Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A]”,
1.de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
Rabobank”,
1.de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
Rabobank”,
1.[B] ,
[C],
de ouders van [A]”,
1.Samenvatting
Inleiding
2.Het verloop van de procedure
- de door [A] uitgebrachte dagvaarding van 18 maart 2022,
- de door Rabobank uitgebrachte dagvaarding van 18 maart 2022,
- het door [A] per e-mail van 18 maart 2022 aan de rechtbank toegezonden stuk,
- de door Rabobank per e-mail van 20 maart 2022 aan de rechtbank toegezonden stukken,
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2022,
- de spreekaantekeningen van [A] , Rabobank en de ouders van [A] .
3.De feiten
4.De vorderingen en de verweren
De vorderingen van [A]
5.De beoordeling
“De schuldeiser, die toch niet meer dan het aangeboden bedrag uit het goed kan verkrijgen, mag niet een voor de eigenaar nadelige verkoop doorzetten, alleen omdat hem misschien niet alles wat hij daarenboven nog van de schuldenaar te vorderen heeft, aangeboden wordt. Evenals in geval van executie van het goed, moet hij het niet door een hypotheek gedekt deel van de schuld op andere wijze trachten zich te verschaffen”. [16] Hieruit moet worden afgeleid dat Rabobank lossing moet accepteren tegen het bedrag dat zij anders zou kunnen verkrijgen door de executie van de percelen. De gedachte hierbij is dat de positie van Rabobank als hypotheekhouder niet mag verslechteren door lossing, maar zij er ook niet beter van hoeft te worden.
- € 125,03 aan betekeningskosten,
- € 314,00 aan griffierecht,
- € 1.016,00 aan salaris advocaat,
- € 314,00 aan griffierecht,
- € 1.016,00 aan salaris advocaat,