ECLI:NL:GHARL:2022:10508

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
200.311.472/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onverschuldigde betaling en onvoldoende onderbouwing van vordering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Hisla B.V. tegen Landsman en Teune B.V. over een vordering gebaseerd op onverschuldigde betaling. Hisla stelt dat zij te veel heeft afgedragen aan L&T en vordert terugbetaling van € 5.220,76. De procedure begint bij de kantonrechter, waar Hisla haar vordering als onvoldoende onderbouwd ziet afgewezen. Het hof verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter en bespreekt het verloop van de procedure, inclusief de dagvaarding en de memorie van antwoord.

Het hof oordeelt dat Hisla niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat zij onverschuldigd heeft betaald. De stelplicht en bewijslast rusten op Hisla, die moet aantonen dat zij meer heeft betaald dan zij van klanten heeft ontvangen. Het hof concludeert dat Hisla in haar bewijsvoering tekortschiet, vooral omdat zij geen duidelijk overzicht heeft gegeven van de betalingen die zij heeft ontvangen van klanten.

De vordering van Hisla wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Hisla wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten worden vastgesteld op € 783,- voor griffierecht en € 1.180,50 voor salaris advocaat. Het arrest is uitgesproken op 6 december 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.311.472/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 9378111)
arrest van 6 december 2022
in de zaak van
Hisla B.V.,
gevestigd te Kampen,
appellante,
bij de kantonrechter: eiseres,
hierna:
Hisla,
advocaat: mr. J. de Ruiter, die kantoor houdt te Kampen,
tegen
Landsman en Teune B.V.,
gevestigd te Kampen,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
L&T,
advocaat: mr. M. Sakarya, die kantoor houdt te Epe.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor de procedure bij de kantonrechter verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 19 oktober 2021 en 12 april 2022 die de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 mei 2022, met grieven en met producties,
- de memorie van antwoord, met producties, van 26 juli 2022,
- de akte van Hisla van 20 september 2022 en
- de antwoordakte van L&T van 18 oktober 2022.
2.2
Vervolgens heeft L&T de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.Waar gaat de zaak over?

3.1
Hisla meent dat zij teveel aan L&T heeft afgedragen dan zij voor L&T van klanten heeft ontvangen. Hisla maakt aanspraak op terugbetaling van € 5.220,76 als onverschuldigd betaald. Het geschil heeft de volgende achtergrond.
3.2
Hisla voerde een administratiekantoor. Op 25 maart 2020 heeft Hisla aan L&T haar klantenbestand, personeelsbestand, klantendossiers en archief verkocht in verband met het pensioen van de directeur van Hisla, de heer [de directeur] .
3.3
In de koopovereenkomst is in punt 11. daarvan vermeld:
Zolang koper het wenselijk acht factureert de verkoper ter zake van de verrichte werkzaamheden met dien verstande dat niet wordt afgeweken van het bestaande patroon. Verkoper overhandigt koper maandelijks een lijst van de gefactureerde omzet en ontvangt van koper hiervoor een nota. Deze nota wordt voldaan door verkoper aan koper gelijk de klanten hun rekeningen voldoen. Het risico van deze nota’s ligt bij koper.
3.4
In de periode van april 2020 tot en met 9 april 2021 factureerde Hisla een aantal klanten voor het werk dat L&T deed. De facturen werden opgesteld door Hisla op briefpapier van Hisla en daarna door L&T aan de klanten verstuurd. Hisla betaalde op regelmatige basis (afgeronde) bedragen aan L&T.
3.5
Op 10 april 2021 heeft de gemachtigde van Hisla L&T gesommeerd tot betaling van € 23.136,34 uit hoofde van onverschuldigde betaling.
3.6
Bij de kantonrechter heeft Hisla terugbetaling gevorderd van wat zij stelt te veel aan L&T te hebben afgedragen, volgens haar € 6.535,26, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft de later tot € 5.220,76 met rente en kosten verminderde vordering van Hisla als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
3.7
De bedoeling van het hoger beroep van Hisla is dat het hof alsnog L&T veroordeelt tot (terug)betaling van € 5.220,76, vermeerderd met € 701,75 voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten en vermeerderd met wettelijke rente. Tot slot wil Hisla dat L&T aan haar de kosten vergoed van de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep.

4.Het oordeel van het hof

De opzet van deze uitspraak
4.1
In deze zaak draait het om de vraag of Hisla te veel aan L&T heeft afgedragen. Het hof zal de zes bezwaren (grieven) van Hisla tegen de afwijzing van haar vordering hierna gezamenlijk bespreken.
Stelplicht en bewijslast
4.2
De stelplicht en, bij betwisting, de bewijslast voor de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat Hisla het gevorderde bedrag onverschuldigd heeft betaald, rusten in beginsel op Hisla als de partij die zich op deze grondslag beroept (artikel 150 Rv).
Onverschuldigde betaling
4.3
De door partijen in verband met de onder 3.2 bedoelde verkoop gekozen constructie, zoals vastgelegd in punt 11. van hun overeenkomst, hield in dat Hisla vooralsnog aan de klanten bleef factureren voor het werk dat (inmiddels) door L&T voor die klanten werd verricht en dat Hisla aan L&T had af te dragen wat de klanten aan Hisla betaalden voor dat door L&T verrichte, maar door Hisla berekende werk.
4.4
Hisla heeft in dat verband aangevoerd dat zij in de periode van 1 april 2020 tot en met 9 april 2021 in totaal € 190.063,24 aan klanten heeft gefactureerd en dat zij over diezelfde periode in totaal € 173.000,- aan L&T heeft afgedragen. L&T heeft dit niet weersproken.
4.5
Hisla heeft in de procedure bij de kantonrechter aanvankelijk gesteld dat op het gefactureerde bedrag van € 190.063,74 een som van in totaal € 166.464,74 van de klanten is ontvangen, zodat zij met € 173.000,- een bedrag van € 6.535,26 teveel aan L&T afgedragen. Vanwege nagekomen ontvangsten van klanten heeft Hisla laatstgenoemd bedrag bijgesteld tot € 5.220,76.
4.6
Dat Hisla stelt meer te hebben betaald dan zij van de klanten zelf heeft ontvangen, houdt verband met Hisla’s van punt 11. van de overeenkomst afwijkende handelwijze. In plaats van het doorbetalen van ontvangen (specifieke factuur-) bedragen, heeft Hisla op periodieke basis afgeronde bedragen aan L&T betaald, zodat een verschil kon ontstaan tussen wat Hisla ontving en doorbetaalde. Anders dan L&T meent, betekende die van de overeenkomst afwijkende handelwijze, door L&T benoemd als ‘onjuiste volgordelijkheid’, niet dat daardoor (per saldo) niet van onverschuldigde betaling sprake kan zijn.
4.7
De in punt 11. van de overeenkomst benoemde handelwijze (Hisla draagt af wat zij van klanten ontvangt) veronderstelt dat wat L&T van Hisla ontvangt, ook feitelijk al door Hisla is ontvangen. Hisla heeft in dit verband niet betwist dat L&T in beginsel geen zicht heeft op wat Hisla ontvangt aan betalingen van klanten voor werk wat feitelijk voor hen door L&T is verricht. De voor de vordering beslissende gegevens rusten daarmee onder Hisla en L&T heeft daartoe geen toegang. Tegen die achtergrond en gezien voormelde stelplicht mag van Hisla worden verwacht dat zij concreet en specifiek toelicht en met stukken onderbouwt welke bedragen zij wel of niet heeft ontvangen van welke klanten die vanaf 1 april 2020 facturen zijn gezonden.
4.8
In de procedure bij de kantonrechter heeft Hisla een overzicht overgelegd van welke bedragen zij aan L&T heeft afgedragen, maar dat is niet in geschil en is geen bewijs dat dat te veel is geweest. Hisla heeft toen verder een overzicht overgelegd van openstaande facturen per klant, waarin ook is opgenomen welke facturen deels zijn betaald. Uit dat overzicht kan, zonder verdere toelichting, die is uitgebleven, evenmin worden afgeleid wat wel door klanten is betaald op vanaf 1 april 2020 verzonden facturen, aangaande werk dat door L&T is verricht. Hetzelfde geldt voor het door L&T ten behoeve van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter op 1 februari 2022 overgelegde overzicht van wat zij aan Hisla heeft gefactureerd en wat zij van Hisla heeft ontvangen. De kantonrechter heeft deze overzichten daarmee terecht als ontoereikend beoordeeld voor een conclusie dat Hisla te veel aan L&T heeft afgedragen.
4.9
In hoger beroep heeft Hisla een 42 pagina’s tellend overzicht overgelegd van door haar ontvangen betalingen vanaf 1 april 2020. Hisla heeft in dat verband aangevoerd dat een overzicht van betalingen van klanten die bestemd waren voor L&T niet voorhanden is. Hisla heeft in het verlengde daarvan zelf gesteld dat dit overzicht eerder zorgt voor verwarring omdat daarin ook zijn opgenomen betalingen op facturen van vóór 1 april 2020 en aflossingen op door Hisla verstrekte leningen. Hisla heeft een en ander niet uitgewerkt door deze laatstbedoelde betalingen en aflossingen op dit overzicht concreet te benoemen en/of alle bedragen verder rekenkundig toe te lichten. Het is niet aan het hof om zelf aan de hand van dit overzicht een selectie te maken van betalingen/bedragen die (alleen) in verband met de vanaf 1 april 2020 verzonden facturen gebracht zouden kunnen worden. Het hof beschikt ook niet over alle daarvoor relevante informatie. Met dit overzicht is daardoor de van Hisla te vergen duidelijkheid uitgebleven. De verwijzing naar de lijst met openstaande ‘posten debiteuren’, waarmee Hisla kennelijk doelt op het hiervoor besproken overzicht van openstaande facturen, maakt dat niet anders. Zoals overwogen gaat het er niet om wat door klanten in totaal onbetaald is gelaten, maar om wat door de klanten aan Hisla is betaald op vanaf 1 april 2020 verzonden facturen en of dat minder is dan wat Hisla aan L&T heeft afgedragen.
4.1
Een en ander betekent dat Hisla ook in hoger beroep haar vordering van een onvoldoende onderbouwing heeft voorzien. Omdat Hisla geacht kon worden de feitelijke gegevens van wat is betaald op de vanaf 1 april 2020 verzonden facturen al in de procedure met verifieerbare stukken te onderbouwen, is er geen plaats voor een bewijsopdracht of voor een onderzoek door een deskundige, zoals door Hisla aangeboden dan wel voorgesteld. Dit betekent dat er geen reden is om de vordering alsnog toe te wijzen.
4.11
Omdat de afwijzing van de vordering van Hisla in stand blijft, is er evenmin reden om anders te denken over de veroordeling van Hisla in de kosten van de procedure bij de kantonrechter.

5.De slotsom

5.1
De bezwaren van Hisla tegen het vonnis van 12 april 2022 zijn vergeefs voorgesteld. Dat vonnis zal daarom worden bekrachtigd.
5.2
Hisla zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
5.3
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van L&T zullen worden vastgesteld op € 783,- voor griffierecht en € 1.180,50 voor salaris advocaat (1,5 punt × tarief I à € 787,-).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Zwolle van 12 april 2022;
veroordeelt Hisla in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van L&T vastgesteld op € 783,- voor verschotten en op € 1.180,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, H. de Hek en M.M.A. Wind, en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.