ECLI:NL:RBOVE:2022:749

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
08-325574-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 17 maart 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die op 10 januari 2020 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval in Almelo. De verdachte, als bestuurder van een Nissan, reed met een snelheid tussen de 117 en 126 kilometer per uur op de Leemslagenweg, waar de maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. Tijdens het naderen van een flauwe bocht kwam hij in botsing met een Toyota, bestuurd door [slachtoffer 2]. De aanrijding resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor zowel de bijrijder van de verdachte, [slachtoffer 1], als voor [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van roekeloosheid in de zin van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 100 uur op, alsook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zelf ook letsel had opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-325574-20 (P)
Datum vonnis: 17 maart 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 maart 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. Tanoğlu, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
10 januari 2020 in de gemeente Almelo, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, of tijdelijke ziekte of verhindering hun normale bezigheden uit te oefenen
(primair), dan wel dat hij door zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt, of het verkeer heeft gehinderd
(subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2020 in de gemeente Almelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting, van de Ypeloweg gaande in de richting van de Almelo, daarmede rijdende over de weg, de Leemslagenweg,
roekeloos, althans zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl hij, verdachte ter plaatse bekend was en/of de verkeerssituatie kent,
aldaar heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 117 en 126 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur en/of
terwijl hij, verdachte op een behoorlijke afstand een ander hem, verdachte tegemoetkomend ander motorrijtuig had zien naderen,
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Leemslagenweg) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het verloop van die weg (de Leemslagenweg) en/of het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Leemslagenweg) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
in of nabij een in die weg (de Leemslagenweg) gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar rechts verlopende bocht, hard heeft geremd, waardoor de wielen van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) blokkeerden en/of hij, verdachte de macht over het stuur verloor en/of met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) rechtdoor is gegleden en/of gereden en/of niet het verloop van die weg (de Leemslagenweg) heeft gevolgd en/of gezien zijn, verdachtes rijrichting op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Leemslagenweg) is terechtgekomen en/of
ingevolge artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook hem, verdachte tegemoet rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto), ten gevolge waarvan dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) en/of dat andere motorrijtuig rechtsom zijn geroteerd en/of waardoor dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen gezien zijn, verdachtes rijrichting, een in de linker berm van die weg (de Leemslagenweg) staande boom is gebotst en/of tot stilstand is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een, althans een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 januari 2020 in de gemeente Almelo, als bestuurder van een
voertuig (personenauto), komende uit de richting, van de Ypeloweg gaande in de
richting van de Almelo, daarmede over de weg, de Leemslagenweg heeft gereden
met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 117 en 126 kilometer per uur, althans
met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum
snelheid van 80 kilometer per uur en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat
motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij
die weg (de Leemslagenweg) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
in of nabij een in die weg (de Leemslagenweg) gezien zijn, verdachtes rijrichting,
naar rechts verlopende bocht, hard heeft geremd, waardoor de wielen van dat door
hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) blokkeerden en/of hij,
verdachte de macht over het stuur verloor en/of met dat door hem, verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto) rechtdoor is gegleden en/of gereden en/of
niet het verloop van die weg (de Leemslagenweg) heeft gevolgd en/of gezien zijn,
verdachtes rijrichting op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook
van die weg (de Leemslagenweg) is terechtgekomen en/of
ingevolge artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes
verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over die voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook hem, verdachte tegemoet rijdend,
toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto), ten gevolge waarvan
dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) en/of dat andere
motorrijtuig rechtsom zijn geroteerd en/of waardoor dat door hem, verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen gezien zijn, verdachtes rijrichting, een
in de linker berm van die weg (de Leemslagenweg) staande boom is gebotst en/of
tot stilstand is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Verdachte heeft roekeloos gereden en het verkeersongeval is aan zijn schuld te wijten. Het ongeval heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken en subsidiair dat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW 1994). De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 januari 2020 omstreeks 22:48 uur reed verdachte als bestuurder van een personenauto (merk Nissan, kenteken [kenteken 1] ) op de Leemslagenweg in het buitengebied van Almelo, in de richting van Almelo. Op de passagiersstoel naast hem zat [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 2] reed omstreeks dat tijdstip ook op de Leemslagenweg, als bestuurder van een personenauto (merk Toyota, kenteken [kenteken 2] ). Hij kwam uit de richting van Almelo.
De Leemslagenweg in de gemeente Almelo is bestemd voor verkeer in beide richtingen. De rijbaan heeft een breedte van circa 4 tot 4,7 meter en is niet verdeeld in rijstroken. Voor personenauto's bedraagt de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 kilometer per uur. Gezien de rijrichting van verdachte zou hij de auto van [slachtoffer 2] passeren in een flauwe bocht naar rechts van de Leemslagenweg. Vlak voor deze bocht naar rechts staat parallel aan de rechterzijde een woning met bijgebouwen en bomen. Daardoor was er minder zicht op die bocht vanuit de rijrichting van verdachte.
[slachtoffer 2] zag dat de Nissan van verdachte hem met hoge snelheid tegemoet reed en in de bocht naar rechts op zijn weggedeelte kwam. Hij heeft daarop geanticipeerd door uiterst rechts te gaan rijden en een (nood)remming in te zetten.
Verdachte zag al voor het naderen van de flauwe bocht naar rechts dat er een tegenligger aankwam (te weten de Toyota met bestuurder [slachtoffer 2] ). Verdachte heeft vlak voor de bocht heel hard geremd. Bij aanvang van het remblokkeerspoor reed hij met een snelheid van minimaal 117 kilometer per uur en maximaal 126 kilometer per uur. De Nissan van verdachte was niet voorzien van een antiblokkeersysteem. Als gevolg van het harde remmen door verdachte blokkeerden de voorwielen van de Nissan en werd deze onbestuurbaar. Hierdoor is de Nissan rechtuit gegleden, naar de kant van de weg die bestemd is voor het tegemoetkomende verkeer. De Nissan van verdachte is tegen de Toyota van [slachtoffer 2] gebotst. De Nissan is geroteerd en is met de linkerzijde tegen een boom gebotst en tot stilstand is gekomen. De Toyota is overdwars op de weg tot stilstand gekomen.
Als gevolg van deze aanrijding hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel opgelopen.
Bij [slachtoffer 1] was sprake van een gebroken rechterpols en diverse fracturen in de hand. Verder had [slachtoffer 1] een klaplong, een gebroken rib, verwondingen in gezicht, zoals blauwe ogen, een bult op het hoofd, diverse sneetjes en schaafwonden op zijn benen en armen en een dikke opgezwollen linkerknie. Tien maanden na het verkeersongeval was hij nog niet geheel hersteld. De punt van zijn linkerpink stond nog scheef, zijn linker middelvinger was sinds kort uit de spalk en kon nog niet goed worden gebruikt. Nog niet duidelijk was hoe en of hij zijn linkerhand, en dan vooral de functies van zijn pink, weer zou kunnen gebruiken.
Bij [slachtoffer 2] was sprake van een polsfractuur links, een duimfractuur links, rugletsel en twee sneden in zijn rechterhand. [slachtoffer 2] is werkzaam als ZZP-er en muzikant en hij heeft twee à drie maanden geen les kunnen geven en vervangers moeten inschakelen. Daarna heeft hij langzaam zijn normale werkzaamheden kunnen hervatten.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dit betekent dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval en dat verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kan worden gemaakt.
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een causaal verband tussen het rijgedrag van verdachte en het ongeval. Doordat verdachte te hard reed, moest hij plotseling hard remmen om een botsing met zijn tegenligger [slachtoffer 2] te voorkomen. Als gevolg daarvan blokkeerden de remmen van verdachtes auto en gleed deze rechtdoor waarna de auto in botsing kwam met de auto van [slachtoffer 2] .
Met betrekking tot het schuldverwijt merkt de rechtbank op dat de officier van justitie drie schuldgradaties ten laste heeft gelegd, te weten (1) dat verdachte roekeloos heeft gereden, (2) dat hij zeer onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden en (3) dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden.
De rechtbank zal als eerste bespreken of sprake is geweest van roekeloos rijden door verdachte.
Roekeloosheid
Artikel 175 WVW bevat de strafbepaling van artikel 6 WVW 1994. Aan het tweede lid van artikel 175 WVW 1994 is met ingang van 1 januari 2020 toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt. In de tenlastelegging is ook expliciet opgenomen dat verdachtes rijgedrag in strijd is met het in artikel 5a WVW 1994 gestelde verbod.
De rechtbank dient dus te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Voor bewezenverklaring van overtreding van artikel 5a WVW 1994 dient sprake te zijn van opzettelijk verkeersgedrag waardoor de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, als gevolg waarvan gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte weliswaar een verkeersregel heeft overtreden doordat hij te hard heeft gereden, maar ziet hierin niet een zodanig ernstige mate van schending van verkeersregels dat sprake is van overtreding van artikel 5a WVW 1994.
Verdachte wordt vrijgesproken van het verwijt dat hij zich in strijd met het in artikel 5a WVW 1994 gestelde verbod heeft gedragen en dus roekeloos heeft gereden.
Zeer onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam
Bij de bepaling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte de maximaal toegestane snelheid aanzienlijk heeft overschreden, terwijl hij de situatie ter plaatse kende, wist dat hij een flauwe bocht naderde waarop hij minder zicht had en gezien had dat er een tegenligger aankwam. Verdachte had zijn snelheid gelet op die situatie ter plaatse eerder moeten verminderen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte welbewust een onaanvaardbaar risico heeft genomen door met een te hoge snelheid te blijven rijden daar waar hij snelheid had moeten minderen. Gelet op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dat het aldus aan verdachtes schuld – in de zin van een zeer hoge mate van schuld – te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Zwaar lichamelijk letsel
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
Bij het uitzicht op herstel geldt – ook buiten de situatie waarin operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden – dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, doch ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Voorts kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen.
Gelet op de aard van de letsels en de veelheid aan verwondingen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de fysieke beperkingen bij hen beiden tijdens de periode van herstel merkt de rechtbank de letsels van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] aan als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 januari 2020 in de gemeente Almelo, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting,
van de Ypeloweg gaande in de richting van Almelo, daarmede rijdende over de
weg, de Leemslagenweg,
zeer onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl hij, verdachte, ter plaatse bekend was en de verkeerssituatie kent,
aldaar heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 117 en 126
kilometer per uur, en
terwijl hij, verdachte een ander hem, verdachte
tegemoetkomend ander motorrijtuig had zien naderen,
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat
motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij
die weg (de Leemslagenweg) kon overzien en/of waarover deze vrij was
en
in of nabij een in die weg (de Leemslagenweg) gezien zijn, verdachtes rijrichting,
naar rechts verlopende bocht, hard heeft geremd, waardoor de wielen van dat door
hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) blokkeerden
en
hij, verdachte, de macht over het stuur verloor en met dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (personenauto) rechtdoor is gegleden en/of
niet het verloop van die weg (de Leemslagenweg) heeft gevolgd en gezien zijn,
verdachtes, rijrichting op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook
van die weg (de Leemslagenweg) is terechtgekomen
en
ingevolge artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes
verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden
en
is gebotst tegen dat over die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook hem, verdachte tegemoet rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (personenauto),
ten gevolge waarvan
dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) en dat andere
motorrijtuig rechtsom zijn geroteerd
en
waardoor dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen gezien zijn, verdachtes, rijrichting, een in de linker berm van die weg (de Leemslagenweg) staande boom is gebotst en tot stilstand is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Het verweer
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege afwezigheid van alle schuld (hierna: AVAS). Zij heeft in dat verband aangevoerd dat de remmen van de auto van verdachte blokkeerden omdat hij heel hard heeft geremd. Hierna had verdachte geen enkele controle meer over het door hem bestuurde voertuig zodat ook van enige mate van schuld aan het slippen van dat voertuig geen sprake is.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer en verwijst voor de motivering daarvan naar hetgeen de rechtbank onder 4.3 heeft overwogen over de schuld van verdachte.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van honderdtwintig uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door zestig dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met het tijdverloop sinds het ongeval.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd ertoe strekkende dat kan worden volstaan met oplegging van een voorwaardelijke taakstraf, gelet op het tijdverloop in deze zaak, de onervarenheid van verdachte als beginnende bestuurder en de impact die het ongeluk op hem heeft gehad.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De verdachte heeft zich in het verkeer schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag. Hij reed regelmatig over deze weg, wist dat er een bocht in zat, en hoewel hij zijn tegenligger zag naderen is hij veel te hard blijven rijden. Zijn rijgedrag heeft geleid tot een ernstig ongeval, waarbij alle betrokkenen zwaar letsel hebben opgelopen.
Door zich op deze wijze als weggebruiker te gedragen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers en blijk gegeven van een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van zijn medeweggebruikers.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 26 januari 2022, is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van artikel 6 WVW 1994 als uitgangspunt genomen.
In dit geval is sprake is van een ernstige mate van schuld, waarbij de slachtoffers lichamelijk letsel hebben opgelopen en verdachte te hard heeft gereden. Voor zo een geval geeft het LOVS als oriëntatiepunt voor straftoemeting een taakstraf van honderdzestig uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
De rechtbank ziet in dit geval reden om af te wijken van de oriëntatiepunten omdat zij bij het bepalen van de strafmaat rekening houdt met de omstandigheid dat verdachte zelf ook aanzienlijk letsel heeft opgelopen, te weten een gebroken nekwervel, een gebroken elleboog en een verbrijzelde knieschijf. Bovendien voelt verdachte zich nog steeds zeer schuldig aan de aanrijding ook omdat zijn vriend, bijrijder [slachtoffer 1] , hierbij ernstig gewond is geraakt.
De rechtbank stelt verder vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn voor berechting die niet aan de verdachte te wijten is. Verdachte is op 21 januari 2020 gehoord en hem is toen meegedeeld dat hij zou worden gedagvaard. Aan die mededeling kon verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat hij vervolgd zou worden. De rechtbank wijst meer dan twee jaar later vonnis. Uitgangspunt is dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is in deze zaak niet gebleken. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt bijna twee maanden en moet matiging van de op te leggen straf tot gevolg hebben.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van een lagere mate van schuld dan de officier van justitie heeft gevorderd en zal ook daarmee in strafmatigende zin rekening houden.
De rechtbank zou voor het bewezenverklaarde feit en zonder de overschrijding van de redelijke termijn aan verdachte een taakstraf van honderdtien uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren hebben opgelegd.
Rekening houdend met alle omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn in het bijzonder, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van honderd uren, te vervangen door vijftig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Wetboek van Strafrecht en
179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
Mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.
Buiten staat
Mr. Heutink is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 maart 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Op 10 januari 2020 reed ik ‘s avonds als bestuurder in mijn auto. Dit is een oudere Nissan Micra voorzien van kenteken [kenteken 1] . De auto is niet voorzien van een antiblokkeersysteem. [slachtoffer 1] zat als passagier naast mij. Ik reed in de richting van Almelo. Ik ben linksaf de Ypeloweg en hierna rechtsaf de Leemslagenweg opgereden in de richting van Almelo. Ik ben de eerste brug overgegaan, over de A35. Ik zag in de verte groot licht aan komen en wist dat er een tegenligger aankwam. Ik heb deze weg vaker gereden en weet hoe de weg loopt. Ik ben ter plaatse goed bekend. Ik heb te hard gereden. Vlak bij de bocht naar rechts zag ik dat de weg smaller werd. De tegenligger reed al op dat stuk. Ik heb eerst mijn voet van het gaspedaal gehaald, maar zag dat ik onvoldoende snelheid minderde. Ik heb vervolgens vol op mijn rem getrapt om tot stilstand te komen. Ik voelde toen dat mijn wielen blokkeerden en dat ik geen macht meer over mijn stuur had. Ik gleed gewoon rechtdoor. Ik voelde toen een harde klap. Ik ben tegen de auto van de tegenligger gereden en mijn auto is tegen een boom tot stilstand gekomen. Ik weet dat [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen. Ik weet dat hij een klaplong had. Ik weet dat ook [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen.
2.
Het proces-verbaal FO (Forensische Opsporing)-verkeer, afdeling Specialistische Ondersteuning, genummerd PL06-2020016665 en de daarbij gevoegde bijlagen, opgemaakt door [verbalisant] , en gesloten op 24 februari 2020, voor zover inhoudend:
Op 11 januari 2020, omstreeks 00:40 uur, hebben wij een onderzoek ingesteld naar het hierna bedoelde verkeersongeval.
1.2.
Voertuigen [1]
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
> personenauto, merk Nissan, type Micra, kenteken [kenteken 1] , verder te noemen Nissan, met twee inzittenden.
> personenauto, merk Toyota, type Yaris, kenteken [kenteken 2] , verder te noemen Toyota, met één inzittende.
2.1.2
Wegsituatie
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
Leemslagenweg, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Almelo in de
gemeente Almelo. Het ongeval vond, gezien de rijrichting van het voertuig, merk Nissan, plaats in een flauwe bocht naar rechts van de Leemslagenweg. De rijbaan was bestemd voor verkeer in beide richtingen, had een breedte van circa 4 tot 4,7 meter en was niet verdeeld in rijstroken. Op de plaats van het ongeval was de weg niet voorzien van wegmarkering.
2.1.3
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Wij zagen het volgende:
Voor personenauto's bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 km/h.
2.2.1
Sporen op plaats ongeval
In de rijrichting, die de Nissan vlak voor het ongeval gehad moet hebben, zagen wij op het wegdek recente sporen, namelijk twee
4.3.
Snelheidsberekening
Door Forensische Opsporing Verkeer (voorheen VOA), politie Oost Nederland, werd een indicatieve snelheidsberekening gemaakt. Uit de berekening volgde dat de Nissan zeer waarschijnlijk, bij aanvang van het remblokkeerspoor, een snelheid had van minimaal 117 km/h en maximaal 126 km/h.
4.4.
Zicht
Het ongeval had plaatsgevonden op een relatief smalle buitenweg, voorzien van (flauwe) bochten naar links en rechts. Vanuit de rijrichting van de Nissan gezien, reed deze in de richting van een flauwe bocht naar rechts. Vlak voor deze bocht stond aan de rechterzijde een woning met bijgebouwen en bomen parallel aan de weg. Dit zorgde voor minder overzicht naar de bocht naar rechts. Het is aannemelijk dat het naderen van de rechter bocht met een hogere snelheid dan de daar geldende maximumsnelheid, enige invloed heeft gehad op het zicht op verkeer dat zich eveneens op die weg bevond in, dan wel na de bocht naar rechts Bij duisternis, zoals daar sprake van was ten tijde van het
ongeval, zouden lichtbundels van tegemoetkomende motorvoertuigen echter zichtbaar kunnen zijn. Van verkeersdeelnemers mag verwacht worden dat ze daarop anticiperen en de snelheid en de positie op de weg hierop aanpassen.
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
Oorzaak
Op 10 januari 2020 omstreeks 22:48 uur, reden de Nissan en Toyota ten opzichte van elkaar in tegengestelde richting op de Leemslagenweg buiten de bebouwde kom van Almelo. De Nissan reed daarbij in de richting van Almelo en de Toyota komende uit de richting Almelo. Vlak voor een flauwe bocht naar rechts, gezien vanuit de rijrichting van de Nissan, ontstond er een aanrijding.
Toedracht
De Nissan reed met een snelheid hoger dan de ter plaatse geldende
maximumsnelheid, gaande in de richting van Almelo. Op de plaats van het ongeval was er sprake van een rechte weg voor wat betreft de rijrichting van de Nissan, gevolgd door een (flauwe) bocht naar rechts. De Toyota reed vanuit de tegenovergestelde rijrichting de voornoemde bocht door. Op het moment dat de bestuurder van de Nissan de naderende Toyota opmerkte, remde de bestuurder dermate hard dat daardoor de voorwielen blokkeerden en de Nissan onbestuurbaar werd. Hierdoor gleed de Nissan rechtuit, naar de zijde van de weg bestemd voor het tegemoetkomende
verkeer en botste frontaal op de Toyota, waarna zowel de Nissan als de Toyota rechtsom roteerden en de Nissan met de linkerzijde tegen een boom aan kwam.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 21 janiuari 2020, pagina 22-23, voor zover inhoudend:
Op 10 januari 2020 omstreeks 22:40 uur ben ik samen met mijn vriend [verdachte] in zijn auto weggereden in de richting van Almelo. Wij zijn de Leemslagenweg opgereden. Ik hoorde plotseling piepen van banden van de auto en ik voelde dat er geremd werd door [verdachte] . Ik keek toen op en zag toen koplampen op mij afkomen. Toen hoorde en voelde ik een harde klap. Na de klap voelde ik direct pijn in mijn pols. Ik zag toen dat wij een aanrijding hadden gehad en dat de auto in elkaar zat. Wij waren tegen een andere auto aangereden.
Ik heb de navolgende verwondingen door de aanrijding opgelopen:
- rechterarm pols gebroken;
- linkerarm diverse fracturen in de hand;
- klaplong;
- 1 rib gebroken;
- verwondingen in gezicht, zoals blauwe ogen;
- bult op het hoofd;
- diverse sneetjes en schaafwonden op benen en armen;
- een dikke opgezwollen linkerknie.

4.

- Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring van 5 februari 2020, pagina 26, voor zover inhoudend:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1]
Uitwendig waargenomen letstel:
Fractuur rechter pols
Fractuur linker pols
Fractuur linker wijsvinger
Geschatte genezingsduur 12 weken
5.
- Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , proces-verbaal nummer PL0600-2020016665-14 en als bijlage gevoegd bij het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020016665-1, voor zover inhoudend:
U vraagt aan mij wat ik nu nog heb overgehouden aan mijn verwondingen van de aanrijding in januari 2020 op de Leemslagenweg. Ik heb aan mijn linkerhand nog steeds de punt van mijn pinkvinger welke scheef staat. De middelvinger van mijn linkerhand is sinds kort uit de spalk en kan ik nog niet geheel gebruiken. Op dit moment is nog niet geheel duidelijk hoe en of ik mijn linkerhand en dan vooral de functies van mijn pinkvinger weer geheel kan gebruiken.
6.
- Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] van 10 januari 2020, pagina 17-18, voor zover inhoudend:
Op 10 januari 2020, reed ik met mijn personenauto een Toyota Yaris op de Leemslagenweg te Almelo. Ik reed op dat moment Almelo uitwaarts. Ik zag in tegenovergestelde richting een personenauto rijden. Deze was op het moment van het zien een eind bij mij vandaan. Ik zag dat de auto hard reed en dat de auto op mijn weggedeelte kwam. Ik heb op dat moment geprobeerd om de auto te omzeilen. Dit lukte niet en het volgende moment voelde en hoorde ik dat wij met elkaar in botsing kwamen.
7.
- Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring van 29 januari 2020, ondertekend door L.M. Verboom, arts, pagina 20, voor zover inhoudend:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 2]
Uitwendig waargenomen letsel:
gipsimmobilisatie ivm polsfractuur links
schaafwond rechterhand
Bloeduitstorting linkerzijde borst
nekklachten
8.
- Het proces-verbaal van [slachtoffer 2] van 13 november 2020, genummerd PL0600-2020016665-15 en als bijlage gevoegd bij het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020016665-1, voor zover inhoudend:
U vraagt aan mij wat ik nu nog heb overgehouden aan mijn verwondingen van de aanrijding in januari 2020 op de Leemslagenweg. Ik heb rugletsel, een duimfractuur linkerhand en een tweetal sneden in mijn rechterhand overgehouden aan de aanrijding. Ik ben ZZP en muzikant van beroep. Ik geef onder andere les aan leerlingen. Door de opgelopen verwondingen heb ik 2 à 3 maanden geen les kunnen geven aan leerlingen. Ik heb mijn normale werkzaamheden toen niet kunnen uitvoeren. Na deze 3 maanden heb ik langzamerhand weer mijn normale werkzaamheden kunnen oppakken. Ik ben echter nog steeds niet voor 100% aan het werk.
Ik heb wel een lange lichamelijk (fysieke) maar ook psychische nasleep van dit ongeval.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft hier en verder in dit bewijsmiddel de nummering zoals gebruikt in het proces-verbaal FO overgenomen.