ECLI:NL:RBOVE:2023:2425

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
10509806 \ CV EXPL 23-1925
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon, vakantietoeslag en transitievergoeding na beëindiging van het dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagden, voormalige vennoten van een horecazaak. Eiseres, die op 1 mei 2021 in dienst trad bij de horecazaak, vorderde betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag en een transitievergoeding na de beëindiging van haar dienstverband. De horecazaak was op 17 januari 2023 opgeheven en partijen hadden op 30 januari 2023 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin was overeengekomen dat het dienstverband per 1 maart 2023 zou eindigen en eiseres recht had op een transitievergoeding van € 699,-.

Eiseres vorderde in totaal € 1.059,68 aan bruto loon over januari 2023, € 756,08 over februari 2023, € 145,24 aan vakantietoeslag, de afgifte van loonspecificaties en de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris. Gedaagden erkenden de vordering, maar betwistten de wettelijke verhoging. De kantonrechter oordeelde dat de loonvordering spoedeisend was en dat eiseres recht had op de gevorderde bedragen, met uitzondering van de wettelijke verhoging, die werd afgewezen vanwege de financiële problemen van gedaagden.

De kantonrechter veroordeelde gedaagden tot betaling van het achterstallige loon, vakantietoeslag en de transitievergoeding, evenals de proceskosten aan de zijde van eiseres. Gedaagden werden ook verplicht om binnen zeven dagen deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10509806 \ CV EXPL 23-1925
Vonnis in kort geding van 22 juni 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.H. Bossen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

en
2.
[gedaagde 2],
als voormalige vennoten van de vennootschap onder firma [bedrijf] , h.o.d.n. [bedrijf] ,
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 mei 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de akte vermindering van eis,
- de mondelinge behandeling van 8 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 1 mei 2021 in dienst getreden bij de voormalige horecazaak van [gedaagden] met de naam [bedrijf] . Het laatstverdiende loon bedraagt € 1.059,08 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
De activiteiten van deze horecazaak zijn inmiddels gestaakt en de onderneming is op 17 januari 2023 opgeheven en uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.3.
Op 30 januari 2023 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het dienstverband van [eiseres] . In de vaststellingsovereenkomst is overeengekomen dat het dienstverband met ingang van 1 maart 2023 eindigt en dat [eiseres] recht heeft op een transitievergoeding van € 699,-.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert nakoming van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. [eiseres] vordert – samengevat en na vermindering van eis – een hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van:
I € 1.059,68 aan bruto loon over januari 2023;
II € 756,08 aan bruto loon over februari 2023;
III € 145,24 aan vakantietoeslag (bruto);
IV afgifte van loonspecificaties van januari en februari 2023, op straffe van een
dwangsom;
V € 699,- wegens de transitievergoeding;
VI de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris;
VII de wettelijke rente over het onder I, II, V en VI gevorderde vanaf het tijdstip van
opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling;
VIII de proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagden] heeft de vordering erkend, maar zij betwist wel dat zij de wettelijke verhoging aan [eiseres] moet betalen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De loonvordering van [eiseres] is naar haar aard spoedeisend. [eiseres] heeft gesteld dat zij het loon nodig heeft om te kunnen voorzien in haar levensonderhoud.
4.2.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat zij de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst niet kan nakomen vanwege het ontbreken van financiële middelen. [gedaagden] heeft toegelicht dat zij zich inmiddels heeft aangemeld bij de Kredietbank Nederland voor schuldhulpverlening. Hoe vervelend de door [gedaagden] aangevoerde financiële onmacht voor haar ook is, [gedaagden] kan haar financiële problemen niet aan [eiseres] tegenwerpen. Financiële onmacht ontheft [gedaagden] niet van haar betalingsverplichting jegens [eiseres] . Partijen hebben met elkaar een vaststellingsovereenkomst gesloten en die moet worden nagekomen. [eiseres] heeft dus recht op uitbetaling van het gevorderde loon.
4.3.
Dit betekent dat het door [eiseres] gevorderde loon over januari en februari 2023, de vakantietoeslag en de transitievergoeding toewijsbaar is, vermeerderd met de niet weersproken wettelijke rente daarover.
4.4.
In de gegeven omstandigheden bestaat geen aanleiding voor toewijzing van de door [eiseres] gevorderde wettelijke verhoging. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat [gedaagden] heeft toegelicht dat zij haar bedrijfsactiviteiten heeft moeten stoppen vanwege bedrijfseconomische redenen en dat niet aannemelijk is dat sprake is van kwaad opzet aan de zijde van [gedaagden] bij het tekortschieten in de loonbetalingsverplichting. Onder deze omstandigheden matigt de kantonrechter de wettelijke verhoging tot nihil. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.5.
De gevorderde salarisspecificaties is [gedaagden] op grond van artikel 7:626 BW gehouden aan [eiseres] te verstrekken. De kantonrechter zal [gedaagden] hiervoor een termijn van zeven dagen geven, ingaande de dag na betekening van dit vonnis, waarbij de gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
4.6.
[gedaagden] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] begroot op € 906,72. Dit bedrag bestaat uit € 133,72 aan explootkosten, € 244,- aan griffierecht en het (forfaitair vastgestelde) bedrag van € 529,- aan salaris voor de gemachtigde.
4.7.
Uit het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3., is op te maken dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de gevorderde nakosten.
4.8.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 1.059,68 aan bruto loon over januari 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 756,08 aan bruto loon over februari 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 145,24, zijnde de vakantietoeslag over januari 2023 en februari 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot verstrekking aan [eiseres] van deugdelijke salarisspecificaties over januari 2023 en februari 2023, uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat [gedaagden] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,-,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van de transitievergoeding van € 699,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 906,72,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023.