4.5De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 september 1996
tot en met 3 januari 2002 te Ommen en te Epe,
door een andere feitelijkheid
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1981)
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te
weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer] en
- het betasten van het lichaam van die [slachtoffer] en
- het laten betasten en aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn vingers tussen de schaamlippen en in de vagina van die
[slachtoffer] en
- het brengen van zijn penis in de vagina en in de anus van die [slachtoffer] ,
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] in een ongelijkwaardige en afhankelijke relatie met hem, verdachte,
heeft gebracht en gehouden, gelet op (psychische) problematiek en kwetsbaarheid
van die [slachtoffer] en het leeftijdsverschil en het feit dat die [slachtoffer] in zijn, verdachtes,
woning verbleef en het feit dat hij, verdachte, docent was op de school van die
[slachtoffer] en
- telkens misbruik heeft gemaakt van die afhankelijkheidsrelatie en het uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend (fysiek en emotioneel en psychisch)
overwicht op die [slachtoffer] en
- zich telkens dwingend en dominant heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer] ,
waartegen die [slachtoffer] zich niet kon of durfde te verzetten, gelet op de al bestaande
ontuchtige/seksuele relatie tussen verdachte en die [slachtoffer] en
- telkens voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
- telkens een bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich niet aan
bovengenoemde handelingen kon of durfde te onttrekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.