ECLI:NL:RBOVE:2023:1247

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
C/08/294418 / KG RK 23-127
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing inzake verzoek tot wraking van mr. R.F. van Aalst

Op 3 april 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van mr. R.F. van Aalst door een verzoeker. De wraking werd ingediend op 28 maart 2023, naar aanleiding van een uitstelverzoek dat door mr. Van Aalst was afgewezen. De verzoeker stelde dat mr. Van Aalst partijdig was, omdat hij meende dat zijn belangen niet voldoende waren meegenomen in de beslissing. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de indruk van partijdigheid niet objectief kon worden onderbouwd. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen bewijs van vooringenomenheid van mr. Van Aalst, en de wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/294418 / KG RK 23-127
Beslissing van 3 april 2023 in het verzoek tot wraking van mr. R.F. van Aalst door
[verzoeker],
te [plaats] ,
verzoeker

1.De procedure

1.1.
Op 28 maart 2023 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. R.F. van Aalst, kantonrechter in de zaak met nummer 10385345 \ CV EXPL 23-593. In die zaak is verzoeker gedaagde partij.
1.2.
Mr. Van Aalst heeft niet berust in de wraking.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat mr. Van Aalst door de afwijzing van zijn uitstelverzoek (subjectief) partijdig is. In het proces-verbaal van de op 28 maart 2023 gehouden mondelinge behandeling is hierover het volgende opgenomen:
“In uw e-mail zegt u dat u rekening houdt met de belangen van beide partijen. Mijn belang als huurder hebt u niet meegenomen. U hebt mij niet eens gehoord. Ik heb recht op goede rechtsbijstand. U citeert letterlijk dat de belangen van beide partijen meespelen, maar u hebt mij niet gehoord. Ik concludeer dat u uw oordeel al klaar had.
Een mogelijke ontruiming heeft voor mij verstrekkende gevolgen, het is heel belangrijk voor mij, en mijn belang is niet meegenomen. Ik heb recht op goed juridisch advies, ik ben ook geadviseerd door de Deken om één van de twee advocaten te benaderen. Ik ben daar dagen mee bezig geweest. Ook mr. Ligtenberg vond dat ik recht had op juridische bijstand. De zaak is schrijnend en daarom vroeg mr. Briedé om uitstel.
Ik verzoek de rechtbank om geen directe collega’s van u in de wrakingskamer te plaatsen.”
2.2.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of mr. Van Aalst partijdig is of dat hij die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoeker, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat mr. Van Aalst partijdig is. Het uitgangspunt is dat mr. Van Aalst vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
2.3.
De wrakingskamer begrijpt het verzoek aldus dat dit is gericht tegen de (motivering van de) uitstelbeslissing. Gezien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen mag de wrakingskamer geen oordeel geven over de juistheid van de motivering van (proces)beslissingen, tenzij de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden opgevat dan dat de beslissing met vooringenomenheid van de rechter is gegeven. Kortom: een rechterlijke (proces)beslissing als zodanig is nooit grond voor wraking, de motivering van een dergelijke beslissing zelden (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
2.4.
In de door verzoeker aangedragen feiten en omstandigheden ziet de wrakingskamer geen aanleiding om te oordelen dat de motivering van de uitstelbeslissing met vooringenomenheid van mr. Van Aalst is gegeven. Daarbij betrekt de wrakingskamer dat uit het hiervoor genoemde proces-verbaal ook blijkt dat er nog is gekeken of de zitting op korte termijn verplaatst kon worden maar dat dit vóór Pasen niet meer lukte en dat daarom is besloten de mondelinge behandeling door te laten gaan. Aan het belang van een voortvarende behandeling van de kantonzaak moet op dit moment een zwaarder gewicht worden toegekend dan aan het belang van verzoeker bij uitstel.
2.5.
De wrakingskamer concludeert dat van vooringenomenheid van mr. Van Aalst niet is gebleken. Het verzoek tot wraking is kennelijk ongegrond en zal daarom zonder behandeling ter zitting worden afgedaan.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.E. Zweers, J.H.M. Hesseling en M.H. van der Lecq in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.