Op 28 februari 2022 vond een pro forma zitting plaats in de strafzaak tegen de verdachte, die via videoconferentie aanwezig was. De rechtbank Overijssel, onder leiding van voorzitter mr. G.H. Meijer, behandelde de zaak in het kader van het onderzoek Elrits, waarin meerdere verdachten betrokken zijn. De rechtbank gaf aan dat er geen wettelijke basis bestaat voor procesafspraken in de loop van een strafprocedure, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn. De rechtbank concludeerde dat de inzet op procesafspraken in deze complexe zaak niet zal leiden tot een vereenvoudiging van de afdoening, maar eerder tot complicaties. De rechtbank besloot daarom de zaken op reguliere basis voort te zetten.
De officier van justitie, mr. T. Feuth, gaf aan dat er verkennende gesprekken hebben plaatsgevonden met verschillende raadslieden over procesafspraken, maar dat er in veel zaken geen overeenstemming is bereikt. De rechtbank benadrukte dat procesafspraken moeten bijdragen aan de ontlasting van het strafrechtsysteem, maar dat dit in de huidige situatie niet het geval lijkt te zijn. De rechtbank schorste het onderzoek tot de volgende pro forma zitting op 23 mei 2022, waarbij de verwachting is dat de zaken in het najaar van 2022 inhoudelijk behandeld kunnen worden.
De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. Kurvers, vroeg om gelijktijdige behandeling van een oude strafzaak van de verdachte, maar de rechtbank gaf aan dat dit afhankelijk is van de voortgang van het onderzoek Elrits. De rechtbank blijft de regie over het proces behouden en zal de verdere ontwikkelingen nauwlettend volgen.