Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
DEXIA NEDERLAND B.V.,
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling
advies
wetenschap Dexia
aansprakelijkheid Dexia
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die betrekking heeft op een effectenleaseovereenkomst tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde, heeft de kantonrechter op 25 april 2023 uitspraak gedaan. De procedure volgde op een tussenvonnis van 6 december 2022, waarin de kantonrechter had overwogen dat er aanleiding was om te onderzoeken of de eerder genomen beslissingen over stelplicht en bewijs gehandhaafd moesten blijven, mede in het licht van een arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022. De gedaagde stelde dat hij voldoende feiten had aangedragen die wezen op een gepersonaliseerde aanbeveling door de tussenpersoon, terwijl Dexia betwistte dat er sprake was van een vergunningplichtig advies.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde voldoende had aangetoond dat de tussenpersoon hem had geadviseerd op basis van zijn persoonlijke financiële situatie. Dit advies was volgens de kantonrechter niet alleen een algemene aanbeveling, maar specifiek gericht op de gedaagde. Dexia had onvoldoende bewijs geleverd dat de gedaagde niet op basis van dit advies de overeenkomst was aangegaan. De kantonrechter concludeerde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de overeenkomst aan te gaan zonder voldoende navraag te doen bij de tussenpersoon over het advies dat aan de gedaagde was gegeven.
De uitspraak resulteerde in de verklaring dat Dexia niets meer aan de gedaagde verschuldigd was, nadat de schadevergoeding was vastgesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beslissing werd uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de kantonrechter de zaak afhandelde met inachtneming van de relevante jurisprudentie.