ECLI:NL:RBOVE:2023:2012

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
08/032215-22 en 08/241347-22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en rijden onder invloed door minderjarige verdachte

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot doodslag en het rijden onder invloed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 1 dag, een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 6 jaren, en een taakstraf van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk. De zaak betreft een geweldsincident dat plaatsvond op 15 januari 2022 in Hengelo, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de aangever, [slachtoffer], heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan ernstig geweld, waarbij de aangever op de grond werd geslagen en geschopt, wat leidde tot bewusteloosheid en letsel. De verdachte heeft ontkend actief deel te hebben genomen aan het geweld, maar de rechtbank oordeelde dat hij wel degelijk aanwezig was en een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen. Daarnaast werd de verdachte ook vervolgd voor het rijden onder invloed van alcohol op 18 juli 2022, waarbij hij met een snorfiets reed terwijl zijn ademalcoholgehalte boven de wettelijke limiet lag. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het opleggen van de straf, waarbij ook rekening is gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn inspanningen om zijn leven te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/032215-22 en 08/241347-22 (gev. ttz) (P)
Datum vonnis: 17 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 6 februari 2023 en van 3 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Geerdink, advocaat
in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08/032215-22
Al dan niet samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Parketnummer 08/241347-22
Met teveel alcohol op een snorfiets heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08/032215-22
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of een arm om die [slachtoffer] heen heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer] in de buik, althans op/tegen het lichaam heeft/hebben getrapt (waardoor die
[slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) met geschoeide voet in het gezicht, athans op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben getrapt en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of een arm om die [slachtoffer] heen heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer] in de buik, althans op/tegen het lichaam heeft/hebben getrapt (waardoor die
[slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) met geschoeide voet in het gezicht, athans op/tegen het hoofd en/of
het lichaam heeft/hebben getrapt en/of- die [slachtoffer] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) openlijk, te weten, op/aan het Apolloplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer]
door meermalen, athans eenmaal, (met kracht)
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of een arm om die [slachtoffer] heen te slaan en/of
- die [slachtoffer] in de buik, althans op/tegen het lichaam te trappen (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) met geschoeide voet in het gezicht, athans op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te
Stompen.
Parketnummer 08/241347-22
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te Delden, gemeente Hof van Twente als bestuurder van een
motorrijtuig, een snorfiets, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 100 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08/032215-22 onder meer subsidiair tenlastegelegde openlijk geweld tegen [slachtoffer] alsmede het onder parketnummer 08/241347-22 tenlastegelegde rijden onder invloed wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair een integrale vrijspraak bepleit van het onder 08/032215-22
onder primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. De raadsman verwijst naar uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 maart 2023 (ECLI:NL:RBZWB2023:1947) en van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:3865). Hieruit volgt dat kopschoppen niet zonder meer verlies van vitale functies en een aanmerkelijke kans op overlijden oplevert, en zodoende niet gesteld kan worden dat volgens ervaringsregels kopschoppen tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling leidt. Verdachte bevond zich bovendien aan de achterzijde van de groep.
Wat betreft het meer subsidiaire tenlastegelegde stelt de raadsman zich op het standpunt dat er zo mogelijk wel wettelijk bewijs is, maar geen overtuigend bewijs. Er zijn diverse getuigenverklaringen, maar die zijn onvoldoende concreet om daaruit af te leiden wat zij hebben gezien wat verdachte zou hebben gedaan. Bovendien durven niet alle getuigen hun naam te geven, wat hun verklaring niet verifieerbaar maakt.
Het onder parketnummer 08/241347-22 tenlastegelegde rijden onder invloed heeft verdachte bekend en kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/032215-22
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
De rechtbank zal hierna ook een aantal verklaringen opnemen die medeverdachten hebben afgelegd bij de rechter-commissaris. Deze verklaringen zijn echter niet gevoegd in het dossier van verdachte en dienen dan ook niet tot het bewijs zoals opgenomen in de bewijsbijlage.
Op 15 januari 2022 bevond aangever [slachtoffer] zich rond 21.30 uur samen met zijn vriend [naam 1] in het Prins Bernhardplantsoen (‘flikkerpark’) in Hengelo. [naam 1] werd gebeld dat zij daar weg moesten omdat [medeverdachte 1] met een aantal vrienden op zoek was naar aangever. Aangever is toen samen met [naam 1] naar basisschool Mikado aan het Apolloplein gegaan. Daar liep een groep jongens op aangever af. [medeverdachte 2] liep als eerste naar voren, sloeg een arm om aangever heen en zei: “hé grote vriend, je moet gaan rennen”. Aangever kreeg daar de kans niet voor omdat hij in zijn buik werd getrapt door [medeverdachte 1] . Door de trap viel aangever achterover op de grond. Aangever weet nog dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op hem in hebben geslagen en hem hebben geschopt en hij heeft van [medeverdachte 2] gehoord dat hij toen op de grond lag. Volgens aangever werd hij wel een kwartier lang geslagen en getrapt op zijn hoofd. Aangever heeft alleen gezien dat [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] op hem begonnen in te slaan en te schoppen. Daarna heeft hij niks meer gezien omdat hij zijn armen voor zijn heeft hoofd gehouden om zijn gezicht zoveel mogelijk te beschermen en zich klein probeerde te maken. Hij heeft geschreeuwd van de pijn totdat hij buiten bewustzijn raakte.
Volgens een getuige, die anoniem wenst te blijven omdat de groep bekend staat als zeer gewelddadig, ging het om ongeveer 15 à 20 personen. Ze hadden een capuchon op, bivakmutsen op en een mondkapje voor. De getuige zag onder meer dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , verdachte [verdachte] en [medeverdachte 2] met zijn allen op aangever afliepen. [medeverdachte 1] gooide aangever op de grond en gaf hem een paar klappen. De getuige zag ook dat [verdachte] met zijn vuist meerdere malen op het hoofd van aangever sloeg en hem ook meerdere malen tegen het hoofd schopte en ondertussen ‘lekker hè’ riep.
Getuige [getuige 1] zag ongeveer 10 personen in donkere kleding en herkende onder andere [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , verdachte [verdachte] en [medeverdachte 2] . Ze zag dat de jongens met z’n allen op aangever afliepen en [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 3] aangever meerdere keren vol in het gezicht en op de buik hebben geslagen en geschopt. Dit duurde ongeveer vijf minuten. Nadien zag getuige [getuige 1] dat het gezicht van aangever onder het bloed zat. De lip van aangever was kapot en ook de linkerkant van zijn hoofd. Ook zat zijn gezicht onder de modder. Getuige [getuige 2] heeft onder meer gezien dat [medeverdachte 1] aangever heel vaak heeft getrapt en geslagen, op zijn hoofd en in zijn buik. De getuige zag dat [medeverdachte 3] ook op aangever aan het trappen was en ook [medeverdachte 4] trapte en sloeg aangever. Aan het einde ging er nog een jongen die de getuige niet bij naam kent heel heftig door op aangever. Hij sloeg met zijn vuist in op het hoofd van aangever terwijl aangever volgens de getuige was flauwgevallen. Een ander meisje dat ook getuige was, viel ook flauw. [getuige 2] beschrijft de situatie als ‘heel heftig en was bang dat ze aangever dood zouden schoppen’.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij aangever wegduwde en met een vlakke hand in het gezicht sloeg. Toen aangever terug sloeg, trapte [medeverdachte 1] aangever in zijn buik waardoor deze op de grond viel, met zijn hoofd op de grond. Tegenover de rechter-commissaris heeft hij bevestigd dat hij aangever geslagen heeft en hem ook in zijn rug heeft getrapt. [medeverdachte 1] heeft gezien dat anderen aangever op zijn hoofd hebben getrapt. [medeverdachte 4] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij aangever twee klappen en een schop tegen zijn kont heeft gegeven. [medeverdachte 2] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij er met de hele groep naar toe is gegaan en hij, toen hij bij aangever was wel wist dat het ruzie zou worden. Hij heeft aangever een boks gegeven en gezegd: Ga, maar rennen. Hij liep een stukje weg, hoorde au en keek om. [medeverdachte 2] wist wel dat het vechten zou worden.
[medeverdachte 4] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat er ruzie was tussen twee jongens en ze er met een groep naar toe zijn gegaan. Volgens [medeverdachte 4] heeft hij aangever twee keer geslagen en hem een schop onder zijn kont gegeven. Toen gingen er meerdere jongens los op aangever. [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij, terwijl aangever op zijn rug op de grond lag, bovenop hem is gesprongen en hem flinke klappen heeft gegeven. Volgens [medeverdachte 3] heeft hij aangever met kracht een flink aantal keren overal op zijn gezicht geslagen met zijn vuisten. [medeverdachte 3] hoorde dat aangever aan het schreeuwen was, dat hij huilde en ‘aahhh’ riep. Daarna heeft [medeverdachte 3] hem nog anderhalve minuut geslagen. Ook heeft [medeverdachte 3] hem nog geschopt. Aangever lag toen op de grond en [medeverdachte 3] weet niet meer of aangever op dat moment nog bij bewustzijn was. Volgens [medeverdachte 3] heeft hij ‘aangever geschopt zoals je een penalty neemt en goed uitgehaald’. [medeverdachte 3] weet zeker dat hij hem tijdens het schoppen geraakt heeft op zijn hoofd, maar weet niet meer hoe vaak. Volgens [medeverdachte 3] probeerden [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 4] hem de hele tijd van aangever af te trekken en hoorde hij ze zeggen: ‘stop [medeverdachte 3] , niet doen’. Tegenover de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij een waas voor zijn ogen kreeg. Hoewel verdachte [verdachte] bij de politie en tegenover de rechter-commissaris heeft ontkend aanwezig te zijn geweest, leidt de rechtbank uit hetgeen in de overige processen-verbaal is gerelateerd af dat hij wel degelijk aanwezig was en ook hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van geweldshandelingen tegen aangever.
Nadat het geweld was gestopt, kwam aangever weer bij in de armen van vriend [naam 1] en is hij met de auto naar huis gebracht waar zijn moeder de politie heeft gebeld. Aangever had pijn aan zijn gezicht, een blauw oog en krassen op zijn rug. Uit de medische verklaring van de huisarts leidt de rechtbank af dat verdachte slagen en schoppen tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft gehad, hij het bewustzijn heeft verloren en er bloed zat in zijn linker gehoorgang. Ook was aangever nadien misselijk. Op foto’s van het letsel is onder meer te zien dat aangever moddersporen en verdikkingen die blauw en rood gekleurd zijn in zijn gezicht heeft, rode plekken op zijn linkerschouder en -bovenarm en een rode streek rechts op zijn rug.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aanwezig was bij het geweldsincident tegen [slachtoffer] , maar er niet actief aan heeft deelgenomen. Wel is hij achter de groep aangerend en heeft hij gehoord dat er geweld werd gebruikt tegen [slachtoffer] . Verdachte liep achteraan en toen hij ter plaatse kwam was het geweld tegen [slachtoffer] al bezig. Verdachte heeft [medeverdachte 3] eraf getrokken, heeft gezegd “weg hier, rennen” en is toen weggegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij wel wist dat er wat aan de hand was en dat zij met de groep naar aangever zijn gegaan.
Poging tot doodslag?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachten met deze gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever hebben gehad.
Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg, de dood, zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Naar vaste rechtspraak kunnen bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Anders dan de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet, namelijk dat verdachte en de medeverdachten met hun handelen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de dood van aangever zou intreden. De rechtbank stelt dat vast op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en verdachte hebben aangever - terwijl hij op de grond lag - meermalen met de vuisten in het gezicht gestompt en tegen het hoofd en het lichaam geschopt. [medeverdachte 4] heeft in ieder geval twee klappen en een schop gegeven. Aangever is tijdens het geweldsincident op de grond gevallen en bewusteloos geraakt, waardoor hij zich niet meer adequaat kon verdedigen tegen de geweldsinwerkingen.
Dat maakte aangever extra kwetsbaar. De trefkans bij het schoppen tegen het hoofd en het lichaam en toedienen van vuistslagen terwijl aangever op de grond lag was groot, waarbij het geweld ongehinderd tot kwetsbare delen kon doordringen. Er was daarbij een grote kans op ernstige letsels aan het aangezicht, de schedel, de hersenen en de hals. Aangever is ten gevolge van dit geweld buiten bewustzijn geraakt. Op basis van alle uitgeoefende, forse geweldshandelingen tezamen en de omstandigheden waaronder, die deels door aangever zelf, maar ook door meerdere getuigen zijn waargenomen en in diverse processen-verbaal beschreven, stelt de rechtbank vast dat gelet op de heftigheid van (in elk geval) dit uitgeoefende geweld op het hoofd en het lichaam van aangever de kans op de dood aanmerkelijk is geweest. Gelet op de wijze van handelen en het feit dat omstanders en zelfs verdachte en enkele medeverdachten op enig moment het verdere geweld wilden laten stoppen, kan het niet anders dan dat verdachte en medeverdachten zich van deze aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust zijn geweest en deze hebben aanvaard.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient volgens vaste rechtspraak vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen kan niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij dient rekening gehouden te worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Verdachte heeft gezamenlijk en welbewust met de medeverdachten de confrontatie gezocht met aangever en heeft ook zelf fysiek geweld tegen aangever gebruikt. Verdachte is in groepsverband met medeverdachten naar aangever gegaan, waarbij zij met z’n allen tegenover één persoon, aangever, ervoor hebben gezorgd dat aangever niet weg kon en daarna tegen hem geweld hebben gebruikt. Tijdens het geweld tegen aangever was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, omdat zij aangever samen, tegelijkertijd, tegen het lichaam en het hoofd hebben geschopt terwijl hij op de grond lag. Verdachte heeft zich pas later, toen aangever al bewusteloos op de grond lag, gedistantieerd van de verdere forse geweldshandelingen van de medeverdachten die daarna nog plaatsvonden. Verdachte is weggegaan terwijl hij en de medeverdachten aangever gewond en bewusteloos hebben achtergelaten. Gelet op de wijze van handelen past hier geen andere conclusie dan dat verdachte bewust en nauw met de medeverdachten, heeft samengewerkt en een wezenlijke en substantiële bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
Gelet daarop is de van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Parketnummer 08/241347-22
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 08/241347-22 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • Het proces-verbaal rijden onder invloed van 20 juli 2022, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant.
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 mei 2023, voor zover inhoudend de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 08/032215-22 onder primair en onder 08/241347-22 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08/032215-22
hij op 15 januari 2022 te Hengelo (O) tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met kracht meermalen,
- die [slachtoffer] hebben vastgepakt en een arm om die [slachtoffer] heen hebben geslagen en
- die [slachtoffer] in de buik, althans tegen het lichaam hebben getrapt waardoor die
[slachtoffer] ten val is gekomen en
- die [slachtoffer] vervolgens met geschoeide voet in het gezicht, althans tegen het hoofd en het lichaam hebben getrapt en
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans tegen het hoofd en het lichaam hebben
geslagen en gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 08/241347-22
hij op 18 juli 2022 te Delden, gemeente Hof van Twente als bestuurder van een motorrijtuig, een snorfiets, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 100 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De rechtbank merkt op dat bij parketnummer 08/241347-22 in afwijking van de wettekst in de tenlastelegging en bewezenverklaring is opgenomen dat nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop een rijbewijs is afgegeven, terwijl voor personen onder de achttien jaar een periode geldt van zeven jaren. Feitelijk is de bewezenverklaring juist, omdat binnen de vijf jaren impliceert dat het ook binnen de zeven jaren is. Het bewezenverklaarde kan daarom naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als een overtreding van artikel 8 lid 3 sub a onder 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld in artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08/032215-22
primair
het misdrijf:
medeplegen van poging tot doodslag
Parketnummer 08/241347-22
het misdrijf: o
vertreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 160 uren, bij niet verrichten te vervangen door 80 dagen jeugddetentie, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest en opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient te worden verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), inclusief de ter terechtzitting geadviseerde bijzondere voorwaarde: meewerken aan therapie en diagnostisch onderzoek. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld tot een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair een integrale vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 08/032215-22 tenlastegelegde en subsidiair een veroordeling voor het meer subsidiair ten laste gelegde openlijk geweld en het rijden onder invloed. De raadsman vraagt zich af of een taakstraf van 80 uren het huidige functioneren van verdachte niet doorkruist. Het gaat goed met verdachte, maar voor een jonge jongen heeft hij al een behoorlijk zware weekplanning met EMDR-therapie. Ook is er vanuit de Leerplichtzaak contact met de jeugdreclassering en moet hij verplicht 3 dagen per week stage lopen. Daarnaast moet hij bij Modern Care werken aan de OTS-doelen. Een taakstraf van 80 uur is daarom niet passend en wat de verdediging betreft aan de hoge kant. Voor het overige kan de verdediging zich vinden in de geëiste straf. Omdat verdachte binnenkort meerderjarig wordt, zou het wel goed zijn als de jeugdreclassering betrokken blijft. Het opleggen van therapie als bijzondere voorwaarde zoals door de Raad ter terechtzitting aanvullend is verzocht, is niet nodig omdat verdachte gemotiveerd is, maar desalniettemin wel verstandig.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict dat gekwalificeerd wordt als het medeplegen van een poging tot doodslag. Ook heeft hij als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol een snorfiets bestuurd.
In de zaak van 15 januari 2022 hebben verdachte en zijn medeverdachten zich in de binnenstad van Hengelo schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Aanleiding voor het geweld tussen de twee groepen was een eerdere ruzie over een meisje. Terwijl aangever [slachtoffer] op de grond was beland, is er met veel kracht getrapt tegen zijn hoofd. Aangever is op enig moment bewusteloos geraakt. Het geweld tegen aangever was zo heftig dat aangever daardoor had kunnen overlijden. De aanwezige getuigen waren nadien erg overstuur. Voor deze geweldsexplosie was geen enkele aanleiding, laat staan een rechtvaardiging. Dergelijk geweld is de nachtmerrie van menig ouder wanneer hun kinderen ’s avonds op straat rondhangen of uitgaan. Aangever mag van geluk spreken dat hij nog leeft en geen ernstige verwondingen heeft opgelopen.
Het gaat hier om een zeer ernstig strafbaar feit en het valt op dat verdachte in groepsverband niet alleen bij dit feit, maar in 2021 ook al bij een vergelijkbaar geweldsdelict betrokken is geweest.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij totaal niet heeft gedacht aan de mogelijke gevolgen van zijn acties voor het slachtoffer. De ervaring leert immers dat dergelijke gebeurtenissen ook heel anders kunnen aflopen en slachtoffers het niet meer kunnen navertellen of er blijvend letsel aan overhouden. Voor een feit als dit moet een fikse straf worden opgelegd. Voor het rijden onder invloed heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor minderjarigen waarin als uitgangspunt geldt dat bij een ademalcoholgehalte van 100 ugl aan jongeren die, zoals verdachte, op de pleegdatum
16 jaar of ouder zijn, in beginsel een taakstraf van 10 uur wordt opgelegd.
De persoon van verdachte
Ter beantwoording van de vraag op welke wijze de onderhavige zaken precies moeten worden afgedaan, heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoon van verdachte en hetgeen de deskundigen hierover adviseren.
Jeugdbescherming Overijssel heeft verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis begeleid. Tijdens de mondelinge behandeling is benadrukt dat verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
De Raad heeft op 26 april 2023 een rapportage over de ten tijde van de pleegdata 16-jarige verdachte uitgebracht. Uit het onderzoek is gebleken dat er momenteel aan gewerkt wordt om [verdachte] beter te laten functioneren. [verdachte] is bijvoorbeeld gestart met EMDR om aan de trauma’s uit zijn verleden te werken. Hij zet zich hier heel goed voor in en houdt dit vol. [verdachte] heeft daardoor een positieve houding gekregen en hij heeft nu meer motivatie om zichzelf en zijn leven proberen te veranderen en verbeteren. Hij wil ook echt zijn best doen om niet weer met de politie in aanraking te komen. Dit blijkt onder andere uit het feit dat hij zich gehouden heeft aan de regels die voor hem gelden vanuit de schorsende voorwaarden. Ook heeft [verdachte] zijn dag beter gestructureerd, gaat hij op vaste dagen en tijden naar stage en houdt hij bij het maken van afspraken rekening met zijn behandeling/therapie. Daarnaast heeft [verdachte] een goed contact met de groepsleiders van zijn huidige woongroep met wie hij de afspraken steeds beter nakomt. Tevens heeft [verdachte] beter contact met zijn ouders. Al deze factoren verlagen de kans op recidive. Tenslotte werkt [verdachte] aan zijn middelengebruik en zegt hij minder wiet te gebruiken. Het middelengebruik belemmert [verdachte] naar eigen zeggen niet in zijn dagelijks leven op dit moment. Ondanks dat [verdachte] werkt om te minderen met het gebruik van middelen, wordt dit nog wel als een risicofactor gezien. Het gebruik van middelen kan namelijk leiden tot impulsieve keuzes en het kan leiden tot een gebrek aan inzicht in oorzaak en gevolg. Het kan ook leiden tot afhankelijkheid, wat niet goed is voor de therapie van [verdachte] en zijn inmiddels gestructureerde leven. Bovendien kan het middelengebruik ervoor zorgen dat [verdachte] eerder in aanraking komt met de politie wegens het plegen van delicten. Als het gaat over het rijden onder invloed, dan is de Raad van mening dat het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf een consequente reactie is die zal benadrukken dat [verdachte] dergelijk gedrag niet moet herhalen. Met andere woorden; een stok achter de deur in de vorm van een straf die [verdachte] boven het hoofd hangt mocht hij weer in de verleiding komen om te gaan rijden terwijl hij alcohol of drugs heeft gebruikt. De Raad schat in dat dit vanuit pedagogisch oogpunt voldoende effect heeft op [verdachte] . Daarom ziet de Raad geen meerwaarde in het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf of geldboete. Het opleggen van een leerstraf (bijvoorbeeld gericht op middelengebruik) zou momenteel overbodig zijn gezien de intensieve vorm van therapie die [verdachte] volgt en het feit dat er daarnaast al een toezicht vanuit de jeugdreclassering loopt. De Raad acht het ook niet noodzakelijk om via bijzondere voorwaarden het verbod op het gebruik van middelen vast te leggen. Enerzijds omdat [verdachte] erg gemotiveerd is om zijn deelname aan de therapie vol te houden, anderzijds omdat [verdachte] goed in staat is om middelengebruik met de jeugdreclassering te bespreken indien dit nodig is. De voorkeur gaat er naar uit dat dit onderwerp van gesprek blijft in plaats van dat er een algeheel verbod komt.
De Raad schrijft dat in het geval van een bewezenverklaring [verdachte] betrokken is bij een ernstig geweldsincident met grote gevolgen voor het slachtoffer en wordt een onvoorwaardelijke werkstraf geadviseerd. Dit maakt [verdachte] hier extra bewust van en hij wordt zodoende verantwoordelijk gehouden voor zijn aandeel in het groepsgeweld. Een voorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf is passend, vooral als daaraan voorwaarden worden verbonden waarop de Jeugdreclassering toezicht houdt. De Raad denkt hierbij aan de bijzondere voorwaarde dat [verdachte] een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van school, stage of werk, omdat dit van wezenlijk belang is voor het verkleinen van de kans op herhaling.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad gepersisteerd bij het advies en aanvullend verzocht als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte zal meewerken aan therapie en diagnostisch onderzoek.
De rechtbank houdt rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 maart 2023 en houdt daarbij, op grond van het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, ook rekening met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten: het vonnis van de Kantonrechter in de rechtbank Overijssel van 19 januari 2023, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf, te weten de werkstraf voor de duur van 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de meldplicht, verplichte (ambulante) behandeling en het verplicht volgen van onderwijs.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank stelt voorop dat bij een bewezenverklaring van een poging tot doodslag en openlijk geweld in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie gerechtvaardigd is.
Gelet op het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht staan, naast vergelding en genoegdoening voor een slachtoffer, ook de belangen van een minderjarige verdachte centraal bij de afweging welke straf en/of maatregel aan die verdachte moet worden opgelegd.
De rechtbank sluit aan bij het door de Raad gegeven advies. Hoewel verdachte zich langere tijd aan strikte schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een straf belangrijk is om een duidelijk signaal af te geven aan verdachte dat dergelijk ernstig delictgedrag niet wordt getolereerd. Gelet op de houding van verdachte tijdens de behandeling ter terechtzitting, die niet getuigt van het nemen van de eigen verantwoordelijkheid, is het afgeven van een duidelijk signaal nog meer van belang. Alles afwegende en daarbij in aanmerking genomen hetgeen verder omtrent de persoon van verdachte is gebleken, in het bijzonder zijn nog jonge leeftijd ten tijde van beide pleegdata, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Hierbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte inmiddels hard werkt en gemotiveerd is om zijn leven op orde te krijgen.
Hij heeft weer ritme met op dinsdag EMDR-therapie, woensdag een rustdag en de overige drie dagen stage bij Asito. Omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte de EMDR-therapie voortzet, ziet de rechtbank aanleiding om deze therapie conform het voorstel van de Raad in de vorm van een bijzondere voorwaarde aan de proeftijd te verbinden.
Verdachte gebruikt nog steeds wiet en daarom zal de rechtbank een voorwaardelijke rijontzegging opleggen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overweegt dat hiermee hopelijk wordt voorkomen dat verdachte nogmaals onder invloed een voertuig gaat besturen dan in het geval de gebruikelijke (aanvullende) werkstraf zou worden opgelegd.
Hoewel dit geen enkel pedagogisch doel dient, zal de rechtbank om aan het wettelijk vereiste van artikel 77ma Sr te voldoen één dag jeugddetentie opleggen. Het effect hiervan is nihil, omdat verdachte deze dag reeds in het kader van de inverzekeringstelling heeft vastgezeten.
Het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt, mede gelet op de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, toegewezen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77ma, 77r, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/032215-22 onder primair en onder parketnummer 08/241347-22 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08/032215-22
primair
het misdrijf:
medeplegen van poging tot doodslag
Parketnummer 08/241347-22
het misdrijf: o
vertreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/032215-22 onder primair en onder parketnummer 08/241347-22 bewezen verklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
één dag, en bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerleggen van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit
werkstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren,
-beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
-bepaalt dat van deze werkstraf een gedeelte van
80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen vervangende jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd van twee jaar) meldt bij de Jeugdreclassering, op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- een zinvolle dagbesteding heeft, waarbij de jeugdreclassering bepaalt wat zinvol is;
- meewerkt aan (EMDR) therapie en diagnostisch onderzoek, indien en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- draagt de jeugdreclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, voor zover nog niet afgetrokken van de onvoorwaardelijke jeugddetentie, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
zes (6)maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. L. Pieters, rechters, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van E. Bauhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Midden met nummer PL0600-2022103013, gesloten op 4 april 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal vanaangifte van [slachtoffer]van 18 januari 2022, pagina
38-43 (met fotobijlage letsel), voor zover inhoudend als verklaring van aangever,
zakelijk weergegeven:
Op zaterdagavond 15 januari 2022 omstreeks 21.30 uur stond ik samen met [naam 1] (telefoonnummer [telefoonnummer] ) in het zogenaamde "flikkerpark" bij het NS station te Hengelo. [naam 1] werd gebeld dat wij daar weg moesten gaan. Wij zouden daar namelijk niet veilig zijn, omdat [medeverdachte 1] samen met een aantal vrienden op zoek zou zijn naar mij. Ik ben toen met [naam 1] naar Micado gegaan op het Apolloplein te Hengelo. Blijkbaar heeft iemand toen mijn locatie doorgegeven of gezien via snapchat. Want voor ik het wist kwam [medeverdachte 2] op mij af en sloeg een arm om mij heen. Hij zei: “hé grote vriend, je moet gaan rennen". Daar kreeg ik de kans niet voor en ik zag dat ik ineens in mijn buik werd getrapt door [medeverdachte 1] . Door de trap viel ik achterover op de grond. Toen ik op de grond lag gingen ze op mij los. Behalve [medeverdachte 1] waren ook [verdachte] , [medeverdachte 2] , (…) erbij betrokken. Ik werd wel een kwartier lang geslagen en getrapt op mijn hoofd en voelde daarbij pijn. Ik heb mijn armen voor mijn hoofd gehouden, om mijn gezicht zoveel mogelijk te kunnen beschermen. En heb geschreeuwd van de pijn, toen plotseling het licht uit ging. Ik kwam vervolgens weer bij in de armen van [naam 1] , die vroeg hoe het met mij ging. Toen kwamen twee jongemannen met een Volkswagen Polo en die hebben mij naar huis gebracht in hun auto. Ik had pijn aan mijn gezicht, een blauw oog en krassen op mijn rug.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
2.
Het proces-verbaal van verhooraangever [slachtoffer]van 26 januari 2022 , pagina 45, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
A: [medeverdachte 2] heeft mij verteld dat [medeverdachte 1] , [verdachte] (…) mij gepakt hebben toen ik op de grond lag.
V: Wat weet jij zelf nog?
A: Alleen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] begon op mij in te slaan en te schoppen. Daarna heb ik
niets gezien doordat ik mij probeerde klein te maken en vervolgens ben ik "out"
gegaan. Ik kwam bij terwijl ik in de armen stond van een jongen, het stuk daar tussen ben ik kwijt.

3.

Het proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2022, pagina 47-48, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 21 januari 2022 te 16:00 uur sprak ik, verbalisant [verbalisant] , met een van de jongeren uit mijn wijk die ook de mishandeling heeft gezien. Deze persoon gaf aan doodsbang te zijn voor deze groep. Deze groep staat bekend als gewelddadig. Ik, verbalisant [verbalisant] , vind dit een terechte angst gezien de feiten waarvoor deze groep in beeld komt. In overleg besloten om deze persoon niet met naam en toenaam in dit proces verbaal. Ik, verbalisant [verbalisant] , hoorde het volgende van hier bovengenoemd persoon: 'Vorige week, datum weet ik niet meer precies, heeft er een mishandeling plaats gevonden. Een hele groep belaagde een jongen, hij had wel dood kunnen zijn.
Ik wil hier wel over verklaren maar dan anoniem, anders wil ik niets vertellen. Ik
ben doodsbang voor deze groep en dit groepje is ook zeer gewelddadig. De meeste
kinderen vrezen voor deze jongens. Ik was op het Prins Bernard plantsoen te Hengelo. (…) Wij zijn toen snel naar Mikado gelopen, dat zit tegenover het FBK stadion in Hengelo. [naam 2] werd gebeld door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] vroeg waar wij waren. (…)
Dit duurde dus niet lang, toen zag ik dat [medeverdachte 1] en een hele groep er kwamen lopen, ik schat 15 a 20 man. Veel jongens hadden een capuchon op, bivakmutsen op en een
mondkapje voor. De groep kwam van alle kanten. Ik zag in ieder geval dat de volgende personen in die groep onze kant kwam lopen:
- [medeverdachte 1]
- [medeverdachte 3]
- [medeverdachte 2] , achternaam onbekend
- [medeverdachte 4]
- [verdachte]
Ik zag dat [medeverdachte 2] een arm om [slachtoffer] sloeg en hoorde dat hij zei: 'ren maar weg' of
woorden van gelijke strekking. Ik zag dat [slachtoffer] bleef staan. Ik zag dat [medeverdachte 1] , [slachtoffer]
op de grond had gegooid. [slachtoffer] heeft de hele tijd op de grond gelegen. Ik heb gezien
dat [medeverdachte 1] , [slachtoffer] een paar klappen gaf op zijn arm. Maar omdat iedereen op [slachtoffer]
begon te slaan was het niet goed te zien, waar [medeverdachte 1] precies sloeg. Ik zag dat [verdachte]
meerdere klappen met zijn vuist op het hoofd van [slachtoffer] sloeg en dat hij
[slachtoffer] op zijn hoofd schopte meerdere malen. Hij leek helemaal psycho! Ik hoorde
ondertussen roepen: 'lekker he'. Ik heb gezien dat [medeverdachte 4] , [slachtoffer]
ook heeft geslagen. Heel veel van die groep hebben [slachtoffer] geslagen en geschopt dit
duurde ongeveer 5 minuten. Na 5 minuten zijn ze richting de stad gerend.
Vervolgens viel [naam 3] nog flauw na die tijd, omdat ze het zo heftig vond. Het was ook heel heftig. [slachtoffer] had ook wel dood kunnen zijn. (…) [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] vertelden lacherig en 'stoer' de dag er na dat ze beiden [slachtoffer] hadden geslagen. [medeverdachte 4] heeft mij zijn knokkels laten zien, ik zag dat hij wondjes op zijn knokkels had waaruit bleek dat hij iemand had geslagen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor (medeverdachte)[medeverdachte 3]van 9 februari 2022 , pagina 444-446, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
V: Je wordt verdacht van eenvoudige mishandeling en openlijke geweldpleging gepleegd op zaterdag 15 januari 2022 omstreeks 21:30 uur aan de Apolloplein ter hoogte de school Mikado te Hengelo. (…)
Ik stond naast [medeverdachte 1] en toen heb ik [slachtoffer] dus klappen gegeven. Ik dacht dat [slachtoffer] ons een klap wilde geven omdat ik zag dat hij zijn arm/ hand naar achteren deed. Ik ben toen bovenop hem gesprongen en heb hem toen flinke klappen gegeven. Ik had [slachtoffer] toen op de grond liggen op zijn rug en ik zat bovenop hem. Ik heb hem toen met kracht op zijn gezicht geslagen met mijn vuisten. Dit zijn flink wat klappen geweest ik heb hem overal op zijn gezicht geraakt. Ik hoorde dat [slachtoffer] aan het schreeuwen was en dat hij huilde. Ik hoorde hem "aahhh" roepen. (…) Ik heb hem ongeveer ander halve minuut geslagen. Ik heb nadat ik hem geslagen heb nog
geschopt. [slachtoffer] lag toen nog op de grond. Ik weet niet meer of [slachtoffer] op dat moment nog bij bewustzijn was. (…) Ik heb [slachtoffer] ook tegen zijn hoofd aan geschopt. Ik heb hem geschopt net zoals je een penalty neemt, ik heb in ieder geval goed uitgehaald. Ik weet ook zeker dat ik hem geraakt heb op zijn hoofd. Ik weet niet meer hoe vaak ik hem geraakt heb met schoppen op zijn hoofd. Er trokken de hele tijd [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 4] aan mij om mij van [slachtoffer] af te krijgen. Ik heb ze
alle drie tegen mij horen zeggen dat ik moest stoppen. Ze zeiden "Stop [medeverdachte 3] niet doen".
V: Heb jij zijn hoofd nog geraakt?
A: Ja ik heb zijn hoofd geraakt zowel met schoppen als met het slaan met mijn
vuisten.
V: Uit meerdere getuigenverklaringen komt naar voren dat jij [slachtoffer] ook
geschopt hebt. Wat kun jij hierover verklaren?
A: Dat klopt. (…)
V: Hoelang heeft het geduurd dan dat jij oven hem hing?
A: Dit heeft in totaal ongeveer 4 a 5 minuten geduurd
V: Waardoor is de mishandeling gestopt?
A: Doordat ik eraf getrokken werd (…)
5.
Het proces-verbaal van verhoor[medeverdachte 1]van 7 februari 2022,
pagina 338-339 voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
V: Je wordt verdacht van openlijke geweldpleging ter hoogte van Mikado te Hengelo, gepleegd op 15 januari 2022. Wat kun je daarover verklaren?
A: Wij zijn daar wel geweest. (…) Ik kreeg op het plein ruzie met een jongen. Hij heette [slachtoffer] . (…) Ik kreeg woorden met hem en toen kwam hij op mij aflopen. Ik duwde hem weg en toen kwam hij nog een keer op mij af. (…) Ik sloeg hem toen met mijn vlakke hand in zijn gezicht. Wij sloegen elkaar over en weer en op een gegeven moment heb ik hem in zijn buik getrapt waardoor hij viel. Hij viel op de grond en volgens mij viel hij met zijn hoofd op de grond. (…) Ik heb wel de eerste klap gegeven, maar ik laat mij niet slaan. (…)
A: Ik heb gezien dat een donkere jongen een arm om [slachtoffer] heen sloeg. Volgens mij
deed hij dat omdat ze elkaar kenden. Ik heb hem toen niet in zijn buik getrapt. Later
wel, waarbij hij toen ook viel. Ik heb hem niet tegen zijn hoofd getrapt. Wel tegen
zijn rug.
V: [slachtoffer] is door verschillende jongens geschopt en geslagen. Wie heeft wat gedaan?
A: Ik weet wat ik zelf gedaan. Hij werd wel door andere jongens geschopt en geslagen.
6..
Het proces-verbaal van verhoorgetuige [getuige 2], van 26 januari 2022,
pagina 57-58, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Er kwam 1 jongen uit de groep gelijk naar [slachtoffer] toe. Deze jongen heet [medeverdachte 2] . Ik zag
dat [medeverdachte 2] een arm om [slachtoffer] heen sloeg en ik hoorde hem zeggen "he grote makker". Dat zei [medeverdachte 2] op zo'n manier dat het op mij overkwam als of [medeverdachte 2] wist wat er ging
gebeuren, en dat niet erg vond. Terwijl [medeverdachte 2] de arm nog om [slachtoffer] heen had zag ik dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] hard in zijn buik trapte. Ik zag dat [slachtoffer] hierdoor op de grond viel.
Ik zag dat er toen wel 5 of 7 jongens begonnen te slaan en te schoppen op [slachtoffer] .
[medeverdachte 1] en een jongen die ik niet ken hadden hier het grootste aandeel in. Ik zag dat
[medeverdachte 1] heel vaak getrapt en geslagen heeft op [slachtoffer] . Op zijn hoofd, in zijn buik. Ik
hoorde dat [medeverdachte 1] meerdere keren iets schreeuwde naar [slachtoffer] van "nooit meer doen!".
Ik zag dat [medeverdachte 4] , de achternaam weet ik niet, ook tegen [slachtoffer] trapte en sloeg.
[slachtoffer] heeft al die tijd op de grond gelegen in elkaar gedoken met zijn armen voor
zijn hoofd om zich te beschermen. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag zag ik dus meerderen die op hem intrapten. Het was echt heel heftig, ik dacht dat ze hem dood zouden trappen. (…) [medeverdachte 3] ken ik ook en deze jongen was er ook bij. Ik zag dat ook [medeverdachte 3] op [slachtoffer] aan het trappen was en hem raakte. Er was in ieder geval nog 1 jongen bij die [slachtoffer] getrapt heeft en misschien nog wel meer, maar die ken ik niet. (…) Ik en anderen hebben meerdere keren geroepen dat ze moesten stoppen maar ze bleven maar door gaan. Het duurde wel 2 of 3 minuten lang. Ik heb ook meerdere keren geroepen "Niet doen [medeverdachte 1] !" " Niet doen!". Aan het einde ging er 1 jongen nog heel heftig door op [slachtoffer] . Ik ken deze jongen niet. Deze jongen sloeg echt met zijn vuist in op het hoofd van [slachtoffer] . (…) Ik zag dat [slachtoffer] flauw gevallen was, en hoorde dat iemand water op ging halen. Iedereen met wie ik was die was overstuur.
7.
Het proces-verbaal van verhoorgetuige [getuige 1], van 21 januari 2022, pagina 51-52, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik ben getuige geweest van een mishandeling gepleegd op zaterdag 15 januari 2022.
(…) Afgelopen zaterdag, 15 januari 2022, omstreeks 19:00 uur was ik samen met aantal vrienden in het 'Flikkerplark', hiermee bedoel ik het Prins Bernhardplantsoen in
Hengelo. (…) Op een gegeven moment werd iemand van onze groep gebeld of geappt.
Ik hoorde dat [naam 2] ineens zei: ' [medeverdachte 1] enzo komen er allemaal aan, zullen we ergens anders naartoe gaan'. Hierna zijn we naar de school Mikado gegaan aan het Apolloplein. (…) Ineens kwamen er uit alle hoeken ongeveer 10 personen aan, met allemaal donkere kleding. Ik herkende [medeverdachte 1] , (…), [medeverdachte 3] , (…) [medeverdachte 4] (fonetisch), (…) [verdachte] en [medeverdachte 2] (achternaam weet ik niet). Ik zag dat [medeverdachte 2] met zijn arm om [slachtoffer] heen ging staan. Ik zag dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] een duw gaf waardoor [slachtoffer] achterover op de grond viel. Ik zag dat de jongens die ik hierboven noemde met zijn allen op [slachtoffer] af liepen. Ik zag dat [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 3] meerdere keren vol in het gezicht en op de buik van [slachtoffer] hebben geslagen en geschopt. Ik denk dat dit ongeveer 5 minuten geduurd heeft. Ik hoorde dat een vriendin van mijn genaamd [naam 4] schreeuwde dat ze moesten stoppen. Ik zag dat de jongens hier niets op uit deden en gewoon door gingen met slaan en schoppen. Op een gegeven moment stopte de groep ineens en zei liepen weg richting de wijk Veldwijk. Ik ben hierna naar [slachtoffer] gelopen. Ik zag dat zijn gezicht onder het bloed zat. Ik zag dat zijn lip kapot was en volgens mij ook de linkerkant van zijn hoofd. Ik zag ook dat zijn gezicht onder de modder zat. [naam 2] had iemand gebeld om ons te helpen, zij kwamen ongeveer 10 minuten later met water en doekjes bij ons. Ik hoorde dat [naam 2] ook nog vrienden van zijn broer had gebeld en deze hebben [slachtoffer] veilig naar huis gebracht. (…)
V: Waarom hebben jullie [slachtoffer] niet kunnen helpen?
A: Ze waren met teveel en wij waren bang dat ze ons anders ook zouden slaan. (…)
8.
Een schriftelijk bescheid van 18 januari 2022, pagina 44, inhoudende eenmedische verklaringvan huisarts B.K. Dirks in Goor, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Slagen en schoppen tegen hoofd gehad en elders, bewustzijn verloren, is gedeeltes van gevecht kwijt, heeft even bewustzijn verloren. Nadien misselijk, niet braken. (…) Bloed in li gehoorgang. Trauma met commotio cerebri, rust, prikkelarm. (…)
9.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 mei 2023, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte[verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik was inderdaad aanwezig op 5 februari 2022 bij het geweld tegen [slachtoffer] . Ik heb er niet actief aan deelgenomen. Wel ben ik achter de groep aangerend en heb ik gehoord dat er geweld werd gebruikt tegen [slachtoffer] . Ik liep er achteraan en toen ik ter plaatse kwam was het geweld tegen [slachtoffer] al bezig. Ik heb [medeverdachte 3] eraf getrokken, heb gezegd “weg hier, rennen”. Toen ben ik weggegaan. Ik wist wel dat er wat aan de hand was, we zijn er vervolgens met de groep naar toe gegaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022325631, gesloten op 20 juli 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.