10.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2 subsidiair, feit 3, telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
260 (tweehonderdzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen door Transfore of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen en regels die door of namens de instelling zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf bestaande uit een werkstraf zijnde het verrichten van onbetaalde arbeidvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
(feit 1 primair)van een bedrag van
€ 10.424,88 (tienduizend vierhonderdvierentwintig euro en achtentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2022;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gemaakt, tot op heden begroot op € 792,00
(zevenhonderdtweeënnegentig euro), alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering, met afwijzing voor het overige;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 10.424,88 (tienduizend vierhonderdvierentwintig euro en achtentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
0 (nul)dagen kan worden toegepast;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst een bedrag van € 449,91 (vierhonderd negenveertig euro en negenennegentig cent) af;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 5]
- bepaalt dat de benadeelde partij
(feit 2 subsidiair)in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek
en mr. M.O. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023.
Mr. L.J.C. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland onderzoek ‘HAEDI22’ met nummer ON2R022008. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair, feit 2 subsidiair en feit 3
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 mei 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 6 februari 2022 was ik in mijn huis in Rossum. Ik ben naar buiten gegaan en zag voor op straat drie jongens staan. Voordat ik naar buiten ging, had ik nog snel een broodmes van ongeveer 15 centimeter uit het messenblok dat op het aanrecht van de keuken stond gepakt en in mijn broekzak gestopt. [getuige 1] is met mij mee naar buiten gegaan. De jongens kwamen naar ons toe. Er werd over en weer geslagen. Ik heb op een gegeven moment geroepen dat ik een mes bij mij had. Ik heb toen het broodmes uit mijn broekzak gepakt en voor mijn buik gehouden. Ik deed dit om de jongens af te schrikken.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 18 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pag. 195, 196 en 197:
Op 5 februari 2022 ben ik rond 00:00 uur naar Oldenzaal/Deurningen gereden. Daarna ben ik samen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar Rossum gegaan. Ik zag dat uit een woning twee personen schreeuwend naar buiten kwamen. Ik werd door hen aangevallen. Ik hoorde iemand schreeuwen: “Ik heb een mes, ik heb een mes”. Die persoon rende op mij af. Ik voelde een klap in mijn buik. Daarna zag ik dat die persoon een mes in zijn hand had. Ik voelde een raar gevoel in mijn buik. Het was een stekend gevoel. Mijn vriendin heeft mij een foto van [verdachte] laten zien. Ik herkende hem meteen als de persoon die mij gestoken heeft.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 6 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pag. 479, 483, 486 en 487:
Ik ben op 6 februari 2022 samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] naar Rossum gegaan. We kwamen met z’n drieën tegenover twee personen te staan. Er ontstond een woordenwisseling. Ze kwamen op ons af. Ik zag een mes toen een persoon in mijn richting kwam. Er zijn stekende bewegingen gemaakt naar [slachtoffer 1] . Toen we weg waren zei [slachtoffer 1] “volgens mij ben ik echt geraakt”. Toen ging het slecht met hem.
Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van [naam 1] , arts niet in opleiding tot specialist, namens [naam 2] , traumachirurg, ongedateerd, voor zover inhoudende:
“Betreft dhr. [slachtoffer 4]
(…)
Conclusie
Steekverwonding waarna:
- Bloeding a. gastrica dextra
Een schriftelijk bescheid, te weten het verslag van deskundige [naam 3] , forensisch arts, inhoudende een letselinterpretatie van letsels aangetroffen bij [slachtoffer 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pag. 437, 438 en 440:
Er is een CT-scan gemaakt waarop één steekverwonding te zien was en een slagaderlijke bloeding in de buik. Tijdens de operatie bleek er sprake van een gat in de maag (maagperforatie), bloeding van een slagader van de maag (a. gastrica dextra) en een beschadiging van de lever (leverlaceratie).
Er is sprake van een steekverwonding met een steekrichting in de bovenbuik links richting de borstkast rechts. Hierbij zijn vitale inwendige organen geraakt waaraan betrokkene zonder medische ingrijpen zou zijn overleden. Betrokkene heeft een grote operatie moeten ondergaan.
Zowel de maagperforatie als de slagaderlijke bloeding zijn potentieel dodelijk. Door de bloeding die ontstaan is door het letsel heeft betrokkene rondom de operatie 1,5 liter bloed verloren. Dit is een aanzienlijke hoeveelheid (bij benadering ongeveer 30% van het circulerend bloedvolume). Een onbehandelde slagaderlijke bloeding in de buik is vrijwel zonder uitzondering dodelijk.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 6 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pag. 479, 485 en 486:
Ik ben op 6 februari 2022 samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] naar Rossum gegaan. Ze kwamen toen op ons af. Ik zag het mes. Ik denk zo’n 10 à 15 centimeter groot. Ze stonden voor ons.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] van 8 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pag. 467, 468 en 469:
Op 6 februari 2022 ben ik samen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar Rossum gegaan. Ik zag dat [verdachte] een mes pakte. Hij kwam op mij aflopen. Ik ben toen weggerend.