ECLI:NL:RBOVE:2023:1011
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing compensatieregeling kinderopvangtoeslagaffaire wegens geen afgenomen kinderopvang in 2013 en 2014
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de compensatieregeling in het kader van de kinderopvangtoeslagaffaire. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 21 januari 2021 afgewezen, omdat zij over de jaren 2013 en 2014 geen kinderopvang heeft afgenomen, geen kinderopvangtoeslag is uitbetaald en deze weer is teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij zij heeft aangegeven dat haar verzoek om herbeoordeling niet betrekking heeft op de jaren 2013 en 2014, maar op de jaren 2009 en 2010. De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres is verschenen met haar gemachtigde, en de Belastingdienst/Toeslagen is vertegenwoordigd door twee advocaten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de hoorplicht. Eiseres stelde dat de bezwaarschriftenadviescommissie (BAC) haar had voorgesteld de hoorzitting uit te stellen, wat zij had geaccepteerd. De BAC bevestigde dit per e-mail, maar de rechtbank oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden. Eiseres had in haar bezwaarschrift zelf aangegeven dat de jaren 2013 en 2014 geen onderdeel uitmaakten van haar aanvraag om compensatie. De rechtbank concludeert dat het verzoek van eiseres om herbeoordeling van de jaren 2009 en 2010 als een nieuwe aanvraag moet worden gezien, die door de Belastingdienst in behandeling is genomen.
De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst op juiste gronden heeft afgezien van het houden van een hoorzitting, omdat eiseres zelf had aangegeven dat zij in de jaren 2013 en 2014 geen recht had op kinderopvangtoeslag. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.J.H. van Meegen, rechter, in aanwezigheid van Y. van Arnhem, griffier, en is openbaar uitgesproken.