ECLI:NL:RBOVE:2023:1822

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
08.279491.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling door een zoon tegen zijn moeder

Op 22 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot moord en mishandeling van zijn moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 oktober 2022 in Goor, gemeente Hof van Twente, met voorbedachte rade zijn moeder heeft bedreigd en geprobeerd haar van het leven te beroven. Tijdens een gewelddadige confrontatie heeft de verdachte een mes tegen de hals van zijn moeder gehouden en haar meerdere keren geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet handelde en dat er sprake was van voorbedachte raad, aangezien hij voorafgaand aan de daad had nagedacht over zijn intenties en de gevolgen daarvan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van € 3.260,30 aan zijn moeder betalen, die als benadeelde partij in het proces was betrokken. De rechtbank hield rekening met de psychische problemen van de verdachte, waaronder laagbegaafdheid en middelenmisbruik, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf om het recidivegevaar te verminderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.279491.22 (P)
Datum vonnis: 22 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.E.R. Osinga en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Stam, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 8 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd zijn moeder, [slachtoffer] , (verder [slachtoffer] of moeder) te vermoorden (primair) dan wel met voorbedachte raad heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen (subsidiair) dan wel [slachtoffer] heeft bedreigd (meer subsidiair);
feit 2:met voorbedachte raad [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Goor, gemeente Hof van Twente
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn
moeder,
[slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven te
beroven,
- een arm om de hals/nek, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer]
heeft gehouden, althans voornoemde [slachtoffer] vast heeft gehouden
en/of
- een mes op/tegen/in de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft
gezet/geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer] over een stoel heen heeft getrokken, althans
voornoemde [slachtoffer] achterover/naar achteren heeft getrokken, ten
gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag en/of terwijl hij,
verdachte, haar vasthield) een mes op/tegen/in de nek/hals van
voornoemde [slachtoffer] heeft gezet/geduwd en/of heeft gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer] daarbij de woorden heeft toegevoegd "ik geen
leven, jij geen leven", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Goor, gemeente Hof van Twente
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan zijn moeder, [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachte rade
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een arm om de hals/nek, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer]
heeft gehouden, althans voornoemde [slachtoffer] vast heeft gehouden
en/of
- een mes op/tegen/in de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft
gezet/geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer] over een stoel heen heeft getrokken, althans
voornoemde [slachtoffer] achterover/naar achteren heeft getrokken, ten
gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag en/of terwijl hij,
verdachte, haar vasthield) een mes op/tegen/in de nek/hals van
voornoemde [slachtoffer] heeft gezet/geduwd en/of heeft gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer] daarbij de woorden heeft toegevoegd "ik geen
leven, jij geen leven"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Goor, gemeente Hof van Twente
zijn moeder, [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- een arm om de hals/nek, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer]
te houden, althans voornoemde [slachtoffer] vast te houden en/of
- een mes op/tegen/in de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] te
zetten/duwen en/of
- voornoemde [slachtoffer] over een stoel heen te trekken, althans
voornoemde [slachtoffer] achterover/ naar achteren te trekken, ten gevolge
waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag en/of terwijl hij,
verdachte, haar vasthield) een mes op/tegen/in de nek/hals van
voornoemde [slachtoffer] te zetten/duwen en/of te houden en/of
- voornoemde [slachtoffer] daarbij de woorden toe te voegen "ik geen leven,
jij geen leven", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of
strekken;
2
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Goor, gemeente Hof van Twente,
met voorbedachten rade zijn moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld
door:
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal op/tegen de
schouders en/of de armen te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal op/tegen de
rug en/of het been te schoppen en/of te trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde en het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Er was geen aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel, omdat verdachte geen stekende of snijdende bewegingen heeft gemaakt en vanwege het gebrek aan letsel bij [slachtoffer] . De uitlatingen van verdachte zijn onvoldoende voor een bewezenverklaring van een poging tot moord of zware mishandeling. Het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard, net als het onder 2 tenlastegelegde, met dien verstande dat vrijspraak moet volgen voor het schoppen en/of trappen tegen de rug en/of het been van [slachtoffer] , omdat op haar rug en benen geen letsel is geconstateerd en zij heeft verklaard dat zij geen pijn voelde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft vanaf jonge leeftijd veel problemen gekend. Hij houdt zijn moeder daarvoor verantwoordelijk. Sinds juni 2022 gaat het bergafwaarts met verdachte, onder andere door het verlies van werk en het stuklopen van zijn relatie met [naam 1] (verder [naam 1] ), met wie verdachte vier kinderen heeft. Ook is sprake van middelengebruik.
Verdachte heeft al ongeveer een jaar geen contact meer met [slachtoffer] , als hij op
27 oktober 2022 in een telefoongesprek tegen [naam 1] zegt dat hij zijn moeder iets aan wil doen. Diezelfde dag stuurt verdachte [naam 1] een Whatsapp-bericht waarin hij schrijft dat hij denkt dat hij gaat doen wat hij moet doen en waarin hij [naam 1] vraagt of ze dan wel op bezoek komt. [naam 1] antwoordt dat verdachte geen gekke dingen moet doen en dat geen enkel kind wil dat zijn vader in de bajes zit. Verdachte reageert dat hij niet levenslang hoeft, maar ‘6 jaar’. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte al jaren tegen haar zegt dat hij zijn moeder iets aan wil doen. [naam 1] neemt dat nooit serieus, maar krijgt op 27 oktober 2022 buikpijn van de berichten die verdachte haar stuurt. Zij stuurt [slachtoffer] daarom op
27 en 28 oktober 2022 Whatsapp-berichten om haar te waarschuwen. [slachtoffer] leest het bericht dat verdachte daadwerkelijk naar haar onderweg is pas als zij op het politiebureau is om aangifte te doen van het ten laste gelegde.
Verdachte belt op 28 oktober 2022 rond 13:11 uur met [slachtoffer] , vraagt of zij thuis is en meldt dat hij er aan komt. Verdachte pakt een mes, dat hij normaal gesproken gebruikt om worst mee te snijden, en neemt dat mee naar de woning van zijn moeder. Het mes heeft een zwart handvat en een witgekleurd lemmet van tien centimeter lang en is dusdanig scherp dat daarmee worst kan worden gesneden, zoals verdachte verklaard heeft. Wanneer verdachte tien minuten later, rond 13:20 uur, bij de woning van [slachtoffer] in Goor verschijnt, opent [slachtoffer] de voordeur voor hem. Verdachte loopt direct naar binnen, is woedend, verbaal agressief en gooit de voordeur en een tussendeur achter zich dicht. [slachtoffer] verzoekt verdachte om rustig te doen. Verdachte stompt [slachtoffer] meermalen tegen haar armen en schouders. [slachtoffer] loopt naar de keuken en wil naar de achterdeur om haar partner, [naam 2] (verder [naam 2] ), die in de tuin is, te waarschuwen. Verdachte pakt [slachtoffer] bij haar spijkerjasje en trekt haar terug. Verdachte heeft het mes in zijn rechterhand. Verdachte slaat van achteren zijn rechterarm om het lichaam van [slachtoffer] , houdt haar stevig vast, brengt het lemmet van het mes naar de hals van [slachtoffer] en houdt het mes zo vast. [slachtoffer] ziet kans om hard te schreeuwen. Verdachte trekt [slachtoffer] achterover. Beiden komen ten val. Verdachte heeft de arm nog om [slachtoffer] heen en het mes nog bij haar hals. Verdachte zegt tegen [slachtoffer] : “ik geen leven, jij geen leven”. [slachtoffer] slaagt erin om met haar hand het mes af te wenden. Wanneer [naam 2] binnenkomt, laat verdachte het mes vallen en gaat hij door de voordeur naar buiten.
Op 28 oktober 2022 om 13:36 uur stuurt verdachte een Whatsapp-bericht aan [naam 1] : “Ben bij haar geweest dan weet je dat. Het jammere is dat het niet goed ging kk [naam 2] was er ook wat een geluk heeft zij.”
Hij gaat die middag ook nog bij [naam 1] langs. Hij vertelt haar dat hij zijn moeder wat aan wilde doen en dat hij met een mes naar de woning van zijn moeder is gegaan. Verdachte vertelt [naam 1] ook dat hij het kut vond dat het niet was gelukt. [naam 1] vraagt verdachte wat er niet is gelukt, waarop verdachte antwoordt dat hij zijn moeder wilde doodmaken.
Op 29 oktober 2022 om 02:05 uur stuurt verdachte naar [naam 1] , op haar vraag “Maar je word toch niet midden in de nacht uit bed getrokken?” als antwoord: “poging tot moord he.”
4.3.2
Feit 1 primair
Voor het antwoord op de vraag of op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden de primair ten laste gelegde poging tot moord bewezenverklaard kan worden, dient de rechtbank te beoordelen of verdachte opzet op de dood van zijn moeder heeft gehad, of hij met voorbedachte raad heeft gehandeld en of hij een begin met de uitvoering daarvan heeft gemaakt.
Opzet
De vraag of verdachte het opzet had om zijn moeder van het leven te beroven, beantwoordt de rechtbank op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden bevestigend.
De gedragingen van verdachte, vanaf het moment dat hij [slachtoffer] heeft gebeld om te vragen of zij thuis was, te weten het meenemen van een mes dat dusdanig scherp is dat daarmee worst gesneden kan worden, de directe fysieke agressie, het fysiek beletten dat [slachtoffer] kon weglopen en alarm kon slaan, het vastpakken en het van achteren slaan van een arm om het lichaam van [slachtoffer] , waarbij verdachte het mes in zijn hand houdt en vervolgens het lemmet naar de keel van [slachtoffer] brengt, het op die manier blijven vasthouden van [slachtoffer] , het vervolgens in een worsteling achterover trekken van [slachtoffer] , waarna zij beiden ten val komen en waarbij verdachte voortdurend het lemmet van het mes bij de keel van [slachtoffer] heeft gehouden, als ook de uitlatingen die verdachte daarbij doet (“ik geen leven, jij geen leven”), leiden tot de conclusie dat deze gedragingen gericht waren op het bewerkstelligen van de dood van [slachtoffer] en dat verdachte met die intentie en dus met (vol) opzet op die dood handelde.
Aan die intentie doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat er geen letsel in of rond de hals van [slachtoffer] is aangetroffen. [slachtoffer] is er gedurende de gewelddadigheden die op haar werden uitgeoefend in geslaagd te voorkomen dat er daadwerkelijk letsel werd toegebracht door het lemmet dat verdachte naar haar hals bracht, met haar hand af te wenden. Het is dan ook bij een poging gebleven. De hiervoor vastgestelde gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering door verdachte van dat voorgenomen doden van [slachtoffer] .
De verklaring van verdachte dat hij slechts naar de woning van zijn moeder ging om met haar te praten, vindt zijn weerlegging in wat hiervoor uiteen is gezet. Er is zelfs geen begin van een gesprek geweest: vanaf het moment dat verdachte de woning van zijn moeder betrad, heeft hij haar verbaal en fysiek agressief benaderd en behandeld. De rechtbank gaat dan ook aan deze verklaring voorbij.
Voorbedachte raad
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De vraag of verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld beantwoordt de rechtbank ook bevestigend.
Daarvoor zijn de volgende feiten en omstandigheden redengevend:
- het telefoongesprek tussen verdachte en [naam 1] op 27 oktober 2022 waarin verdachte vertelt dat hij [slachtoffer] iets wil aandoen;
- de Whatsapp-berichten van 27 oktober 2022 van verdachte aan [naam 1] met de mededeling dat hij denkt dat hij gaat doen wat hij moet doen, de vraag aan [naam 1] of ze dan wel op bezoek komt en de reactie van verdachte op berichten van [naam 1] dat hij niet levenslang hoeft, maar zes jaar;
- het telefoongesprek van verdachte met [slachtoffer] op 28 oktober 2022 om 13:11 uur waarin verdachte [slachtoffer] vraagt of zij thuis is en zegt dat hij er aan komt;
- het door verdachte meenemen van een mes uit zijn eigen woning naar de woning van [slachtoffer] .
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank was bij verdachte sprake van opzet op de dood van [slachtoffer] en heeft verdachte gehandeld met voorbedachte raad. Zoals hiervoor bij de bespreking van het opzet al is opgemerkt was er ook sprake van een begin van uitvoering en is het bij een poging gebleven. Voor de overtuiging van de conclusie dat het primair ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden is ten slotte van belang dat verdachte kort nadat hij bij zijn moeder was weggegaan, op 28 en 29 oktober 2022 tegen [naam 1] heeft gezegd dat het jammer is dat het niet is gelukt en dat hij zijn moeder echt wilde doodmaken en in Whatsapp-berichten op 28 en 29 oktober 2022 [naam 1] heeft geschreven dat het jammer is dat het niet goed ging, dat [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) er ook was, dat zijn moeder geluk heeft en dat verdachte het heeft over een poging tot moord.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.3.3
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 mei 2023 voor zover inhoudend de verklaring van verdachte.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 28 oktober 2022, pagina 1 - 3.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 1 november 2022, pagina 8 e.v.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 28 oktober 2022 te Goor, gemeente Hof van Twente, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- een arm om het lichaam van [slachtoffer] heeft gehouden, en
- een mes tegen de hals van [slachtoffer] heeft gezet/geduwd en
- [slachtoffer] achterover heeft getrokken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] ten val is gekomen en
- terwijl [slachtoffer] op de grond lag en terwijl hij, verdachte, haar vasthield een mes tegen de hals van [slachtoffer] heeft gehouden en
- [slachtoffer] daarbij de woorden heeft toegevoegd "ik geen leven, jij geen leven", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 28 oktober 2022 te Goor, gemeente Hof van Twente, zijn moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld door [slachtoffer] meerdere malen tegen de schouders en de armen te stompen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 289 en 304 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: poging tot moord;
feit 2
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn moeder.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een gevangenisstraf van zeven jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met oplegging van de maatregelen als bedoeld in artikel 38v Sr en 38z Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en waarbij aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft op 28 oktober 2022 geprobeerd zijn moeder te vermoorden. Hij heeft haar die dag ook mishandeld. Dit alles gebeurde in haar eigen woning, een plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen en zou moeten zijn. De angst die het handelen van verdachte bij zijn moeder heeft veroorzaakt en de gevolgen die zij tot op de dag van vandaag ondervindt, zijn door haar op indringende wijze ter zitting naar voren gebracht tijdens het uitoefenen van het spreekrecht. Uit oogpunt van vergelding dient verdachte hiervoor een straf te krijgen.
De persoon van verdachte
Uit een uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte van 3 april 2023 blijkt dat verdachte eerder wegens geweldsdelicten met justitie in aanraking is geweest. Verdachte heeft op 8 mei 2019 een strafbeschikking gekregen voor een mishandeling.
Door I.C. Kooi, GZ-psycholoog BIG, is onder supervisie van J. Hamel, GZ-psycholoog BIG, een op 28 maart 2023 gedateerd rapport over verdachte opgemaakt. Daarin staat onder meer het volgende beschreven. Bij verdachte is sprake van laagbegaafdheid en overmatig middelengebruik. De ontwikkeling van zijn persoonlijkheid kenmerkt zich door een forse scheefgroei, die heeft geleid tot een borderline- en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is sprake van een posttraumatische stressstoornis.
Het tenlastegelegde is verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Het recidivegevaar is hoog wanneer er geen behandeling volgt. Of behandeling helpt dat recidiverisico te verlagen hangt af van de motivatie van verdachte voor behandeling. Verdachte lijkt deels gemotiveerd voor behandeling. Hij acht behandeling gericht op de stoornis in middelengebruik onnodig, maar staat welwillend tegenover een behandeling gericht op de overige problematieken.
Behandeling is noodzakelijk en dan eerst binnen een klinisch kader (gedacht wordt aan een FPA met beveiligingsniveau 2), zodat verdachte ongehinderd door de huidige psychosociale problematiek (wonen, werk en verslavingsproblematiek) gelijk kan starten met behandeling gericht op het verwerken van trauma en het verbeteren van de emotieregulatie. In een klinische setting kan het middelengebruik (alcohol, cannabis, maar ook cocaïne) beter worden gereguleerd. Middels EMDR kunnen de intense gevoelens van woede richting moeder worden bewerkt. Na het bewerken van het trauma kan gekeken worden welke aspecten in de persoonlijkheid nog steeds op de voorgrond staan.
Er moet niet te lang gewacht worden met de overgang naar een ambulante setting om het contact tussen verdachte en zijn kinderen goed te kunnen blijven borgen, maar vooraleerst dient het trauma al zoveel mogelijk te zijn bewerkt. Wanneer verdachte daarvoor voldoende is behandeld kan worden gekeken naar doorstroom naar begeleid wonen. Voor een dergelijke intensieve behandeling, waarbij tevens de mogelijkheid geboden wordt om stapsgewijs vanuit de klinische setting af te bouwen naar begeleid wonen, kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de FPA Almelo.
Naar verwachting zal in de toekomst zowel bij sociale, emotionele als praktische zaken ondersteuning nodig blijven. Daarbij is reclasseringstoezicht, waarbij verdachte gedurende langere tijd wordt gevolgd en er kan worden ingegrepen wanneer dat nodig blijkt, van wezenlijk belang.
Er wordt geadviseerd de beschreven behandeling en begeleiding in combinatie met reclasseringstoezicht vorm te geven als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Betrokkene ervaart de huidige gevangenisstraf als een ernstige belemmering in het contact met zijn kinderen en het weer kunnen vormgeven van zijn leven. Verwacht wordt dat een deels voorwaardelijk strafdeel voor hem voldoende afschrikwekkende werking heeft.
Door I.M. Bramer, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland is een op 5 mei 2023 gedateerd reclasseringsadvies over verdachte uitgebracht. Daarin staat onder meer het volgende beschreven.
Opgelopen trauma's en gevoelens van geestelijke mishandeling en verwaarlozing in zijn jeugd zouden volgens verdachte ten grondslag liggen aan zijn boosheid richting zijn moeder. Met name het gedrag van zijn moeder levert verdachte al jaren forse frustraties, teleurstellingen en psychische klachten op.
De psychische problematiek vormt de voornaamste risicofactor. Daarmee samenhangend is
verdachte de tijd voorafgaand aan de tenlastelegging de grip op zijn leven beetje bij beetje meer verloren en vluchtte hij in middelengebruik om overheersende negatieve emoties het hoofd te bieden. Gezien zijn instabiele emotionele toestand op dit moment en de ernst van de verdenking worden de risico’s recidive en letselschade als hoog ingeschat en wordt passende hulpverlening noodzakelijk geacht. De reclassering heeft verdachte aangemeld voor klinische opname. Wenselijk zou zijn dat verdachte vanuit detentie naar een klinische setting gaat. Een opnamedatum is echter nog niet bekend.
Het advies is een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden, een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De conclusies over de strafmaat
De aard en ernst van de gepleegde feiten rechtvaardigen in beginsel het opleggen van een forse gevangenisstraf vanuit het oogpunt van vergelding, zeker gezien de angst en gevolgen die de gebeurtenissen bij het slachtoffer teweeg hebben gebracht. De rechtbank houdt echter ook rekening met de bevindingen en adviezen van de psycholoog en de reclassering en neemt die over. De rechtbank weegt in het bijzonder mee dat de psycholoog adviseert om de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Bij verdachte is sprake van ernstige problematiek, onder meer vanwege (traumatische) gebeurtenissen in het verleden. Tot op heden heeft hij niet de juiste behandeling gekregen. Het belang om op korte termijn te starten met behandeling is groot en het advies van de psycholoog en reclassering is om dat vorm te geven door bijzondere voorwaarden te koppelen aan een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Dat alles dient er ook toe om het recidivegevaar dat nu, evenals het risico op letselschade, hoog wordt ingeschat, te beperken.
De rechtbank weegt het strafdoel van vergelding in dit geval, dat zich kenmerkt door uiterst problematische familieverhoudingen, minder zwaar dan de officier van justitie, ten gunste van een ander strafdoel: het terugbrengen van het recidivegevaar. Daarmee wordt niet gezegd dat in die problematiek een rechtvaardiging gevonden kan worden voor wat verdachte zijn moeder op 28 oktober 2022 heeft aangedaan.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De hoogte van het onvoorwaardelijke deel is, vanwege wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, beduidend lager dan door de officier van justitie is gevorderd. Aan het voorwaardelijke deel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Oplegging van de maatregelen als bedoeld in artikel 38v Sr en 38z Sr, zoals door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank niet opportuun.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. E. Damen, advocaat in Arnhem, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Bij e-mail van 5 mei 2023 heeft mr. Damen de oorspronkelijke vordering die hij becijferde op € 5.736,93, verhoogd met € 50,76 tot een totaalbedrag van € 5.786,69. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding tot dit bedrag te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten € 166,71
- hotelovernachting € 171,85
- rustgevende medicatie € 16,37
- EMDR-behandelingen € 385,00
- opvragen medische informatie € 50,76
Het totaal gevorderde bedrag is € 790,69.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
Verder wordt een bedrag van € 182,59 aan proceskosten gevorderd, bestaande uit reis- en parkeerkosten in verband met bezoeken aan de raadsman, de officier van justitie en de rechtbank.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering integraal toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de reiskosten grotendeels af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het geen rechtstreekse schade betreft (reiskosten politie) of wegens gebrek aan onderbouwing (reiskosten EMDR-behandelingen) en in ieder geval niet meer toe te wijzen dan € 22,40, omdat de reiskosten grotendeels in 2022 zijn gemaakt en de benadeelde partij is uitgegaan van het normbedrag dat geldt in 2023.
Verzocht is om voor de hotelovernachting alleen de kamerprijs in aanmerking te nemen vanwege de op [slachtoffer] rustende schadebeperkingsplicht en de kosten van EMDR-behandelingen af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren wegens gebrek aan onderbouwing. Ook is afwijzing verzocht van de proceskosten en afwijzing,
niet-ontvankelijk verklaring, dan wel matiging van de immateriële schade voor zover deze ziet op een aantasting in de persoon op andere wijze.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1.
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Medicatie en opvragen medische informatie
De opgevoerde schadeposten rustgevende medicatie € 16,37 en opvragen medische informatie € 50,76 zijn niet betwist. Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en in voldoende mate komen vast te staan en zullen daarom worden toegewezen.
Hotelovernachting
De opgevoerde schadepost hotelovernachting € 171,85 is betwist. De benadeelde partij heeft een betaalbewijs overgelegd van een bedrag van € 171,85 en ter zitting toegelicht dat dit bedrag niet alleen de hotelovernachting omvat, maar ook eten en drinken in het hotel. Er is niet betwist dat de benadeelde partij op advies van de politie van 28 op 29 oktober 2022 naar een hotel is uitgeweken. Dat zij daar ook kosten voor eten en drinken heeft gemaakt en die als schadepost opvoert in dit strafproces acht de rechtbank niet onredelijk. Het bedrag van
€ 171,85 zal dan ook worden toegewezen.
EMDR-behandelingen
Dat geldt ook voor de post EMDR-behandelingen van € 385,00. Door de benadeelde partij is voldoende gesteld en onderbouwd dat zij EMDR-behandelingen heeft gehad en dat die niet (volledig) zijn vergoed door de zorgverzekeraar, waardoor een bedrag gelijk aan de hoogte van het verplichte eigen risico wordt gevorderd.
Reiskosten
Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en in voldoende mate komen vast te staan en zal daarom worden toegewezen, met uitzondering van de reiskosten in verband met een bezoek aan Mediant Goor op 16 januari 2023. Hiervan blijkt niet uit het overgelegde overzicht van afspraken bij Mediant. Wat betreft de gevorderde reiskosten in verband met een bezoek aan het politiebureau is de rechtbank van oordeel dat dit geen schade betreft die rechtstreeks is geleden door de strafbare feiten. Voor reiskosten gemaakt in 2022 zal de rechtbank 0,30 cent per kilometer toewijzen in plaats van de gevorderde 0,33 cent per kilometer, gelet op het normbedrag dat gold in 2022 volgens de Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding. Totaal zal een bedrag van € 136,32 aan reiskosten worden toegewezen.
Conclusie
De rechtbank zal de gevorderde materiele schade toewijzen tot een bedrag van € 760,30, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank zal de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.4.2.
Immateriële schade
Uit artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van de strafbare feiten lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast, omdat zij geestelijk letsel heeft opgelopen. Uit het overgelegde huisartsenjournaal blijkt dat zij is gediagnosticeerd met PTSS en is doorverwezen naar Mediant, waar zij EMDR-behandelingen heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als hiervoor bedoeld. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade als gevolg van de gebeurtenissen op 28 oktober 2022 naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 2.500,00. Daarbij is aansluiting gezocht bij letselcategorie 2 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Conclusie
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank zal de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.4.3.
Proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde proceskosten van € 182,59 afwijzen. Het wettelijk stelsel biedt geen ruimte voor vergoeding van deze kosten van partijen als zij, zoals in dit geval, met een gemachtigde procederen (zie ECLI:NL:HR:2023:414).
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen (behalve ten aanzien van de proceskosten).
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 42 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De verdediging heeft aangevoerd dat het maar de vraag is of en zo ja, wanneer verdachte weer verdiencapaciteit heeft. Zolang dit niet het geval is, loopt verdachte het risico te worden gegijzeld en disproportionele sanctieoplegging dient volgens de verdediging te worden voorkomen. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat zij het vanwege de leeftijd en capaciteiten van verdachte niet uitgesloten acht dat hij in de toekomst in staat zal zijn om aan de betalingsverplichting, al dan niet in termijnen, te voldoen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: poging tot moord;
feit 2het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
1 (een) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Molenstraat 50 te Enschede. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat opnemen in FPA Almelo/Transfore of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als een arts dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich, indien dit geïndiceerd is na een klinische opname, laat behandelen door FACT Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op het moment dat de klinische opname afgerond is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als een arts dat nodig vindt;
- als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Verdachte verblijft in een FBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de opname in een zorginstelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.260,30 (bestaande uit € 760,30 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 3.260,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
28 oktober 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.260,30, (zegge: drieduizendtweehonderdzestig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 42 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 2.530,39 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de door de benadeelde partij gevorderde proceskosten van € 182,59 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2023.
Buiten staat
Mr. P.A.M. Miltenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022502115. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 28 oktober 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend, pagina 1 - 3:
Vanmiddag, 28 oktober 2022 rond 13:11 uur in Goor werd ik gebeld door [verdachte] . Hij klonk heel rustig en vroeg of ik toevallig thuis was en of hij kon komen. Ik zei: ‘ja hoor’. [verdachte] zei: ‘ok is goed dan kom ik eraan’.
Ongeveer 10 minuten later, dus rond 13:20 uur, zag ik dat [verdachte] eraan kwam fietsen. Ik deed de voordeur open en [verdachte] stapte naar binnen. Ik vroeg hem wat er aan de hand was. Hij reageerde direct agressief. Hij smeet de tussendeur dicht. Ik zei: "Wat is er nou aan de hand, doe eens even rustig". [verdachte] begon mij te stompen tegen mijn schouders. Dit ging steeds harder. Ik probeerde naar de achtertuin te lopen maar [verdachte] duwde en stompte mij telkens terug. Ik wilde de achterdeur open doen maar dit lukte niet omdat [verdachte] mij bij mijn arm wegtrok. Ik voelde vervolgens dat [verdachte] een mes diep in mijn hals drukte. Hij stond achter mij en hield het mes met zijn rechterhand vast. Ik kreeg geen lucht meer en voelde dat mijn hals pijnlijk naar binnen werd gedrukt. Meteen reageerde ik hierop, het lukte mij om mijn vingers tussen mijn hals en het mes te drukken. Ik kon hierdoor één keer heel hard naar [naam 2] schreeuwen. Vervolgens trok [verdachte] mij over een stoel heen en toen viel ik op de grond. Ik lag een beetje op mijn zij. Ik hoorde dat [verdachte] op dit moment tegen mij zei: "Ik geen leven, jij geen leven".
2.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 1 november 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend, pagina 15 – 17, 20, 22:
A: Ik heb toen de voordeur geopend en hem begroet. Ik zag dat hij heel erg boos was. Ik zag dit door de manier waarop hij keek en de toon waarop hij met mij praatte. Hij greep mij direct vast. Ik werd een beetje angstig. Ik zei tegen hem doe eens een beetje rustig alsjeblieft, we kunnen toch gewoon praten. Inmiddels had hij mij mee naar binnen getrokken. Hij gooide direct de voordeur dicht. Hij trok mij daarna verder naar binnen en gooide één van de tussendeuren ook dicht. Ik stond met mijn rug tegen de keuken en kon geen kant uit. Ik probeerde nog wel naar de achterdeur te komen om [naam 2] in te seinen dat het mis was. Maar ik kreeg de achterdeur niet open omdat hij mijn spijkerjasje, wat ik aan had, vast had en toen kwam hij met dat mes. Ik voelde dat het mes met kracht op mijn keel werd gezet.
V: Hoe zag dat mes eruit?
A: Zwart met wit, want ik probeerde dat mes te pakken.
V: Op het moment dat je dat mes voor het eerst zag waar had [verdachte] toen dat mes?
A: Het mes ging achter mij langs richting mijn keel.
V: Je ziet dus een mes richting je keel, heeft hij dat mes op je keel gedrukt?
A: Ja, maar ik zag dat mes, maar ik was zo bang dat ik dat mes heb gepakt.
V: Maar wat heb je gepakt?
A: Het witte stuk van het mes.
A: Ik heb het mes niet weggetrokken. Ik heb mijn vingers alleen maar tussen mijn keel en het mes gehouden.
A:Toen ik op het politiebureau zat stuurde [naam 1] mij een berichtje met de tekst: "Pas op hij komt er aan en hij gaat je wat aan doen".
(De rechtbank begrijpt mede op grond van bewijsmiddel 4 dat aangeefster pas op het politiebureau het door [naam 1] eerder verstuurde bericht las).
V: Terwijl jullie op de grond lagen zat het mes toen ook nog op jouw keel?
A: Ja
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , zakelijk weergegeven voor zover inhoudend pagina 81 – 82:
Naar aanleiding van de aanhouding van verdachte [verdachte] werd zijn telefoon
inbeslaggenomen voor verder onderzoek. De data uit zijn telefoon werd veiliggesteld
door de afdeling Digitale Opsporing en vervolgens door mij verbalisant geanalyseerd.
Ik zag onder andere het volgende:
[verdachte] , 27-10-2022 17:51 uur: Ik denk ik ga doen wat ik moet doen denk ik je snapt me wel.... ik zit er mee ik weet ook niet of het helpt maar ik wil gerechtigheid dan kan ik ook aan mezelf werken daar zonder lange tijd gelijk hulp. Zit heel strek in
mij hooft. Maar wil jou ook niet alleen laten. word gek van gedachten kan niet roken
niks.
[naam 1] , 27-10-2022 19:07 uur: je weet wat ik heb gezegt
[verdachte] , 27-10-2022 19:07 uur: Kom je wel met hun op bezoek dan
[naam 1] , 27-10-2022 21:22 uur: het zijn je kids en willen je gewoon zien, maar doe geen
gekke dingen joh er zijn andere mogelijkheden. Maak het jezelf niet moeilijker he. at
denk je als je vrij komt dat er dan geen consequenties zijn? Denk je dat alles dan is
opgelost?
[naam 1] , 27-10-2022 21:33 uur: geen een kind wil dat zijn pa in de bajes zit. Een kind
wil trots zijn op hun papa en vertellen wat voor werk papa doet en hoe lief en sterk
hij is. Snap je. Je wil niet weten wat voor gedachtes ik wel niet allemaal heb. Als
ik die gedachtes uitvoer he. Dan moet ik levenslang zitten. Kan niet. Ik snap je echt
hoor.
[verdachte] , 27-10-2022 21:34 uur: Hoef ik niet [naam 1] levens lang. 6 jaar.
[naam 1] , 27-10-2022 22:02 uur: denk goed na met wat je doet
[verdachte] , 27-10-2022 22:02 uur: ga ik doen ik stippel alles uit en laag je weten.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , van 29 oktober 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend pagina 41 - 42:
Donderdagavond 27 oktober 2022 heb ik telefonisch met [verdachte] gesproken. [verdachte]
vertelde dat hij van plan was zijn moeder wat aan te doen. Dit geloofde ik niet omdat hij dit al jaren zegt. Zulke uitspraken deed [verdachte] al sinds het begin van onze relatie. Toch besloot ik [slachtoffer] een bericht via Whatsapp te sturen omdat ik buikpijn kreeg. Wanneer ik buikpijn krijg en misselijk word dan weet ik dat ik er wat mee moet doen. Ik heb haar omstreeks 23.30 uur gestuurd: "he, ben je nog wakker". Daar reageerde ze niet meer op.
De volgende dag, 28 oktober heb ik [slachtoffer] omstreeks 14.30 uur weer een bericht gestuurd via Whatsapp. In dit bericht stond dat [verdachte] kan langskomen en dat ze de deur niet voor [verdachte] moet opendoen.
Opmerking verbalisant:
Ik laat je een foto zien van een mes. Komt je deze bekend voor?
Ja, dit mes ken ik. Dit mes is een onderdeel van een messenset die [verdachte] en ik eerder hebben gekocht. Ik weet dat het scherpe messen zijn. Ik heb dit mes vaker gezien in zijn woning aan de Markeloseweg. Dit mes gebruikte hij vaak om worst mee te snijden.
5.
Het fotoblad bij proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven voor zover inhoudend, pagina 70:
Inbeslaggenomen mes. Mes is door verdachte [verdachte] gebruikt tijdens feit waarvoor hij werd aangehouden.
[afbeelding]
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 mei 2023, zakelijk weergegeven voor zover inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb op 27 oktober 2022 contact gehad met [naam 1] per telefoon en per Whatsapp. [naam 1] is mijn ex-vriendin. Ik heb de Whatsapp-berichten gestuurd die in het dossier zijn opgenomen.
Ik heb op 28 oktober 2022 mijn moeder [slachtoffer] gebeld met de vraag of ze thuis was. Ik wilde naar mijn moeder toe. Ik heb uit mijn woning een mes gepakt. Ik heb dit mes bij mij gestoken en meegenomen toen ik naar de woning van mijn moeder ben gegaan. Dit mes gebruik ik om worst mee te snijden. Toen ik aankwam bij de woning van mijn moeder in Goor, deed zij de deur open. Ik ben naar binnen gestormd. Mijn moeder liep voor mij weg. Ik gooide de voordeur dicht. Ik was wel boos. Ik ging achter haar aan. Ik heb de tussendeur dichtgegooid. Mijn moeder liep naar de achterdeur. Ik dacht we gaan niet naar buiten, we blijven hier staan. Ik heb mijn moeder bij haar jasje vastgegrepen en haar tegengehouden. Ik pakte het mes. Ik heb van achteren mijn rechterarm om het lichaam van mijn moeder geslagen. In mijn rechterhand had ik het mes vast. Het mes zat op haar keel. Ik zag dat mijn moeder het lemmet vast had. Ik ging met haar achteruit. Zij wilde steeds de achterdeur open doen. Ik heb mijn moeder achterover getrokken. Toen vielen wij samen op de grond. Wij lagen beiden op onze zij. Ik lag achter haar. Toen wij op de grond lagen had ik het mes nog vast. Ik heb tegen mijn moeder gezegd?: "ik geen leven, jij geen leven". Toen [naam 2] binnen kwam heb ik het mes laten vallen. Vanaf de periode voor het vallen tot het moment dat [naam 2] binnen kwam heb ik het mes vastgehouden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022502115, gesloten op 16 januari 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.