete. [eiser] is uitgenodigd voor een vergadering van de RvT op 17 april 2023. Die vergadering is uitgesteld tot 16 mei 2023.
3.13.
In een overleg op 23 maart 2023 heeft de RvT de zogeheten stakeholders (directeuren, managementteam en staf van het bestuursbureau) op de hoogte gesteld van het voorgenomen ontslag. Op 27 maart 2023 hebben de stakeholders aan de RvT een brief geschreven waarin zij kritiek leveren op het voorgenomen besluit.
3.14.
Bij brief van 29 maart 2023 heeft de RvT aan de CAR gevraagd om uiterlijk 14 april 2023 advies uit te brengen over het voorgenomen ontslag van [eiser] . De CAR heeft vervolgens om een langere termijn gevraagd. De CAR heeft op 8 mei 2023 een negatief advies afgegeven.
3.15.
De RvT heeft in de vergadering van 16 mei 2023 besloten om [eiser] met onmiddellijke ingang te schorsen en met ingang van 1 juli 2023 te ontslaan als voorzitter van het College van Bestuur van beide stichtingen. [eiser] mag volgens het besluit geen werkzaamheden meer verrichten en de gebouwen van Accrete niet meer betreden zonder uitdrukkelijke toestemming van de RvT. De arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Accrete Onderwijs is door de RvT eveneens bij brief van 16 mei 2023 opgezegd tegen 1 september 2023.
3.16.
In het verslag van de vergadering van de RvT van 16 mei 2023 valt onder meer te lezen:
op pagina 2 van het verslag,
(…)
- Voor de RvT staat vast dat er in ieder geval (voor beide stichtingen) sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, lid 3 sub e. van de statuten van de PCO Accrete. Dat houdt in dat er als gevolg van onverenigbaarheid van karakters of verschil van inzicht over het te voeren beleid tussen College van Bestuur en RvT een situatie is ontstaan die de stichting ernstig schaadt. (…)
en op pagina 6 van het verslag,
(…)
De Raad acht het onwenselijk en niet mogelijk en dat de heer [eiser] zijn taken nog kan voortzetten tot de ingangsdatum van zijn ontslag als statutair bestuurder van de beide stichtingen en de daarop aansluitende beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst en daarom neemt de RvT ook een besluit tot schorsing, met ingang van heden, zowel voor wat betreft zijn aanstelling als statutair bestuurder als ten aanzien van werkzaamheden in het kader van zijn arbeidsovereenkomst.(…)
3.17.
De CAR heeft op 24 mei 2023 een verzoek om advies ingediend bij de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (Wet Medezeggenschap Scholen), omdat de CAR – kort samengevat – van mening is dat de RvT niet op de juiste manier is omgegaan met het door de CAR uitgebrachte advies van 8 mei 2023. De mondelinge behandeling van dit verzoek is vastgesteld op 30 juni 2023.
3.18.
Met de dagvaarding van 30 mei 2023 heeft [eiser] een bodemprocedure tegen de beide stichtingen aanhangig gemaakt. Daarin vordert hij de nietigverklaring dan wel de vernietiging van de besluiten die de RvT op 16 mei 2023 heeft genomen.
3.19.
De CAR heeft op 14 juni 2023 op grond van artikel 2:298 BW een verzoek bij deze rechtbank ingediend tot ontslag van de leden van de RvT.

4.Het geschil

4.1.
Na wijziging van eis vordert [eiser] in kort geding, en voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Stichting PCO Accrete en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete (hoofdelijk) te veroordelen om de schorsingsbesluiten d.d. 16 mei 2023 (in productie 10 van de dagvaarding aangeduid onder cijfer III en IV) per direct, althans binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis in te trekken dan wel te schorsen;
Stichting PCO Accrete en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete (hoofdelijk) te veroordelen om de heer [eiser] voor of uiterlijk op de tweede werkdag na de dag van de betekening van het in deze te wijzen vonnis toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden, in de functie van Voorzitter College van Bestuur, hem de toegang te verlenen tot alle gebouwen en terreinen van Accrete en tot de digitale werkomgeving en toe te staan dat hij zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid uitoefent en hem toe te staan zijn taken als bestuurder uit te oefenen en er voor zorg te dragen dat hij als zodanig bij de Kamer van Koophandel staat (of blijft) ingeschreven waarbij uit het handelsregister blijkt dat hij vertegenwoordigingsbevoegd is;
Stichting PCO Accrete en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete (hoofdelijk) te veroordelen om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis aan eenieder zoals bedoeld in randnummer 31 van de dagvaarding een e-mail te zenden met de inhoud:
Geachte lezer,Aan u is medegedeeld dat de heer [eiser] met onmiddellijke ingang is geschorst als bestuurder van Accrete (en daarmee ook als medebestuurder van de stichting Samenlevingsscholen). Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter te Zwolle is Accrete opgedragen aan u bekend te maken dat de heer [eiser] nog steeds de functie van bestuurder vervult en dat de schorsing opgeheven moet worden. Door het versturen van dit bericht willen wij aan dit vonnis voldoen en laten wij u weten dat hij niet langer geschorst is en hij zijn taken weer in volle omvang zal uitvoeren.Wij vinden het heel vervelend dat wij u en de organisatie hier ten onrechte mee belast hebben.RvT
dan wel een rectificatie met soortgelijke strekking, in goede justitie te bepalen;
4. Stichting PCO Accrete en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.000 voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij nalaten aan de onder 3) aangeduide veroordeling te voldoen met een maximum van € 50.000;
5. de ontslagbesluiten van 16 mei 2023 per direct, althans binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis te schorsen, totdat er in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van de genomen ontslagbesluiten bij eindvonnis is beslist;
6. de heer [naam 1] , de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] te schorsen als leden van de RvT van de Stichting PCO Accrete Onderwijs en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete met ingang van de datum van het vonnis en voor zolang in een bodemprocedure nog niet is beslist over hun ontslag als leden van de Raad van Toezicht van de Stichting PCO Accrete Onderwijs en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete;
7. de (overige leden van) de Raad van Toezicht van de Stichting PCO Accrete Onderwijs en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete per direct te verbieden om besluiten te nemen over (de rechtspositie van) de heer [eiser] , zolang in de bodemprocedure niet is geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de (op 16 mei 2023) genomen schorsings- en ontslagbesluiten;
8. Stichting PCO Accrete en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete (hoofdelijk) te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen zeven (7) dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf de zevende dag na de datum van het vonnis, tot aan de dag van de algehele voldoening;
9) Stichting PCO Accrete en Stichting Protestants Christelijke Kinderopvang Accrete (hoofdelijk) te veroordelen in de na de uitspraak vallende kosten (nakosten), voor wat betreft het salaris van de advocaat (nasalaris) forfaitair berekend op € 173 zonder betekening en verhoogd met € 90 in geval van betekening, te voldoen binnen zeven (7) dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de zevende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
4.2.
De Stichtingen hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
4.3.
De standpunten van partijen zullen hierna worden besproken, voor zover dat voor de beoordeling van de vorderingen van belang is.

5.De beoordeling

De aard van de procedure en de betekenis daarvan
5.1.
[eiser] heeft in kort geding vorderingen ingesteld om in elk geval voorlopig zijn werkzaamheden weer uit te kunnen voeren als bestuurder van de beide stichtingen. De mogelijkheid om uitvoering te geven aan die werkzaamheden is hem op 16 mei 2023 ontnomen als gevolg van de schorsingsbesluiten die de RvT op die datum heeft genomen. Vanaf dat moment kan [eiser] zijn werkzaamheden niet meer verrichten en heeft hij geen toegang meer tot de gebouwen van de stichtingen. Het spoedeisend belang van [eiser] , dat overigens niet is weersproken, ligt in die omstandigheden besloten.
5.2.
In deze kortgedingprocedure dient de voorzieningenrechter te beoordelen of het in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vorderingen van [eiser] in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het – mede gelet op de belangen van partijen – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorlopige voorzieningen. De aard van de procedure brengt mee dat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel betreft, waaraan de rechter in de bodemprocedure niet is gebonden.
5.3.
De voorzieningenrechter zal bij wijze van voorlopige voorziening (onder meer) de besluiten van 16 mei 2023 schorsen voor de periode totdat over die besluiten in een bodemprocedure bij eindvonnis is beslist. Gevolg van deze schorsing is dat [eiser] weer tot het verrichten van zijn werkzaamheden moet worden toegelaten. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
De beide ontslagbesluiten
5.4.
In de statuten van Accrete Onderwijs is bepaald (artikel 12 lid 3 sub e, zie hiervoor onder 3.5) dat de Raad van Toezicht bevoegd is te besluiten tot schorsing of ontslag van het College van Bestuur indien er als gevolg van onverenigbaarheid van karakters of verschil van inzicht over het te voeren beleid tussen College van Bestuur en Raad van Toezicht een situatie is ontstaan die de stichting ernstig schaadt.
5.5.
Vaststaat dat er tussen [eiser] en de Raad van Toezicht een verschil van inzicht bestaat over de beloning die [eiser] ontvangt vanuit SPS en met name de vraag of die beloning toelaatbaar is in verband met de WNT. Afgezien van het antwoord op die vraag staat ook vast dat [eiser] zich in november 2022 onder voorwaarden bereid heeft verklaard voor de toekomst afstand te doen van deze beloning. Het meningsgeschil gaat er vooral over of [eiser] de reeds ontvangen beloning moet terugbetalen. De RvT vindt van wel en [eiser] vindt van niet. Voor de hand ligt het geschilpunt over de toelaatbaarheid van de beloning door een derde te laten beslissen, maar zover is het niet gekomen.
5.6.
Eerdere meningsverschillen met [eiser] over het onderhoud van de bedrijfsauto’s van Accrete en het vermelden van de nevenfuncties van [eiser] in het jaarverslag 2021 zijn in de loop van 2022 weliswaar opgelost, maar de RvT verwijt [eiser] vooral dat hij (ook) daarover geen constructief overleg heeft gevoerd reden waarom de RvT vond dat hij moest ingrijpen zoals over de uitbesteding van het onderhoud aan de auto’s. De RvT verwijt [eiser] ook dat hij de maandelijkse lunches met de voorzitter van de RvT heeft afgezegd, maar aannemelijk is dat het afzeggen een gevolg is van de gespannen verhoudingen en niet de oorzaak ervan. Overigens zijn die lunches niet verplicht en het reguliere overleg tussen de RvT en [eiser] (5x per jaar exclusief overleg in commissieverband) heeft wel steeds plaatsgevonden.
5.7.
De voorzieningenrechter constateert dat partijen elkaar over en weer verwijten maken over de onderlinge communicatie. Beide partijen verweten elkaar op de zitting formalistisch gedrag. [eiser] is al ongeveer 20 jaar aan de stichtingen verbonden en hij heeft moeite met de manier waarop de huidige RvT, die sinds enkele jaren uit nieuwe leden bestaat, invulling geeft aan zijn toezichthoudende taak. Die invulling wordt door hem, anders dan voor 2020, als formalistisch ervaren. Volgens [eiser] gaat het belang van de kinderen boven het precies volgen van de regelgeving. De RvT heeft op zijn beurt moeite met de invulling die [eiser] aan zijn verantwoordelijkheid als bestuurder geeft en ervaart weerstand bij hem. Volgens de RvT is het [eiser] die zich formalistisch opstelt.
5.8.
Hoewel de verhouding tussen de RvT en [eiser] verre van optimaal is, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter daardoor geen situatie ontstaan die Accrete Onderwijs ernstig schaadt zoals haar statuten voor een schorsings- en ontslagbesluit eisen. De omstandigheid dat er een conflict en gerechtelijke procedures tussen [eiser] en de RvT bestaan (dit kort geding en de bodemprocedure) is op zichzelf niet genoeg om tot die conclusie te komen en andere, gegronde argumenten om te concluderen dat de stichting ernstig is geschaad zijn niet aangevoerd. De geschilpunten tussen partijen hebben geen betrekking op - bijvoorbeeld - de dagelijkse gang van zaken binnen de organisatie, de voortgang van het onderwijs en de kinderopvang, de financiële positie van Accrete en de aansturing door [eiser] van de medewerkers van Accrete. Niet in geschil is dat de organisatie op zichzelf goed draait en financieel gezond is. Daar komt bij dat er vanuit andere geledingen in de organisatie – de CAR, het MT en de locatiedirecteuren - steun bestaat voor [eiser] . De CAR heeft zich tegen de leden van de RvT gekeerd door aan de rechtbank te verzoeken hen te ontslaan (artikel 2:298 BW). Door de CAR is in haar brief aan de RvT van 8 mei 2023 bepleit dat een andere oplossing wordt gezocht dan het ontslag van [eiser] . Tussen [eiser] en de medewerkers van Accrete zijn de verhoudingen goed, althans het tegendeel is gesteld noch gebleken.
5.9.
Het besluit is naar voorshands oordeel in strijd is met artikel 12 lid 3 sub e van de statuten: het ontbreken van ernstige schade bij Accrete Onderwijs. Daaruit volgt dat in dit kort geding met voldoende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat het ontslagbesluit op grond van artikel 2:14 lid 1 BW nietig is. De vordering tot schorsing van het ontslagbesluit is daarom toewijsbaar.
5.10.
In de statuten van Accrete Kinderopvang ontbreekt een met artikel 12 lid 3 van de statuten van Accrete Onderwijs vergelijkbare bepaling. De statuten van Accrete Kinderopvang vermelden in artikel 5 lid 2 alleen dat het College van Bestuur wordt benoemd, ontslagen en geschorst door de RvT. De RvT heeft zich dit in het ontslagbesluit van 16 mei 2023 gerealiseerd en in het ontslagbesluit opgenomen: “
Voor de Raad van Toezicht staat vast dat er in ieder geval (voor beide stichtingen) sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, lid 3, sub e. van de statuten van PCO Accrete. Dat houdt in dat er als gevolg van onverenigbaarheid van karakters of verschil van inzicht over het te voeren beleid tussen College van Bestuur en Raad van Toezicht een situatie is ontstaan die de stichting ernstig schaadt.” Daarmee is de ontslaggrond dezelfde geworden.
5.11.
Tussen [eiser] en Accrete Kinderopvang bestaat geen arbeidsovereenkomst. Aan HR 26 oktober 1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4887 ( [naam 4] / [naam 5] ) wordt de regel ontleend dat bij ontslag van een statutair bestuurder van een vennootschap met wie een arbeidsovereenkomst bestaat de ontslaggronden alleen binnen de arbeidsrechtelijke context kunnen worden getoetst. Binnen de vennootschapsrechtelijke context kan alleen de wijze van totstandkoming van het ontslagbesluit worden getoetst. In de onderhavige situatie speelt dit niet. Tussen Accrete Kinderopvang en [eiser] bestaat immers geen arbeidsovereenkomst. Dat het ontslag de bestuurder van een stichting betreft en niet van een vennootschap maakt geen verschil. Voorshands mag worden aangenomen dat in de bodemprocedure de toetsing van het ontslagbesluit niet beperkt zal blijven tot de wijze van totstandkoming ervan, maar ook inhoudelijk zal worden getoetst. In de aanhangige bodemprocedure zal het erom gaan of het ontslagbesluit vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 lid 1 BW in samenhang met artikel 2:8 lid 1 BW.
5.12.
Gegeven de door de RvT gehanteerde ontslaggrond die is ontleend aan artikel 12 lid 3 sub e van de statuten van Accrete Onderwijs en gegeven de overwegingen van de voorzieningenrechter inzake het ontslag als bestuurder van Accrete Onderwijs, mag voorshands worden aangenomen dat in de bodemprocedure het ontslag van [eiser] als bestuurder van Accrete Kinderopvang vernietigd zal worden. Dat Accrete Kinderopvang wel ernstig is geschaad als gevolg van het conflict tussen de RvT en [eiser] is om de hiervoor besproken redenen niet aannemelijk geworden en overigens ook moeilijk voorstelbaar omdat beide stichtingen vanwege de integratie van onderwijs en kinderopvang ook organisatorisch met elkaar zijn verweven. Bij wijze van voorlopige voorziening zal daarom ook het ontslagbesluit van [eiser] als bestuurder van Accrete Kinderopvang worden geschorst.
De beide schorsingsbesluiten
5.13.
Uit het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat het voldoende waarschijnlijk is dat de beide ontslagbesluiten in de bodemprocedure geen stand zullen houden en daarom geschorst moeten worden volgt, dat er ook geen aanvaardbare gronden bestaan voor de besluiten tot schorsing van [eiser] als bestuurder van Accrete. De beide schorsingsbesluiten berusten immers op dezelfde gronden als de ontslagbesluiten en zullen bij wege van voorlopige voorziening eveneens worden geschorst.
Wedertewerkstelling
5.14.
De voorzieningenrechter is, uitgaande van hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat [eiser] weer tot zijn werkzaamheden als bestuurder van Accrete Onderwijs en Accrete Kinderopvang behoort te worden toegelaten. Het conflict tussen [eiser] en de RvT staat niet in de weg aan de wedertewerkstelling van [eiser] . De voorzieningenrechter zal de vordering tot wedertewerkstelling toewijzen. Een dwangsom is niet gevorderd.
Berichtgeving aan derden
5.15.
De voorzieningenrechter zal de RvT opdragen op de eerste werkdag na de dag van de betekening van dit vonnis een (zakelijk, kort) bericht te verspreiden onder alle medewerkers van Accrete en personen buiten deze kring die eerder door de RvT zijn geïnformeerd over de afwezigheid van [eiser] . Het bericht moet als volgt luiden:
“Geachte lezer,
Bij deze deelt de Raad van Toezicht van Accrete u mede dat de heer [eiser] , op last van de rechter in kort geding (vonnis van 3 juli 2023), voor onbepaalde tijd weer tot zijn werkzaamheden voor Accrete wordt toegelaten en zijn positie als bestuurder van Accrete weer inneemt in afwachting van de uitkomsten van een andere gerechtelijke procedure.
Hoogachtend,
Raad van Toezicht”
5.16.
De voorzieningenrechter zal aan deze veroordeling een dwangsom verbinden.
Schorsing van drie leden van de RvT
5.17.
[eiser] heeft in deze procedure de schorsing van een drietal met naam genoemde leden van de RvT gevorderd. [eiser] kan echter in deze vordering niet worden ontvangen. De betreffende leden van de RvT zijn namelijk niet gedagvaard en zij zijn, blijkens hun verklaring daarover op de zitting, ook niet vrijwillig op deze vordering verschenen. De niet-ontvankelijkheid brengt mee dat de vordering geen verdere bespreking behoeft.
Geen verbod ten aanzien van nieuwe besluiten
5.18.
[eiser] heeft gevorderd om de RvT te verbieden om besluiten te nemen over (de rechtspositie van) [eiser] , zolang in de bodemprocedure niet is geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de op 16 mei 2023 genomen schorsings- en ontslagbesluiten. De voorzieningenrechter zal dit verbod niet opleggen. Het valt immers niet te voorzien welke situaties zich in de periode tot aan de einduitspraak in de bodemprocedure kunnen voordoen. Een verbod, zoals is gevorderd, zou ertoe kunnen leiden dat in een situatie waarin een besluit van de RvT ten aanzien van (de rechtspositie van) [eiser] op grond van ándere dan de huidige, bekende feiten en omstandigheden noodzakelijk of wenselijk is, geen besluit kan worden genomen. Dat moet worden vermeden. De RvT moet zijn in de statuten toegekende toezichthoudende taak op het functioneren van [eiser] kunnen blijven uitoefenen, inclusief het nemen van besluiten over diens (rechts)positie.
Conclusie, proceskosten en afsluiting
5.19.
De vorderingen 1 t/m 5 zijn toewijsbaar conform de in het dictum vermelde tekst. De voorzieningenrechter zal zelf de schorsingsbesluiten van 16 mei 2023 schorsen. Daartoe is geen beslissing van de RvT nodig zoals is gevorderd. Gegeven het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zou de RvT ook geen andere besluiten kunnen nemen dan uit dit vonnis voortvloeien. Van de vorderingen van [eiser] die hiervoor in dit vonnis genummerd 1) tot en met 7) zijn omschreven, zullen vijf vorderingen (deels samengevat) worden toegewezen. [eiser] is niet-ontvankelijk in zijn vordering 6. De overige vorderingen zullen worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissingen in kort geding

De voorzieningenrechter:
6.1.
schorst per direct de schorsings- en ontslagbesluiten opgenomen in het besluit van de RvT van 16 mei 2023 totdat over de rechtsgeldigheid van deze besluiten in de bodemprocedure bij eindvonnis is beslist;
6.2.
veroordeelt de beide stichtingen op de eerste werkdag na de dag van de betekening van dit vonnis een bericht te verspreiden onder alle medewerkers van Accrete en personen buiten deze kring die eerder door de RvT zijn geïnformeerd over de afwezigheid van [eiser] met de volgende tekst:
“Geachte lezer,
Bij deze deelt de Raad van Toezicht van Accrete u mede dat de heer [eiser] , op last van de rechter in kort geding (vonnis van 3 juli 2023), voor onbepaalde tijd weer tot zijn werkzaamheden voor Accrete wordt toegelaten en zijn positie als bestuurder van Accrete weer inneemt in afwachting van de uitkomsten van een andere gerechtelijke procedure.
Hoogachtend,
Raad van Toezicht”
6.3.
bepaalt dat de beide stichtingen ten gunste van [eiser] in totaal een dwangsom van € 500 per dag of gedeelte van een dag verbeuren gedurende welke aan de veroordeling sub 6.2. niet is voldaan tot een maximum van € 10.000 en veroordeelt beide stichtingen hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van de eventueel verbeurde dwangsom;
6.4.
veroordeelt de beide stichtingen om [eiser] binnen drie werkdagen na de dag van de betekening van dit vonnis toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden in de functie van voorzitter College van Bestuur, hem de toegang te verlenen tot alle gebouwen en terreinen van beide stichtingen en tot de digitale werkomgeving en toe te staan dat hij zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid uitoefent en hem toe te staan zijn taken als bestuurder uit te oefenen en er voor zorg te dragen dat hij als zodanig bij de Kamer van Koophandel staat (of blijft) ingeschreven waarbij uit het handelsregister blijkt dat hij vertegenwoordigingsbevoegd is;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schorsing van drie leden van de RvT;
6.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.8.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2023. (ap)