In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [eiser] B.V. en de gedaagden, die zich verzetten tegen de werking van een co-vergistingsinstallatie van [eiser] te [vestigingsplaats]. De gedaagden, wonende op 200 meter afstand van de installatie, hebben geuroverlast ervaren en hebben de gemeente en de provincie verzocht om handhavend op te treden tegen [eiser] wegens overtredingen van de vergunning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] om de gedaagden te verbieden hun handhavingsverzoeken in te trekken, niet toewijsbaar zijn. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de gevraagde voorzieningen, aangezien de gemeente en provincie al jaren niet handhavend optreden en de gedaagden hun rechtspositie willen veiligstellen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van de toegang tot de rechter en de terughoudendheid bij het aannemen van misbruik van procesrecht.