ECLI:NL:RBOVE:2023:1909

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
18.145877.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige door buurman

Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het meermalen plegen van ontucht met een minderjarige, geboren in 2006, die onder zijn zorg viel. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2014 en 1 juli 2019 in Emmen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige meermalen heeft betast en seksuele handelingen heeft verricht, wat leidde tot een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 5003,12 te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met uitzondering van een deel van de reiskosten die niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij gijzeling kan worden toegepast als de verdachte niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 16 mei 2023, waar de rechtbank de verklaringen van de aangeefster, haar moeder en de verdachte heeft gehoord. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder WhatsApp-berichten van de verdachte. De verdachte is vrijgesproken van een tweede tenlastelegging, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 18.145877.22 (P)
Datum vonnis: 30 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 3] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Scharenborg en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P. Keijzer, advocaat in Emmen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:ontucht plegen met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
feit 2:het zichzelf aftrekken en zijn ontblote penis tonen in het zicht en/of het ten overstaan van een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 1 januari 2014 tot en met 1 juli 2019 te Emmen,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, door
- met zijn hand(en) over de benen van die [slachtoffer] te wrijven,
- die [slachtoffer] bij haar kruis vast te pakken,
- met zijn hand(en) in de broek van die [slachtoffer] te gaan en (vervolgens) over de
vagina van die [slachtoffer] te wrijven, en/of
- met zijn hand(en) onder haar hemd te gaan en de (ontblote) buik en/of borsten
van die [slachtoffer] te betasten;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en
met 1 juli 2019 te Emmen,
met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) in het zicht en/of ten overstaan van die [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2006),
zichzelf afgetrokken en/of zijn ontblote penis getoond.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde en de verklaring van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is onbetrouwbaar en bovendien het enige bewijsmiddel dat tot het bewijs kan dienen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, nu de door [slachtoffer] afgelegde verklaring inzake – kort gezegd – het aftrekken door verdachte in haar aanwezigheid, onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Ook de verklaring van moeder dat verdachte zich ook in haar aanwezigheid heeft afgetrokken kan die vereiste steun niet opleveren. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit zowel de verklaring van aangeefster, de moeder van [slachtoffer] , [slachtoffer] zelf en verdachte blijkt het navolgende.
Verdachte was een buurman van [slachtoffer] . Tijdens werktijden van moeder verbleef [slachtoffer] bij verdachte en zijn vader. Verdachte en zijn vader pasten op haar. Dit is gestart in 2013, toen [slachtoffer] 7 jaar oud was, en heeft geduurd tot in 2019.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tussen 2014 en juli 2019 meermalen met zijn handen over haar benen wreef, dat hij haar bij haar kruis vastpakte, dat hij met zijn handen in haar broek ging en vervolgens over haar vagina wreef en dat hij met zijn handen onder haar hemd ging en haar buik en borsten betastte. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] zowel betrouwbaar is als voldoende steun vindt in de whatsapp-berichten die verdachte naar de moeder van het slachtoffer en naar buurvrouw [betrokkene 1] heeft verzonden (zie de ‘Bijlage bewijsmiddelen’ onder 3. en 4.). De rechtbank ziet de inhoud van die berichten als een erkenning van het ten laste gelegde. De verklaring van verdachte dat hij met deze berichten doelde op het tweemaal per ongeluk aanraken van [slachtoffer] tijdens het dansen is naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 juli 2019 te Emmen,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, door
- met zijn hand(en) over de benen van die [slachtoffer] te wrijven,
- die [slachtoffer] bij haar kruis vast te pakken,
- met zijn hand(en) in de broek van die [slachtoffer] te gaan en (vervolgens) over de
vagina van die [slachtoffer] te wrijven, en
- met zijn hand(en) onder haar hemd te gaan en de (ontblote) buik en/of borsten
van die [slachtoffer] te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontucht met zijn minderjarige buurmeisje, op wie hij paste, door onder meer over haar vagina te wrijven en haar borsten te betasten. De verdachte heeft door zo te handelen misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid en het vertrouwen van het jonge slachtoffer. Door zo te handelen heeft hij ook een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft hier geen oog voor gehad, maar is enkel gericht geweest op het bevredigen van zijn eigen lustgevoelens. Het slachtoffer zal mogelijk nog lang de psychische last van het gebeuren met zich dragen. Ook heeft hij het vertrouwen van de moeder van [slachtoffer] , die [slachtoffer] aan hem toe vertrouwde, ernstig geschaad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit het reclasseringsadvies van 10 januari 2023. De reclassering adviseert geen reclasseringstoezicht op te leggen, gelet op de ontkennende houding van verdachte.
Net als de officier van justitie acht de rechtbank geen andere dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 2 zal zij een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna te noemen duur passend en ook geboden is, mede rekening houdend met het taakstrafverbod van artikel 22b Sr. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.053,21 [vijfduizenddrieënvijftig euro en eenentwintig eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- materiële schadevergoeding, te weten reiskosten, à € 53,21.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadepost immateriële schade is niet inhoudelijk betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de gevorderde reiskosten, namelijk de reiskosten die zien op het bijwonen van de zitting van € 50,09, niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat dit geen rechtstreekse schade betreft en – voor zover deze kosten moeten worden gezien als ‘proceskosten’ – het wettelijk stelsel geen ruimte biedt voor de vergoeding van deze kosten van de benadeelde partij wanneer zij (zoals i.c.) met een gemachtigde procederen (ECLI:NL:HR:2023:414). Gelet hierop verklaart de rechtbank de benadeelde partij voor wat betreft de reiskosten die betrekking hebben op het bijwonen van de zitting niet-ontvankelijk in haar vordering.
Ten aanzien van de overige gevorderde reiskosten, te weten de reiskosten voor het bezoeken van het politiebureau, overweegt de rechtbank dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Gelet op de Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding acht de rechtbank voor de reiskosten die gemaakt zijn in 2020 een vergoeding van 26 cent per kilometer redelijk. In 2020 heeft de benadeelde partij twee keer het politiebureau in Emmen bezocht. Dit is een reis (retour) van 6 kilometer. De vergoeding bedraagt dan ook € 3,12 (2 x 6 x € 0,26).
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5003,12, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 5003,12 (bestaande uit € 3,12 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1) van een bedrag van € 5003,12 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2019);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5003,12, (zegge: vijfduizend en drie euro en twaalf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] voor een deel van € 50,09 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.J. de Loor en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2020288812. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar 2] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 december 2020 gesloten proces-verbaal nummer PL0100-2020288812-5, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van aangever [aangever] , onder meer inhoudende:
V: Van welk feit wil je aangifte doen?
A: Dat hij haar betast heeft.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] . Zijn officiële naam is [verdachte] . (…)
A: Wat ik heb begrepen van [slachtoffer] is het begonnen met zijn hand op haar been. Volgens mij was dat vorige zomer begonnen dus in 2019. (…) Het begon onschuldig met zijn hand op haar been. Hij gleed dan met zijn hand richting haar geslachtsdeel. (…) Dit is vaker gebeurd. Ze had een keer een kort broekje aan. (…) Hij heeft met zijn hand in haar broek gezeten. Dit is meerdere keren gebeurd.
V: Heeft [slachtoffer] verteld waar hij aan heeft gezeten?
A: Aan haar poes zegt ze.
V: Wat bedoel je met poes?
A: De vagina.
V: [verdachte] zijn hand zat op [slachtoffer] haar poes begrijp ik?
A: Ja bij de broek in.
(...)
V: [slachtoffer] vertelde jou dat het een paar keer is gebeurd dat [verdachte] met zijn hand aan haar poes heeft gezeten. Het zou 2 a 3 keer zijn gebeurd, klopt dat?
A: Ja dat klopt.
V: Heeft ze ook verteld wanneer dit gebeurd zou zijn?
A: [slachtoffer] vertelde vorig jaar en noemde een korte broek. Dus ik denk dat het dan begonnen is in de zomervakantie. De laatste keer zou vlak na de zomervakantie geweest zijn (…).
V: Hoe ben jij erachter gekomen wat [slachtoffer] overkomen is?
A: [slachtoffer] vertelde mij toen wat haar overkomen is. (...) Ik heb [verdachte] daarna ook nog een bericht gestuurd.(…) Ik heb hem een bericht gestuurd over wat ik van [slachtoffer] hoorde. Hij gaf aan dat het hem spijt en dat hij hulp gaat zoeken.
(...)
2. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar 2] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 december 2020 gesloten proces-verbaal van verhoor getuige, nummer PL0100-202028812-6, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
V: Je moeder heeft aangifte gedaan omdat jou wat overkomen is. Kun je ons daar alles over vertellen?
A: Ik kwam er vaak. Het was een soort oppas voor mij. (…) Hij ging aan mij zitten. Hij zat aan mijn knie. Opeens aan mijn schouder zitten. (…) Eerst rare gesprekken, daarna het aanraken en uiteindelijk in mijn broek en onder mijn shirt.
V: Kun je daar iets over vertellen?
A: De eerste paar keer zat hij met zijn handen op mijn broek tussen mijn beneden. Daarna ging hij mijn gulp open maken en over mijn huid heen.
V: En onder jouw shirt dan?
A: Hij ging met zijn hand bij mijn tiet zitten enzo.
V: Had je wat aan onder je shirt?
A: Ik droeg een hemd. De eerste keer ging hij op mijn hemd en daarna ging hij onder mijn hemd.
V: Toen ging hij met zijn hand op jouw blote tiet?
A: Ja. (…)
A: Het is begonnen toen ik 7 a 8 jaar oud was. Ik ben nu 14. Het stopte midden 2019 of eind 2018.
A: (...) Hij ging met zijn hand tussen mijn benen.
V: Hoe ging dat met zijn hand tussen jouw benen?
A: (…) Hij ging met zijn hand op mijn broek. Hij ging met zijn hand op mijn broek. Hij ging vanaf mijn knie tot aan de bovenkant van mijn broek. Hij ging met zijn hand op mijn poes met mijn broek er nog tussen. Daarna ging hij ook met zijn hand in mijn broek. Als ik een riem om had, dan deed hij mijn riem los. Hij deed mijn gulp dan open. Hij ging dan met zijn hand op mijn poes.
V: Wat deed hij met zijn hand?
A: Hij ging wrijven heen en weer.
V: Wat bedoel je daar mee?
A: Met zijn hand heen en weer.
V: Waar zat zijn hand precies toen hij heen en weer ging?
A: Echt bij mijn poes zeg maar. (…)
V: Wat bedoel je met je poes?
A: Vagina.
V: Deed hij nog meer?
A: Nee. Alleen dat hij er aan ging zitten. Dat hij ging wrijven. Aaien klinkt zo raar maar dat deed hij.
V: Wat raakte hij allemaal aan?
A: Ik denk alles gewoon. Hij ging ook aan de voorkant wrijven en ook verder naar achteren. (…)
V: Als hij voor wreef, waar wreef hij over heen?
A: Over mijn huid heen, en dan komt je poes. Daar ging hij over heen wrijven. En dan ook verder naar achteren. (…)
V: Weet je nog wanneer de eerste keer was?
A: In 2014.(…)
V: Wat gebeurde er de eerste keer?
A: Het begon met rare praatjes. (…)
V: Daarna ging hij aan jou zitten. Over je broek heen. Hoe ging dat?
A: Dat ging opeens. Het was niet dat hij zei van: "iemand doet zo" en ging daarna aan mij zitten. Hij deed het opeens.
V: Wat deed hij exact met zijn hand?
A: Hij ging met zijn hand heen en weer en dan op mijn broek. Toen hij hoger ging, dan ging hij in mijn been knijpen tussen mijn benen in. Het was niet pijnlijk knijpen maar meer vasthouden.
A: Hoog aan de binnenkant van mijn bovenbenen.
V: Hoe vaak gebeurde dit?
A: Ontelbaar vaak.
V: Wat vond je daar van?
A: Het begon aan mijn broek zitten en daarna aan de binnenkant van mijn benen. Het voelde niet goed voor mijzelf. Het voelde wel alsof het niet hoorde. maar ik dacht er niet direct iets achter. Daarna ging ik wel smoesjes verzinnen om niet heen te gaan. Op den duur dacht ik, ik maak het vast erger dan het is en ging ik toch weer heen. Dan gebeurde het weer.
V: Wanneer ging de hand in jouw broek?
A: Eind 2014 of in 2015.
V: Hoe ging dat?
A: Hij ging bijvoorbeeld eerst over mijn broek. En daarna ging hij steeds verder
omhoog. Hij maakte daarna mijn gulp open met een hand. Zijn hand ging in mijn broek waarbij zijn duim boven mijn broek bleef. Dat was de eerste twee keer.
Daarna ging hij met zijn hele hand in mijn broek.
V: Zei hij daar iets bij?
A: Nee. Het voelde niet goed. Ik wilde niet dat het gebeurde. Ik duwde onopvallend zijn hand wel weg. Hij zat aan mij en ik duwde zijn hand weg. Hij haalde mijn hand dan weg en ging gewoon door. Daar zei hij niets bij.
De eerste keer dat hij met zijn hand in mijn broek ging, wist ik dat het niet klopte. Ik heb zelfs nog geprobeerd om aan zijn hand uit mijn broek te trekken. Dit lukte niet omdat hij mijn hand weghaalde. In mijn hoofd wilde ik weglopen maar ik bleef zitten.
V: Wat vond jij daar van?
A: Eng.
V: Wat vond je eng?
A: Ik wist dat het niet klopte maar ik wist ook niet hoe ik het moest stoppen.
(...)
V: Hoe ging het als jij een jurk aan had?
A: Dan deed hij mijn jurk omhoog en dan deed hij hetzelfde. Hij ging in mijn
onderbroek.
V: Hij ging ook onder jouw shirt zitten met zijn hand. Wanneer deed hij dat?
A: Eigenlijk gelijk op de momenten als hij met zijn hand in mijn broek ging. Soms deed hij dit tegelijk en soms niet.
V: Waar raakte hij met zijn hand aan?
A: Hij ging van mijn buik en daarna op mijn tiet.
V: Wat deed hij met zijn hand?
A: Net zoals bij mijn been, gewoon vasthouden.
3. Een geschrift, te weten een Whatsapp bericht van verdachte aan de moeder van [slachtoffer] , d.d. 1 april 2020, inhoudende:
Ik ga hulp zoeken. Met sorry zeggen is het niet goed dat weet ik maar het spijt mij
zozeer. Maar ik ga hulp zoeken.
4. Een geschrift, te weten een Whatsapp bericht van verdachte aan [betrokkene 2] , d.d. 3 juli 2020, inhoudende:
[betrokkene 2] tot mijn grote spijt heb ik [slachtoffer] twee keer betast maar met kleren aan en heb mij zelf
ook al bij de politie aangegeven en loop bij de GGZ pygiator. Het had nooit mogen gebeuren en heb er ook geen verklaaring voor hoe dit kon gebeuren, heb er ook zoveel spijt van en heb ook al 4 keer zelf moor willen plegen maar kan mijn pa niet achter laten. Als jullie niet meer tegen mij willen praten begrijp ik dat heel goed. Maar als je blief willen jullie mijn vader niet laten vallen hij heeft al zwaar genoeg en doet niks dan huilen.
En heb mijzelf ook al bij de politie aangegeven. Ik kan hier ook niet meer mee leven.