ECLI:NL:RBOVE:2023:1981

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
10462012 \ CV EXPL 23-1527
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van onrechtmatige uitlatingen in kort geding tussen twee B.V.'s

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser 1] B.V. en HISLA B.V. [eiser 1] vorderde rectificatie van onrechtmatige uitlatingen die door HISLA over haar waren gedaan. De procedure volgde op een eerdere rechtszaak waarin HISLA onverschuldigde betaling had geclaimd, maar deze vordering was door de rechter afgewezen. De uitlatingen van HISLA, gedaan door [naam 1], betroffen beschuldigingen van onrechtmatig handelen en diefstal door [eiser 1]. De kantonrechter oordeelde dat de uitlatingen van HISLA onrechtmatig waren en dat [eiser 1] recht had op rectificatie. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser 1] grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot immateriële schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten, die niet voldoende waren onderbouwd. HISLA werd veroordeeld tot rectificatie en het betalen van een dwangsom bij niet-naleving. De proceskosten werden ook aan HISLA opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10462012 \ CV EXPL 23-1527
Vonnis in kort geding van 25 mei 2023
in de zaak van
[eiser 1] B.V.,
te [adres 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
gemachtigde: mr. K. Horstman te Epe,
tegen
HISLA B.V.,
te [adres 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Hisla ,
gemachtigde: mr. J. de Ruiter te Kampen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 april 2023 met 6 producties;
- de conclusie van antwoord met 7 producties;
- de e-mail van [eiser 1] van 10 mei 2023 met productie (5, 6 en) 7;
- de mondelinge behandeling van 11 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitaantekeningen van [eiser 1] .

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser 1] verwijt Hisla dat zij onrechtmatige uitlatingen over haar heeft gedaan. Zij vordert daarom rectificatie, op straffe van een dwangsom. Deze vordering zal worden toegewezen. Het gevorderde voorschot op immateriële schadevergoeding is niet toewijsbaar. De kantonrechter zal deze beslissingen hierna toelichten. Voor het oordeel zijn de volgende feiten relevant.

3.De feiten

3.1.
Hisla tevens h.o.d.n. [bedrijf 2] voerde een administratiekantoor. Op 25 maart 2020 heeft Hisla aan [eiser 1] haar klantenbestand, personeelsbestand, klantendossiers en archief verkocht in verband met het pensioen van de directeur van Hisla , de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Om de overgang soepel te laten verlopen hebben partijen in punt 11 van hun “overeenkomst van koop en verkoop” een (tijdelijke) werkwijze met betrekking tot de facturatie afgesproken. Tijdens de uitvoering van deze afspraak is tussen partijen een geschil ontstaan wat tot een tweetal procedures heeft geleid. Zowel de kantonrechter als het hof hebben het beroep van Hisla op onverschuldigde betaling – en daarmee haar vorderingen tegen [eiser 1] – afgewezen (zie het vonnis van deze rechtbank van 12 april 2022 in zaaknummer: 9378111 \ CV EXPL 21-3292 (niet gepubliceerd) en het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10508).
3.2.
Bij e-mail van 4 augustus 2022 heeft [naam 1] onder meer het volgende aan
[naam 2] meegedeeld:
“ [eiser 1] BV heeft substantiële bedragen, welke behoren aan [bedrijf 2] , bewust achterover gedrukt heeft.
De rechter heeft hierover in haar uitspraak vermeld dat [eiser 1] BV jegens [bedrijf 2] onrechtmatig heeft gehandeld. Zowel de heer [Eiser 2] als de heer [Betrokkene] hebben dit handelen tijdens de rechtszaak niet betwist, dus hun onrechtmatig handelen bevestigd. Dit slechte handelen schaadt de vertrouwensrelatie tussen klant en boekhouder dus zeer ernstig.”
Op 11 oktober 2022 heeft [naam 1] onder meer het volgende aan [e-mailadres 1] (ene [naam 3] , een (voormalige) klant van Hisla ) en [e-mailadres 2] meegedeeld:
“De heer [Eiser 2] kan het uitleggen zoals hij wilt, de rechter heeft vastgesteld dat hij onrechtmatig jegens mij heeft gehandeld, zowel hij als [Betrokkene] hebben dit bij de kantonrechter toegegeven.
Het was een theaterstuk wat hij opvoerde, hij is gewoon een dief. Hij weet dit en handelt er ook na en inmiddels heb ik het bewijs dat hij dit vaker gedaan heeft.”
En drie dagen later aan dezelfde geadresseerden:
“De reactie van de heer [Eiser 2] blijft mij verbazen, hij heeft niet alleen de leiding over een organisatie die gelden achterover drukt, maar zich ook nog actief bezig houdt met het verspreiden van leugens.
(…).
Wel wil ik in een tijdlijn vastleggen dat ik niet degene ben die leugens verspreid en gelden heeft achterover gedrukt. Dit zijn uitsluitend de heer [Eiser 2] , in samenwerking met [Betrokkene] .
(…).
De rechter heeft in zijn vonnis geconcludeerd dat [eiser 1] jegens mij onrechtmatig gehandeld hebben, maw zij, [eiser 1] , zijn een dief of maken deel uit van een dievenorganisatie. Niet meer, maar ook beslist niet minder.
(…).
Het bedrag had [eiser 1] op mijn bankrekening moeten storten, echter dan had de heer [Eiser 2] bekend dat hij een dief is, door nu zo te handelen probeert hij te maskeren dat hij een dief is. De heer [Eiser 2] kan dus van alles roepen,vaststaatdat hij gelden van mij zich toegeëigend heeft en nu doet of zijn neus bloedt.”
Bij brief van 24 oktober 2022 heeft [naam 1] onder meer het volgende aan [naam VOF] te [vestigingsplaats 1] , een (voormalige) klant van Hisla , meegedeeld:
“Deze betaling heeft [eiser 1] niet doorgestort aan ons. Inmiddels heeft de rechter in haar uitspraak dit gekwalificeerd als onrechtmatig handelen door [eiser 1] BV jegens [bedrijf 2] .”
Op 6 januari 2023 en 7 februari 2023 heeft [naam 1] onder meer het volgende aan [bedrijf 1] te [vestigingsplaats 2] respectievelijk Focus IT te Zwolle, (voormalige) klanten van Hisla , meegedeeld:
“De rechter heeft beslist dat [eiser 1] jegens [bedrijf 2] onrechtmatig heeft gehandeld door het achterhouden van deze gelden, derhalve heeft u niet bevrijdend betaald. Ook heeft er geen cessie plaatsgevonden.”
3.3.
[eiser 1] heeft Hisla verzocht om haar negatieve uitlatingen over [eiser 1] schriftelijk te rectificeren. Aan dit verzoek heeft Hisla geen gevolg gegeven.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(1) Hisla zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis:
( a) een lijst aan [eiser 1] te overhandigen waarop de partijen staan vermeld die een (vergelijkbare) brief toegestuurd hebben gekregen zoals overgelegd als productie 3;
( b) zorg te dragen voor het plaatsen van een rectificatie middels een brief zowel per gewone post als per e-mail aan alle partijen waaraan Hisla een brief zoals overgelegd als productie 3 heeft gezonden, met als onderwerp 'rectificatie uitlatingen [eiser 1] B.V.' met de navolgende daar direct onder geplaatste tekst:
“Geachte heer, mevrouw,
In een eerdere brief heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van de rechtszaak tussen [bedrijf 2] ( Hisla ) en [eiser 1] B.V. Hierin is door mij ten onrechte medegedeeld dat de rechter heeft beslist dat [eiser 1] onrechtmatig jegens mij hebben gehandeld. Ook heb ik [eiser 1] ten onrechte als 'dief' aangemerkt. Deze uitlatingen zijn absoluut onjuist en hadden niet gedaan mogen worden.
Ik betreur het dat ik de hierboven bedoelde mededelingen heb gedaan. Dat had niet mogen gebeuren. Ik bied [eiser 1] B.V. alsmede haar eigenaren de heer [Eiser 2] en de heer [Betrokkene] hiervoor openlijk excuses aan. [eiser 1] B.V. alsmede al haar medewerkers zijn hiermee ten onrechte in hun eer en goede naam door ons handelen aangetast.
Met vriendelijke groet,
[naam 1]
Hisla B.V. / [bedrijf 2] ”
(2) dan wel subsidiair een in goede justitie te bepalen rectificatie middels een brief zowel per gewone post als per e-mail aan alle partijen waaraan Hisla een brief zoals overgelegd als productie 3 heeft gezonden, met als onderwerp 'rectificatie uitlatingen [eiser 1] B.V.' binnen een daarvoor door de voorzieningenrechter gestelde termijn;
(3) op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat is nagelaten te voldoen aan de veroordeling onder (1) respectievelijk (2), waarbij een gedeelte van een overtreding als een volledige overtreding zal gelden, met een maximum van € 100.000,00;
(4) Hisla op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding zal gebieden zich te onthouden van verdere negatieve uitlatingen ten opzichte van [eiser 1] , zoals in de dagvaarding omschreven;
(5) Hisla zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis aan [eiser 1] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen het bedrag van € 2.000,00 als voorschot op de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
(6) Hisla zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen het bedrag van € 2.000,00 als voorschot op de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
(7) Hisla zal veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen het salaris gemachtigde en de nakosten.
4.2.
Aan haar vorderingen legt [eiser 1] , samengevat, ten grondslag dat Hisla met haar in 3.2 geciteerde mededelingen in strijd met de waarheid de eer, goede naam en (persoonlijke) integriteit van (de werknemers van) [eiser 1] heeft aangetast waardoor Hisla tegenover [eiser 1] onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser 1] vordert daarom rectificatie primair ex artikel 6:167 BW en subsidiair ex artikel 6:162 BW, alsmede een voorschot op (immateriële) schadevergoeding en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
4.3.
Hisla voert als verweer dat het juist [eiser 1] is geweest die onrechtmatig tegenover Hisla heeft gehandeld. Daartoe voert Hisla aan dat [eiser 1] in strijd met de overeenkomst van 25 maart 2020 facturen heeft geïnd die door Hisla aan klanten waren verstuurd waardoor [eiser 1] Hisla de gelegenheid heeft ontnomen om te verrekenen. Door te weigeren onverschuldigde betalingen terug te storten heeft [eiser 1] zich volgens Hisla schuldig gemaakt aan (strafrechtelijke) oplichting en/of bedrog en/of fraude. Hisla stelt dat zij door deze handelwijze van [eiser 1] was genoodzaakt om zelf en later de deurwaarder tot incasso over te (laten) gaan en daarbij – ter verdediging – klanten tekst en uitleg te geven.
Hisla concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] met veroordeling van [eiser 1] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, nader ingaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser 1] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
Van een spoedeisend belang van [eiser 1] bij de gevorderde rectificatie is in voldoende mate gebleken. Hisla heeft dit ook niet betwist. Dit betekent dat deze vordering inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.3.
Kernvraag in dit kort geding is of de door ( [naam 1] namens) Hisla gedane uitlatingen, zoals zij die in de in 3.2 bedoelde e-mails en brieven heeft gedaan, tegenover [eiser 1] als onrechtmatig moeten worden gekwalificeerd. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
5.4.
Op grond van artikel 6:167 BW kan de door [eiser 1] gevorderde rectificatie slechts worden toegewezen in het geval dat Hisla krachtens onrechtmatige daad jegens [eiser 1] aansprakelijk is ter zake van een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie van gegevens van feitelijke aard. Het begrip 'publicatie' wordt hierbij ruim opgevat en kan zien op iedere openbaarmaking, ook voor zover deze niet in de pers is gedaan. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat verzending – en daarmee openbaarmaking – van de hiervoor bedoelde e-mails en brieven van Hisla aan haar (voormalige) klanten onder de reikwijdte van artikel 6:167 BW valt.
5.5.
De kantonrechter overweegt verder dat de vraag of van 'een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie' sprake is, van feitelijke aard is. De uiting zal beoordeeld moeten worden in het kader waarin zij werd gedaan, met oog voor plaatselijke opvattingen en omstandigheden en de overige context. Bij toepassing van artikel 6:167 BW dient verder artikel 10 EVRM in acht te worden genomen (HR 21 oktober 1994, LJN: ZC1493, NJ 1996/346). Het gevorderde vormt immers een beperking op het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM slechts worden beperkt, indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen van Hisla onrechtmatig zouden zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Bij de beantwoording van de vraag of dit zich hier voordoet staan twee, ieder voor zich belangrijke maatschappelijke en persoonlijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang van [eiser 1] dat zij niet wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die afbreuk doen aan haar reputatie, eer en goede naam, en aan de andere kant het belang van Hisla dat zij zich (in het openbaar) kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend moet kunnen uitlaten. Welke van deze belangen de doorslag geeft, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden van het geval. Daarnaast is van belang de vraag of de beweringen die worden gedaan op waarheid berusten en de manier waarop die beweringen worden gedaan.
5.6.
Allereerst stelt de kantonrechter vast dat Hisla niet heeft betwist dat zij de uitlatingen heeft gedaan zoals die hiervoor in 3.2 zijn geciteerd. Voorts heeft Hisla ter zitting erkend dat zij deze uitlatingen ook heeft gedaan aan alle andere (voormalige) klanten zoals die staan vermeld in het door Hisla als productie 7 overgelegde overzicht.
5.7.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting maakt de kantonrechter op dat de bron van het conflict tussen partijen is gelegen in de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de door partijen in verband met de onder 3.1 bedoelde verkoop gekozen constructie, zoals vastgelegd in punt 11 van hun overeenkomst. Deze houdt in dat Hisla vooralsnog aan de klanten bleef factureren voor het werk dat (inmiddels) door [eiser 1] voor die klanten werd verricht en dat Hisla aan [eiser 1] had af te dragen wat de klanten aan Hisla betaalden voor dat door [eiser 1] verrichte, maar door Hisla berekende werk. Anders dan Hisla kennelijk ingang wil doen vinden, hebben de kantonrechter en het hof niet geoordeeld dat [eiser 1] tegenover Hisla onrechtmatig heeft gehandeld, ook niet impliciet. Daarentegen is in klare taal het beroep van Hisla op onverschuldigde betaling afgewezen. Voor zover Hisla zich op het standpunt stelt dat zij haar uitlatingen heeft kunnen en mogen baseren op rechtsoverweging 5.4 van het vonnis van 12 april 2022, merkt de kantonrechter op dat in die overweging slechts is uitgelegd wanneer in dit geval sprake zou kunnen zijn van een betaling zonder rechtsgrond. Vervolgens is in rechtsoverweging 5.5 geoordeeld dat niet is komen vast te staan wat de hoogte van het terug te betalen bedrag is, omdat Hisla haar vermeende vordering van een onvoldoende onderbouwing heeft voorzien. Dat vonnis biedt dus geen grondslag – en daarmee rechtvaardiging – voor de uitlatingen van Hisla . Ditzelfde geldt voor het arrest van het hof. Ook daarin is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor het standpunt van Hisla .
5.8.
Gelet op de context waarin Hisla haar uitlatingen over [eiser 1] in meergenoemde
e-mails en brieven heeft gedaan is de kantonrechter voorshands van oordeel dat deze uitlatingen, afgewogen tegen het belang van de vrijheid van meningsuiting van Hisla , zowel op zichzelf beschouwd als in onderling verband bezien, dermate kwaadsprekend zijn dat deze als onrechtmatig moeten worden aangemerkt. De uitlatingen van Hisla over [eiser 1] zijn naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter belasterend of onnodig grievend. Hisla heeft daarmee [eiser 1] in diskrediet gebracht waardoor [eiser 1] in haar eer, goede naam en integriteit is aangetast. Daarbij betrekt de kantonrechter dat [eiser 1] actief is in een branche (financiële dienstverlening/advisering) waarin het vertrouwen in [eiser 1] essentieel is. Dit klemt temeer, nu [eiser 1] haar werkzaamheden in een relatief kleine gemeenschap als [adres 1] verricht.
5.9.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde rectificatie als passend middel toewijsbaar is. Nu Hisla geen bezwaar heeft gemaakt tegen de tekst van de rectificatie zoals die door [eiser 1] is geformuleerd, zal de kantonrechter die tekst integraal overnemen in het dictum. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen en gematigd. Omdat Hisla heeft erkend dat zij de gewraakte uitlatingen heeft gedaan aan alle (voormalige) klanten die staan vermeld in haar productie 7, zal de gevorderde lijst worden afgewezen. [eiser 1] heeft geen belang (meer) bij toewijzing daarvan. Om te voorkomen dat Hisla verdere negatieve uitlatingen over [eiser 1] zal doen, zal het gevorderde sub (4) worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding
5.10.
[eiser 1] vordert een voorschot op immateriële schadevergoeding van € 2.000,00.
5.11.
Nog daargelaten dat een kort geding zich in beginsel niet leent voor toewijzing van een dergelijke geldvordering (in verband met o.a. de causaliteitseis die hiervoor geldt), heeft [eiser 1] deze schade op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Van een spoedeisend belang is evenmin gebleken. Deze vordering moet dus worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.12.
[eiser 1] maakt voorts aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 2.000,00. Ook hiervoor geldt dat deze vordering iedere onderbouwing ontbeert. Van een spoedeisend belang is evenmin gebleken. Deze vordering ligt daarom ook voor dadelijke afwijzing gereed.
Proceskosten
5.13.
Hisla is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser 1] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
793,00
- nakosten
132,00
Totaal
1.162,44

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Hisla om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis zorg te dragen voor het plaatsen van een rectificatie middels een brief zowel per gewone post als per e-mail aan alle partijen die staan vermeld in productie 7 van Hisla , met als onderwerp 'rectificatie uitlatingen [eiser 1] B.V.' met de navolgende daar direct onder geplaatste tekst:
“Geachte heer, mevrouw,
In een eerdere brief heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van de rechtszaak tussen [bedrijf 2] ( Hisla ) en [eiser 1] B.V. Hierin is door mij ten onrechte medegedeeld dat de rechter heeft beslist dat [eiser 1] onrechtmatig jegens mij hebben gehandeld. Ook heb ik [eiser 1] ten onrechte als 'dief' aangemerkt. Deze uitlatingen zijn absoluut onjuist en hadden niet gedaan mogen worden.
Ik betreur het dat ik de hierboven bedoelde mededelingen heb gedaan. Dat had niet mogen gebeuren. Ik bied [eiser 1] B.V. alsmede haar eigenaren de heer [Eiser 2] en de heer [Betrokkene] hiervoor openlijk excuses aan. [eiser 1] B.V. alsmede al haar medewerkers zijn hiermee ten onrechte in hun eer en goede naam door ons handelen aangetast.
Met vriendelijke groet,
[naam 1]
Hisla B.V. / [bedrijf 2] ”
6.2.
veroordeelt Hisla tot betaling aan [eiser 1] van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat zij nalaat te voldoen aan de veroordeling in 6.1, waarbij een gedeelte van een overtreding als een volledige overtreding zal gelden, met een maximum van € 50.000,00;
6.3.
gebiedt Hisla zich te onthouden van verdere negatieve uitlatingen ten opzichte van [eiser 1] , zoals in de dagvaarding omschreven, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding met een maximum van € 50.000,00;
6.4.
veroordeelt Hisla in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.162,44;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023. (PS)