ECLI:NL:RBOVE:2023:1127

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
C/08/269834 / FA RK 21-1990
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een meerderjarige Afghaanse vluchteling met verblijfsvergunning in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 maart 2023 een beschikking gegeven inzake de adoptie van een meerderjarige Afghaanse vluchteling, die als minderjarige asielzoeker naar Nederland is gekomen en inmiddels in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen, ondanks dat de verzoeker niet voldeed aan het wettelijk vereiste dat de geadopteerde ten tijde van de adoptie minderjarig dient te zijn. De rechtbank oordeelde dat er zeer bijzondere omstandigheden waren die een ongeoorloofde inbreuk op het familie- en gezinsleven met zich mee zouden brengen indien het verzoek zou worden afgewezen. De verzoeker, die al jarenlang de rol van vader vervult in het leven van de geadopteerde, heeft een sterke emotionele band met hem opgebouwd. De rechtbank heeft ook de termijnoverschrijding met betrekking tot de indiening van het verzoek als verschoonbaar geacht, gezien de omstandigheden van de betrokkenen. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en de geboortegegevens van de geadopteerde vastgesteld, waarbij de geslachtsnaam van de geadopteerde voortaan die van de verzoeker zal zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team familierecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/269834 / FA RK 21-1990
beschikking van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 23 maart 2023
inzake
[verzoeker] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. A.G. Baan.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[belanghebbende sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende sub 1] ,
advocaat: mr. A.G. Baan,

2.[belanghebbende sub 2] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
hierna te noemen: de moeder,
niet verschenen
en (enkel) ten aanzien van de vaststelling van de geboortegegevens:
3.
de ambtenaar van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage,
zetelend te Den Haag,
hierna te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 6 augustus 2021;
- een op 26 oktober 2021 binnengekomen brief met bijlagen van mr. M.A. Schuring namens mr. Baan, van 26 oktober 2021;
- een op 20 januari 2022 binnengekomen brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand;
- een op 17 maart 2022 binnengekomen brief met bijlage van mr. Baan van 17 maart 2022;
- een op 28 april 2022 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Baan van 26 april 2022;
- een op 16 juni 2022 binnengekomen brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 14 juni 2022;
- een op 14 juli 2022 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Baan van 13 juli 2022;
- een op 18 augustus 2022 binnengekomen brief met bijlage van mr. Baan van 17 augustus 2022;
- een op 8 september 2022 binnengekomen F9-bericht van mr. Baan;
- een op 20 oktober 2022 binnengekomen brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 18 oktober 2022;
- een openbare oproep van de moeder middels publicatie in de Staatscourant op 9 november 2022; en
- een op 7 maart 2023 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Baan van 7 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 13 maart 2023. Verschenen zijn: [verzoeker] en [belanghebbende sub 1] , vergezeld door mr. Baan.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De ambtenaar van de burgerlijke stand is met kennisgeving afwezig. De standpunten zijn toegelicht.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] .
2.2.
[belanghebbende sub 1] is geboren te [geboorteplaats] , Afghanistan. De biologische vader van [belanghebbende sub 1] is vermoedelijk overleden. [belanghebbende sub 1] stelt dat zijn moeder [belanghebbende sub 2] is. De oudergegevens van [belanghebbende sub 1] zijn in Nederland niet geregistreerd.
2.3.
[belanghebbende sub 1] is eind juli/begin augustus 2015 uit Afghanistan vertrokken. Hij is in november 2015 als alleenstaande minderjarige in Nederland aangekomen. [belanghebbende sub 1] weet niet exact wanneer hij is geboren en beschikt niet over identiteitsdocumenten. Door de IND is
[geboortedatum] 1998 als geboortedatum geregistreerd. Na een kort verblijf in asielzoekerscentrum [plaats] is [belanghebbende sub 1] in mei/juni 2016 in de jongerenopvang van het asielzoekerscentrum in [plaats] gekomen. Sinds december 2016, toen hij vanwege het bereiken van de meerderjarigheid het asielzoekerscentrum in [plaats] moest verlaten, verblijft hij bij [verzoeker] .
2.4.
Bij beschikking van 6 december 2022 van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is [belanghebbende sub 1] een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend.
2.5.
[verzoeker] heeft de Nederlandse nationaliteit. [belanghebbende sub 1] heeft de Afghaanse nationaliteit. De nationaliteit van de moeder is vermoedelijk de Afghaanse.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de adoptie uit te spreken van [belanghebbende sub 1] door hem en daarbij te bepalen dat de geslachtsnaam van [belanghebbende sub 1] voortaan [verzoeker] zal zijn en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] te gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen, althans een beslissing te nemen zoals de rechtbank meent dat behoort, kosten rechtens.
3.2.
[verzoeker] realiseert zich dat niet voldaan wordt aan het wettelijk vereiste dat de geadopteerde ten tijde van de adoptie minderjarig dient te zijn.
3.3. Hij is echter van mening dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die terzijdestelling van deze bepaling rechtvaardigen, nu weigering van de adoptie, enkel wegens meerderjarigheid, in deze kwestie een ongeoorloofde inbreuk oplevert op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven. Hij voert daartoe aan dat hij al ruim vijf jaar de rol van vader in het leven van [belanghebbende sub 1] vervult en hem feitelijk een opvoeding heeft gegeven. [belanghebbende sub 1] is alleen naar Nederland gekomen en heeft geen contact meer met zijn familie in Afghanistan. Hij weet ook niet of zijn moeder nog in leven is. De vader-zoon relatie van hem en [belanghebbende sub 1] heeft geleid tot een sterke persoonlijke identiteitsontwikkeling van [belanghebbende sub 1] . Toewijzing van het verzoek zal volgens [verzoeker] de persoonlijke ontwikkeling van [belanghebbende sub 1] bevorderen. Daarnaast heeft de relatie tussen hem en [belanghebbende sub 1] ook aan de zijde van [verzoeker] geleid tot een sterke persoonlijke ontwikkeling, in die zin dat hij in staat is geweest een zware depressie te overkomen. Zij hebben in elkaar het door hen beiden zo gewenste gezin gevonden en hebben in dat kader ook bewust voor elkaar gekozen. De toekomst van [verzoeker] en [belanghebbende sub 1] is met elkaar verweven, in die zin dat [belanghebbende sub 1] [verzoeker] als opa ziet voor eventueel toekomstige kinderen en dat hij voor [verzoeker] wil zorgen, zoals [verzoeker] ook voor hem heeft gezorgd en nog steeds zorgt. Zij zien geen leven voor zich zonder elkaar. Tot slot voelt [verzoeker] zich als ouder verantwoordelijk voor [belanghebbende sub 1] .
3.4.
[verzoeker] heeft zijn verzoek aangevuld in die zin dat hij eveneens verzoekt om bij beschikking de geboortegegevens van [belanghebbende sub 1] vast te stellen.

4.De standpunten van belanghebbenden

4.1.
[belanghebbende sub 1] kan zich vinden in het verzoek. Hij voegt daaraan toe dat zijn vader al is overleden toen hij nog heel jong was. Hij heeft geen enkele herinnering meer aan zijn vader. Hij heeft nu al jaren geen contact meer met zijn biologische moeder. Hoewel het Rode Kruis vanaf 2016 nog heeft getracht zijn biologische moeder te achterhalen, is dat niet gelukt. Zijn oudere broer is vermoord tijdens een van zijn nachtelijke patrouilles om de wijk waarin zij woonden te bewaken. Zijn oudere zus is getrouwd met een Mullah (islamitische geestelijke) die uiteindelijk samen met hun kinderen en de biologische moeder van [belanghebbende sub 1] en [belanghebbende sub 1] zelf in het ouderlijk huis woonden. Omdat in die tijd de thuissituatie van [belanghebbende sub 1] ook steeds grimmiger werd vanwege de moeizame relatie tussen [belanghebbende sub 1] en de man van zijn zus, heeft [belanghebbende sub 1] de keuze gemaakt Afghanistan te verlaten. Sindsdien, eind juli/begin augustus 2016, heeft hij ook geen contact meer gehad met zijn biologische moeder en zus.
[belanghebbende sub 1] ziet [verzoeker] als zijn vader en de familie van [verzoeker] als zijn familie. [verzoeker] en hij zien elkaar als vader en zoon en op die manier is hij ook opgenomen in de familie van [verzoeker] . [belanghebbende sub 1] omschrijft het als volgt: “Het is de kans op het hebben van een familie waarbinnen ik mij veilig en geboren voel”.
4.2.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.
4.3.
De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt zich in zijn brief van 14 juni 2022 op het standpunt dat [belanghebbende sub 1] niet voldoet aan de voorwaarde genoemd onder artikel 1:25c lid 1 sub b BW, doordat hij niet over een asielstatus beschikt. Voorts is het volgens de ambtenaar van de burgerlijke stand, gelet op de situatie in Afghanistan en de verklaring van de Afghaanse ambassade, niet onaannemelijk dat [belanghebbende sub 1] geen stukken uit Afghanistan kan verkrijgen. Indien geen bewijs voorhanden is, wordt men, volgens vaste jurisprudentie, gehouden aan de persoonsgegevens die men zonder voorbehoud bij de eerste registratie in Nederland heeft opgegeven. Indien de rechtbank tot vaststelling van geboortegegevens zou overgaan, dan ligt het voor de hand om de persoonsgegevens waarmee [belanghebbende sub 1] als volgt vast te stellen:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam belanghebbende sub 1]
Voornamen : [voornaam belanghebbende sub 1]
Dag van geboorte : [geboortedatum] 1998
Plaats van geboorte : [geboorteplaats] , Afghanistan
Geslacht : M (mannelijk)
Nu [verzoeker] geen originele documenten (akten en/of DNA-onderzoek) heeft overgelegd waaruit de oudergegevens blijken, kunnen geen oudergegevens worden opgenomen.

5.De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

De adoptie
Internationale bevoegdheid en toepasselijke recht
5.1.
Dit verzoek heeft een internationaal karakter. [belanghebbende sub 1] is in Afghanistan geboren en bezit de Afghaanse nationaliteit. Zijn gewone verblijfplaats ligt in Nederland. Gelet op de internationale aspecten in deze zaak zal de rechtbank moeten beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en zo ja, welk recht op het verzoek van toepassing is.
5.2.
De rechtbank zal eerst beoordelen of aan de Nederlandse rechter bevoegdheid toekomt van het verzoek kennis te nemen. Op grond van artikel 3, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu zowel de verzoeker als [belanghebbende sub 1] hun woonplaats in Nederland hebben. De rechtbank acht zich daarom bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
5.3.
Er is geen verdrag van toepassing dat verwijzingsregels voor het toepasselijk recht geeft. Ook de verwijzingsregels uit titel 6 boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn niet aan de orde, omdat een meerderjarigenadoptie niet onder het toepassingsbereik van deze titel valt. Dit volgt uit artikel 10:104 BW, waarin staat dat het moet gaan om een minderjarig kind. [belanghebbende sub 1] is evenwel meerderjarig. De rechtbank is daarom van oordeel dat voor het toepasselijk recht moet worden teruggevallen op het niet gecodificeerde recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van de Wet conflictenrecht adoptie. Volgens dit recht is het Nederlands recht van toepassing op het verzoek, behoudens ten aanzien van de instemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind. Ten aanzien van die aspecten is toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit (zie Kamerstukken II 2001/2002, 28 457, nr. 3, p. 9 en 10 en de uitspraak van de Hoge Raad van 11 april 1980, NJ 1980, 364 / ECLI:NL:HR:1980: AC1936).
5.4.
De nationaliteit van [belanghebbende sub 1] is Afghaans. Nu [belanghebbende sub 1] blijkens de nagezonden kopie van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ex. artikel 8 sub c jo. artikel 28 Vreemdelingenwet 2000, is de rechtbank van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 10:17 BW Nederlands recht van toepassing is op de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de ouders van het kind, omdat de woonplaats van [belanghebbende sub 1] in Nederland ligt.
Inhoudelijke beoordeling
5.5.
Op grond van artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen.
De rechtbank overweegt dat het verzoek ingevolge artikel 1:227 lid 3 BW vervolgens slechts kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
5.6.
Op grond van artikel 1:228 lid 1 BW dient voorts aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
at geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
5.7.
De rechtbank stelt vast op basis van de stukken en de mondelinge behandeling dat aan alle voorwaarden van artikel 1:228 lid 1 BW is voldaan, behalve aan de voorwaarde genoemd onder a. Vaststaat dat [belanghebbende sub 1] ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift op 6 augustus 2021 22 jaar oud en dus meerderjarig was. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarde en ligt het verzoek in principe voor afwijzing gereed.
5.8.
De rechtbank ziet zich echter voor de vraag gesteld of ondanks dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat het kind op de dag van het verzoek minderjarig is, de adoptie toch kan worden uitgesproken.
5.9.
Namens [verzoeker] is gesteld dat het feit dat [belanghebbende sub 1] meerderjarig is niet in de weg mag staan aan de door hen gewenste adoptie. Gesteld wordt dat de weigering deze adoptie toe te staan een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven of privéleven van [verzoeker] en [belanghebbende sub 1] oplevert, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
5.10.
Artikel 8 EVRM luidt als volgt:
1. Eenieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie;
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
5.11.
De rechtbank overweegt dat, hoewel adoptie door de wetgever van oorsprong werd gezien als een maatregel van kinderbescherming, adoptie in haar effecten verder gaat dan voor het doel van kinderbescherming is vereist. Bovendien grijpt zij diep in op het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouder(s) en zijn/hun bloed- en aanverwanten enerzijds, en het adoptiefkind en de eventuele toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds, welke betrekkingen ook na het meerderjarig worden van het kind blijven bestaan en nog kunnen ontstaan. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd.
5.12.
Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens die meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan, waar dit voor bijvoorbeeld erkenning en gerechtelijke vaststelling ouderschap wel geldt.
5.13.
Het in artikel 8 EVRM besloten liggend recht op respect voor familie- en gezinsleven houdt evenwel op grond van vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) (zie onder meer EHRM 26 februari 2002, NJ 2002, 553, zaak nr. 43546/02 (
E.B. t. Frankrijk)) nog geen recht in om te adopteren of geadopteerd te worden. De omstandigheid dat adoptie niet mogelijk is als niet is voldaan aan de voorwaarden die de nationale wet aan een adoptie stelt, kan in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inmenging in de zin van voornoemde bepaling (HR 24 september 2004,
NJ2005, 16). Het enkele feit dat door de weigering van de adoptie een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch familieverband levert derhalve geen inbreuk op artikel 8 EVRM op.
5.14.
Het EHRM heeft zich hierover niet specifiek uitgesproken, maar als hoofdregel zal de vraag of adoptie van een meerderjarige persoon moet worden toegelaten, ontkennend beantwoord moeten worden. Het is immers aan de nationale wetgever om in het belang van kinderen vereisten te stellen; een beperking van adoptie tot minderjarigen is in dit opzicht binnen de ruimte die de wetgever heeft. Deze lijn in de jurisprudentie is bevestigd door de Hoge Raad in de uitspraak van 25 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY5053) en de met die uitspraak verband houdende conclusie van de Advocaat-Generaal (ECLI:NL:PHR:2013:BY5053).
5.15.
Een en ander laat onverlet dat, ingeval de stellingen van partijen daartoe aanleiding geven, de rechter dient te beoordelen of door de weigering de adoptie uit te spreken anderszins inbreuk wordt gemaakt op het bestaande familie- en gezinsleven van de aspirant-adoptieouders en de aspirant-adoptant(en). Daarvan zal slechts sprake zijn in zeer uitzonderlijke omstandigheden, die maken dat terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 onder a BW gerechtvaardigd is. Daarbij zijn twee aspecten van belang: in de eerste plaats de vraag of de omstandigheden dermate uitzonderlijk zijn dat geoordeeld moet worden dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, en in de tweede plaats, of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek verschoonbaar is. Immers, de staat maakt geen ongerechtvaardigde inbreuk op het familieleven als burgers zonder goede reden eindeloos wachten met het indienen van een verzoekschrift. Om die reden zal de rechtbank hierna ook stilstaan bij de vraag wat de redenen zijn van de late indiening van het verzoek.
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden en overweegt daartoe als volgt. Uit de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [belanghebbende sub 1] na aankomst in Nederland behoorlijke psychische problemen had als gevolg van alle (mogelijk traumatische) ervaringen in zijn jeugd en zijn vlucht naar en rondzwerving door Europa. In die tijd probeerde hij zijn emoties met drugs en alcohol te verdoven. [verzoeker] heeft [belanghebbende sub 1] geleidelijk aan onder zijn hoede genomen en mede daardoor is voorkomen dat [belanghebbende sub 1] verder af zou glijden. In december 2016, rond zijn achttiende jaar, is [belanghebbende sub 1] bij [verzoeker] gaan wonen, waarna vervolgens tussen [verzoeker] en [belanghebbende sub 1] een sterke, emotionele band is ontstaan. Hun onderlinge band is uitgegroeid tot een band die voelt als vader en zoon. [verzoeker] vervult al ruim vijf jaar de rol van vader in het leven van [belanghebbende sub 1] en heeft hem feitelijk een opvoeding gegeven. [verzoeker] heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen om ervoor te zorgen dat [belanghebbende sub 1] een goede plek in de Nederlandse samenleving krijgt. De vader-zoon relatie van [verzoeker] en [belanghebbende sub 1] heeft geleid tot een sterke persoonlijke identiteitsontwikkeling van [belanghebbende sub 1] . [verzoeker] voelt zich als ouder verantwoordelijk voor [belanghebbende sub 1] en de toekomst van hem en [belanghebbende sub 1] is met elkaar verweven, in die zin dat [belanghebbende sub 1] [verzoeker] als opa ziet voor eventueel toekomstige kinderen en hij voor [verzoeker] wil zorgen zoals [verzoeker] ook voor hem gezorgd heeft en nog steeds zorgt. Zij hebben het gevoel bij elkaar te horen. Ook naar buiten toe presenteren zij zich als vader en zoon en ook worden zij als zodanig door de buitenwereld gezien en aangesproken. Dat [belanghebbende sub 1] inmiddels een verblijfsstatus heeft, verandert voor [verzoeker] en [belanghebbende sub 1] niets aan hun diepgewortelde wens om hun band te bevestigen door middel van adoptie. Het ergens bij horen creëert rust en veiligheid en draagt voor [belanghebbende sub 1] ook bij aan het gevoel van identiteit. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat de vader van [belanghebbende sub 1] is overleden toen [belanghebbende sub 1] ongeveer zeven jaar oud was. Hij heeft nauwelijks herinnering aan zijn vader. [belanghebbende sub 1] heeft ook sinds lange tijd geen enkel contact met zijn moeder en naaste familie. Hoewel [belanghebbende sub 1] kort na aankomst in Nederland één keer telefonisch contact met zijn moeder gehad, heeft hij sindsdien niets meer van haar vernomen en het is hem ook niet meer gelukt om nog contact met zijn moeder te krijgen. Ook met hulp van het Rode Kruis en/of de Rode Halve Maan in Afghanistan is geprobeerd zijn biologische moeder op te sporen. Dat is niet gelukt, ook omdat het gebied daar te onveilig is. Mede gelet op de kwetsbaarheid van [belanghebbende sub 1] heeft hij naar het oordeel van de rechtbank een zwaarwegend belang bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met [verzoeker] en bij de juridische bevestiging van de emotionele band die hij met hem heeft. Voornoemde omstandigheden acht de rechtbank dermate uitzonderlijk dat gelet daarop sprake is van een inbreuk op het familieleven als adoptie niet mogelijk zou zijn.
5.17.
De rechtbank acht voorts de termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoek verschoonbaar, gelet op hetgeen [verzoeker] en [belanghebbende sub 1] hebben aangevoerd. De rechtbank begrijpt dat het verzoek pas nu is ingediend, zodat het verkrijgen van een verblijfsstatus niet zou worden gezien als de onderliggende reden voor de adoptie. Bovendien is, gelet op het ingrijpende levensverloop van [belanghebbende sub 1] , te begrijpen dat dit verzoek pas na het bereiken van zijn meerderjarigheid is ingediend.
5.18.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het in artikel 1:228 lid 1 sub a BW gestelde minderjarigheidsvereiste voorbij dient te worden gegaan.
5.19.
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit het voorgaande duidelijk blijkt dat aan de overige voorwaarden van artikel 1:227 BW, te weten dat de adoptie kennelijk in het belang van het kind is en dat het kind niets meer van zijn ouders te verwachten heeft, aan is voldaan.
De rechtbank acht het van belang, ondanks dat [belanghebbende sub 1] meerderjarig is, dat hij formeel deel uit gaat maken van de familie van [verzoeker] , waar hij al een lange tijd feitelijk en emotioneel mee verbonden is.
5.20.
De rechtbank acht het in het belang van [belanghebbende sub 1] dat zijn juridische status in overeenstemming wordt gebracht met de bestaande sociale en emotionele realiteit. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie toewijzen.
Vaststelling geboortegegevens
5.21.
Ten aanzien van [belanghebbende sub 1] , die buiten Nederland is geboren, is geen akte van geboorte overgelegd die overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt.
5.22.
Ingevolge artikel 1:25c lid 1 onder c BW dient, indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde autoriteit is opgemaakt of kan worden overgelegd, de rechtbank Den Haag de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen indien op grond van Boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd. Artikel 1:25c lid 2 BW bepaalt dat de rechtbank daarbij rekening moet houden met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgevonden. De geslachtsnaam, de voornamen, alsmede de plaats en dag van geboorte van de vader en van de moeder moeten worden vastgesteld, voor zover daarvoor aanwijzingen zijn verkregen.
5.23.
Artikel 1:25c lid 3 BW bepaalt dat in geval van adoptie de rechtbank die de adoptie uitspreekt ambtshalve afzonderlijk de in het eerste lid bedoelde beschikking geeft.
5.24.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval van [belanghebbende sub 1] niet gevergd kan worden, voor zover er al een akte van geboorte van [belanghebbende sub 1] is opgemaakt, deze akte te overleggen.
5.25.
Voor wat betreft de geboorte van [belanghebbende sub 1] heeft verzoeker onder meer overgelegd het verslag van het eerste en nader gehoor van de IND van 7 en 9 maart 2016 en een kopie van de verblijfsvergunning.
5.26.
Na kennisneming van deze stukken heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand het volgende standpunt ingenomen. Als de rechtbank van oordeel is dat [belanghebbende sub 1] niet gevergd kan worden dat hij zijn geboorteakte opvraagt uit zijn geboorteland en in het geding brengt, is de ambtenaar van de burgerlijke stand van oordeel dat de geboortegegevens van [belanghebbende sub 1] conform artikel 1:25c BW als volgt dienen te worden vastgesteld:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam belanghebbende sub 1]
Voornamen : [voornaam belanghebbende sub 1]
Dag van geboorte : [geboortedatum] 1998
Plaats van geboorte : [geboorteplaats] , Afghanistan
Geslacht : M (mannelijk)
5.27.
Nu daarvoor geen aanwijzingen zijn aangetroffen, ligt het voor de hand de oudergegevens van [belanghebbende sub 1] niet vast te stellen.
5.28.
De rechtbank zal, met inachtneming van de door [verzoeker] overgelegde stukken en het standpunt van de ambtenaar, de geboortegegevens van [belanghebbende sub 1] vaststellen op na de melden wijze. De rechtbank zal de oudergegevens niet vaststellen, nu daarvoor geen aanwijzingen zijn aangetroffen.
Geslachtsnaamswijziging
Toepasselijke recht
5.29.
Op grond van artikel 10:19 BW dient het toepasselijk recht op de voornaam en geslachtsnaam van een vreemdeling te worden bepaald door zijn nationale recht. [belanghebbende sub 1] is echter in het bezit van een verblijfsstatus asiel, zodat op grond van artikel 10:17 BW het Nederlandse recht moet worden toegepast.
Inhoudelijke beoordeling
5.30.
Op grond van artikel 1:5 lid 1 tweede volzin BW heeft een kind dat door adoptie alleen in familierechtelijke betrekking tot de vader staat zijn geslachtsnaam. Echter omdat [belanghebbende sub 1] op het moment van uitspreken van de adoptie 16 jaar of ouder is, dient hij op grond van het bepaalde in artikel 1:5 lid 7 BW zelf een keuze voor de geslachtsnaam te doen. [belanghebbende sub 1] heeft bij het verzoek verklaard de naam [verzoeker] te willen dragen.
5.31.
De ambtenaar van de burgerlijke stand zal worden gelast een latere vermelding van de geslachtsnaamswijziging aan de geboorteakte van [belanghebbende sub 1] toe te voegen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
spreekt uit de adoptie van
[belanghebbende sub 1], geboren te [geboorteplaats] , Afghanistan, op [geboortedatum] 1998, door
[verzoeker], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960;
6.2.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van ‘s-Gravenhage een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
6.3.
stelt als geboortegegevens van [belanghebbende sub 1] vast:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam belanghebbende sub 1]
Voornamen : [voornaam belanghebbende sub 1]
Dag van geboorte : [geboortedatum] 1998
Plaats van geboorte : [geboorteplaats] , Afghanistan
Geslacht : M (mannelijk)
en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente Den Haag;
6.4.
stelt vast dat [belanghebbende sub 1] heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam verzoeker] ” zal dragen, zodat de volledige namen van [belanghebbende sub 1] na de adoptie zijn:
[voornaam belanghebbende sub 1] [geslachtsnaam verzoeker];
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Jongebreur, M.H. van der Lecq en I. Sumner, in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.
[.]
[.]
[.]
[.]