ECLI:NL:RBOVE:2023:1908

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
08.005449.21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie. De veroordeelde, geboren in 1985, was betrokken bij het telen van hennep en had naar eigen zeggen € 8.000,- ontvangen voor zijn werkzaamheden. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelde op € 148.449,55, maar na behandeling van de zaak op 25 april 2023, werd dit bedrag door de rechtbank vastgesteld op € 8.000,-. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het gehele geschatte voordeel, maar enkel voor het bedrag dat hij daadwerkelijk had ontvangen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de verklaring van de veroordeelde en het rapport over het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag van € 8.000,-. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.005449.21 (ontneming)
Datum vonnis: 23 mei 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 148.449,55.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 25 april 2023. De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat in Arnhem, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 25 april 2023 heeft de officier van justitie mr. N. Menouar de vordering gewijzigd. De officier van justitie merkt in dit verband op dat veroordeelde zelf een verklaring heeft afgelegd over het wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij zou hebben genoten, inhoudende dat hij een bedrag van € 8.000,- heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden bestaande uit het geven van water aan de hennepplanten. De officier van justitie kan op basis van het dossier de rol van veroordeelde niet als zodanig duiden dat hij verantwoordelijk moet worden gehouden voor het gehele geschatte voordeel. Om deze reden vordert de officier van justitie dat de rechtbank het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op een bedrag van € 8.000,-.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat - gelet op het reparatoire karakter van de ontneming - veroordeelde enkel het voordeel dient te worden ontnomen dat hij daadwerkelijk heeft verdiend met het geven van water aan de hennepplanten.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 23 mei 2023 veroordeeld voor het strafbare feit:
het misdrijf:
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, te weten het met deze vordering samenhangende strafdossier, met onder meer het in de onderhavige zaak opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk voordeel van 15 december 2020.
De rechtbank neemt als grondslag voor de ontnemingsvordering het bewezenverklaarde feit in het hiervoor genoemde vonnis van de rechtbank. De rechtbank acht het op basis van de wettige bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting en het genoemde rapport waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend, aannemelijk dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De rechtbank overweegt als volgt.
Bij voornoemd vonnis heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de veroordeelde op 9 november 2020 in Staphorst als medepleger betrokken is geweest bij het opzettelijk beroeps/bedrijfsmatig telen van hennep. Veroordeelde heeft de hennepplanten water gegeven. De rechtbank stelt vast dat er voorafgaand aan de ontmanteling van de hennepkwekerij één eerdere oogst is geweest. [1] Dit komt overeen met de verklaring die verdachte heeft afgelegd gedurende zijn verhoor. [2] De rechtbank stelt voorts vast dat de veroordeelde ter terechtzitting heeft verklaard dat hij per hennepoogst € 8.000,- zou ontvangen. Ten aanzien van de eerste oogst heeft veroordeelde aangegeven deze € 8.000,- ook daadwerkelijk in gedeelten te hebben ontvangen. [3] Een gedeelte van deze € 8.000,- had verdachte bij zich op het moment van zijn aanhouding. [4]
De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van veroordeelde te twijfelen. Veroordeelde heeft bij zijn politieverhoor direct een gedetailleerde verklaring afgelegd over de hennepkwekerij en zijn rol hierbij. Gedurende het onderzoek heeft veroordeelde zijn verklaring niet gewijzigd. Het door veroordeelde genoemde bedrag komt de rechtbank in het licht van het dossier aannemelijk voor.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 8.000,-
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 8.000,-.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 160 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. A.J. de Loor en mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023.
Buiten staat
Mr. C.C.S. Bordenga-Koppes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Sr van 15 december 2020, met proces-verbaalnummer PL0600-2020405866-9
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte T. Kara van 11 november 2021, proces-verbaalnummer ON1R-20089 / Koffervis, nr. 34, pagina 191 tot en met 194.
3.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 25 april 2023.
4.Zie lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel in combinatie met het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 25 april 2023.