ECLI:NL:RBNNE:2022:1972

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
18/132652-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdoening van strafzaken met procesafspraken in het onderzoek Druif

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, terecht op beschuldiging van strafbare feiten in het kader van het onderzoek Druif. De rechtbank hield regiezittingen op 15 en 17 december 2021, waarbij de officier van justitie aangaf dat gesprekken waren gestart met verschillende raadslieden om procesafspraken te maken. Op 19 mei 2022 werd de zaak opnieuw behandeld, waarbij de verdachte niet aanwezig was. De rechtbank constateerde dat met vijf van de acht verdachten procesafspraken waren gemaakt, maar dat de verdachte geen procesafspraken wilde maken met het Openbaar Ministerie. De rechtbank benadrukte dat de afdoening van de zaak niet opportuun was, gezien de complexiteit en de verschillende belangen van de betrokken verdachten. De rechtbank besloot de zaak op reguliere basis voort te zetten, waarbij de voordelen van procesafspraken niet opwogen tegen de nadelen, vooral gezien het feit dat niet met alle verdachten afspraken waren gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de onzekerheid rondom de procesafspraken en de mogelijke rechtsongelijkheid tussen de verdachten een belangrijke rol speelden in de beslissing om de zaak niet via procesafspraken af te doen. De rechtbank schorste het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd en droeg de stukken over aan de rechter-commissaris voor nader onderzoek.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/132652-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 19 mei 2022 en 31 mei 2022
Tegenwoordig:
mr. J. Edgar, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, en mr. L. Lamers, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. G. Veenstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, gedagvaard als:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadslieden van verdachte zijn ter terechtzitting aanwezig, mr. P.P.J. van der Meij en mr. N. Delsing, beiden advocaat te Amsterdam.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk weergegeven. Namens de verdediging voert telkens mr. P.P.J. van der Meij het woord.
De rechtbank hervat het onderzoek van de zaak in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 17 december 2021.
De behandeling van de zaak tegen de verdachte geschiedt -op praktische gronden- gelijktijdig met de behandeling van de volgende zaken, maar zonder dat deze worden gevoegd:
  • de zaak onder parketnummer 18/132609-21 tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] ;
  • de zaak onder parketnummer 18/132661-21 tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] ;- de zaak onder parketnummer 18/132597-21 tegen de medeverdachte [medeverdachte 3] .
De voorzitter deelt mede dat het vandaag om een regiezitting gaat waarbij de ontwikkelingen met betrekking tot de procesafspraken centraal staan. Op de regiezitting van 15 en 17 december 2021 heeft de officier van justitie meegedeeld dat er gesprekken gestart waren met een aantal raadslieden in het onderzoek Druif teneinde te onderzoeken of zij onderling tot afspraken konden komen met betrekking tot de afdoening van de zaak, zogeheten procesafspraken. In maart van dit jaar is er, zoals door de rechtbank verzocht ten tijde van de regiezitting in december vorig jaar, schriftelijk verslag gedaan van de stand van zaken met betrekking tot de procesafspraken. De rechtbank heeft daar schriftelijk op gereageerd. Deze stukken zijn toegevoegd aan het dossier. Gebleken is dat er met vijf van de acht verdachten tot procesafspraken is gekomen. Verdachte heeft te kennen gegeven geen procesafspraken te willen maken met het Openbaar Ministerie (hierna: OM). Voorts had de rechtbank in aanloop naar deze tweede regiezitting de raadslieden verzocht om, als er nadere onderzoekswensen zijn, deze kenbaar te maken. In de zaak van verdachte zijn geen aanvullende onderzoekswensen ontvangen.
De voorzitter deelt mede welke stukken er zijn nagekomen na de regiezitting in december 2021, te weten:
  • een notitie d.d. 17 mei 2022 van het OM betreffende de actuele stand van zaken met betrekking totde procesafspraken;
  • een afschrift van de machtiging van de rechter-commissaris in verband met de opname vanvertrouwelijke communicatie (OVC) in het kantoorpand van [medeverdachte 3] , afgegeven in onderzoek Zandpol;
  • vijf ondertekende overeenkomsten inzake procesafspraken, te weten van de verdachten
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] ;
- een e-mail van mr. Van der Meij inhoudende dat verdachte zich niet wil conformeren aan de(proces)afspraken die worden voorgesteld in de door de officier van justitie aan hem toegezonden overeenkomst.
De voorzitter merkt voorts op dat de rechtbank, anders dan verzocht tijdens de regiezitting in december 2021, geen algemeen relaas heeft ontvangen waarin alle bevindingen – bij voorkeur in chronologische volgorde – worden samengevat.
De officier van justitie reageert dat hier nog geen aanvang mee is gemaakt omdat het voor het OM niet helemaal duidelijk was wat de rechtbank precies wenste te ontvangen.
De voorzitter verduidelijkt dat de rechtbank een algemeen relaas wenst te ontvangen waarin op chronologische volgorde een korte beschrijving wordt gegeven van alle stukken die zich in het dossier bevinden.
De officier van justitie geeft desgevraagd aan dat het klopt dat medeverdachte [medeverdachte 5] nog niet door de politie is verhoord. Dat heeft er enerzijds mee te maken dat hij lastig te bereiken is, en anderzijds met de procesafspraken die in zijn zaak tot stand zijn gekomen. Het streven is echter nog steeds om hem door de politie te laten verhoren.
De raadsman merkt op dat verdachte zich inmiddels in Nederland bevindt, dat hij nu goed te bereiken is en dat hij op 8 maart 2022 door de politie is verhoord.
De officier van justitie reageert dat hij er zorg voor zal dragen dat de betreffende stukken aan het dossier worden toegevoegd.
De officier van justitie deelt de meest actuele stand van zaken met betrekking tot de procesafspraken mede:
In de maanden januari tot en met april hebben er gesprekken plaatsgevonden met alle advocaten van alle verdachten in het onderzoek Druif om te kijken of de zaak zich leent voor het maken van procesafspraken. Dat heeft erin geresulteerd dat er met de verdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] procesafspraken zijn gemaakt die zijn vastgelegd in ondertekende overeenkomsten. Een en ander met het uitdrukkelijke voorbehoud dat het aan de rechtbank is om aan de hand van de vragen in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) een oordeel te vormen over de verdenking, de bewijsbaarheid en op te leggen straf. De vraag is hoe de inhoudelijke behandeling van het onderzoek Druif verder vormgegeven moet worden. Met de overige drie verdachten, [medeverdachte 2] . [medeverdachte 7] en [verdachte] zijn namelijk geen procesafspraken gemaakt. Opmerking verdient daarbij dat in de zaak van verdachte [verdachte] , anders dan de andere twee verdachten zonder procesafspraken, onderzoekswensen zijn toegewezen. In de notitie d.d. 17 mei 2022 heeft
het OM getracht inzichtelijk te maken wat de gevolgen zouden zijn van het volgen van de gemaakte procesafspraken, te weten een verkorte behandeling ter zitting van die zaken, een snellere afdoening, besparing van zittingscapaciteit en ontlasting van het kabinet RC. Het is nu aan de rechtbank om een oordeel te vellen over de wenselijkheid van de procesafspraken in het onderhavige onderzoek.
De voorzitter houdt voor dat de rechtbank kennis heeft genomen van de ontwikkelingen in de jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp en dat daaruit een diffuus beeld naar voren komt. Ook is de rechtbank er van op de hoogte dat er cassatie in het belang der wet zal worden ingesteld en de voorzitter vraagt de officier van justitie of hij er zicht op heeft wanneer een uitspraak van de Hoge Raad te verwachten is.
De officier van justitie reageert dat er bij zijn weten in ieder geval voor de zomer geen uitspraak wordt verwacht.
De raadsman voert het woord:
Het was geen makkelijke beslissing voor verdachte om niet mee te gaan met de procesafspraken. Daar zijn voor hem natuurlijk risico’s aan verbonden. Maar dat geldt ook voor het accepteren van de procesafspraken. Een van de voorwaarden was immers dat de verdediging geen bewijsverweren zou mogen voeren. De verdediging stelt zich echter op het standpunt dat er inhoudelijke verweren te voeren zijn met betrekking tot de rol van verdachte. De verdediging staat al met al wat sceptisch tegenover de in de procesafspraken voorgestelde voorwaarden en de verdediging meent ook bij de rechtbank te proeven dat zij sceptisch tegenover de procesafspraken staat. Betwijfeld kan worden wat de winst is als er slechts met een aantal van de verdachten procesafspraken worden gemaakt en met een aantal de reguliere weg behandeld wordt.
Vervolgens ontving de verdediging de voorgestelde overeenkomst van het OM. In de ogen van verdachte wordt er in de verschillende strafeisen weinig gedifferentieerd naar de rol van de verschillende verdachten. De situatie waarin alle verdachten over één kam worden geschoren en de verdediging door het maken van procesafspraken niet in staat is om bewijsverweren te voeren en de rol van verdachte nader aan de orde kan stellen, roept bij de verdediging vragen op. Dat voor andere verdachten met uitgebreidere tenlasteleggingen, zoals witwassen of het bezit van een vuurwapen, volgens de procesafspraken eenzelfde strafeis als voor verdachte wordt afgesproken, voedt bij verdachte de gedachte dat met de procesafspraken hem de kans wordt ontnomen om verweer te voeren. Ook al is de uitkomst van het niet volgen van de procesafspraken mogelijk een hogere straf, in de ogen van verdachte is dat beter dan de korte weg die nu wordt gekozen waarbij niet wordt gedifferentieerd. Met betrekking tot de voorgestelde procesafspraken was voorts geen ruimte voor onderhandelingen. Er werd eenzijdig van de kant van het OM een overeenkomst gepresenteerd. Al met al is het een onzekere situatie en verdachte voelt zich weinig veilig bij de overeenkomst die hem voorligt. De onzekerheid met betrekking tot de afdoening is alleen maar vergroot door de huidige gang van zaken en er is juist vertraging opgetreden omdat we het opnieuw op een regiezitting moeten hebben over de procesafspraken.
Daar komt nog bij dat het idee over procesafspraken de laatste tijd toch wel is veranderd. Recentelijk zijn er uitspraken van rechtbank Zwolle en rechtbank Noord-Nederland verschenen waarbij, ondanks dat er procesafspraken waren gemaakt, de rechtbanken zich niet hebben geconformeerd aan die procesafspraken. Daarbij was met name van belang dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor het maken van procesafspraken. Dat is een erg principieel uitgangspunt. De vonnissen illustreren bovendien het volgende. Op het moment dat de verdediging meegaat met de procesafspraken en afstand doet van onderzoekswensen en bewijsverweren, geeft de verdediging de rechtbank ook de gelegenheid de afspraken te passeren. Als er vervolgens vonnis wordt gewezen waarbij de rechtbank niet meegaat met de procesafspraken, heeft de verdediging feitelijk een rechterlijke instantie verspeeld. Ook de onzekerheid rondom de lopende cassatieprocedure en het risico van rechtsverwerking heeft voor de verdediging een rol gespeeld in de afweging om uiteindelijk niet mee te gaan met de procesafspraken.
Kort en goed vindt verdachte de strafeis te hoog en brengt het conformeren aan procesafspraken te veel onzekerheden met zich mee voor verdachte. Verdachte is doordrongen van de risico’s van het niet accepteren van de procesafspraken maar die aanvaardt hij.
Ik handhaaf de eerdere onderzoekswensen die ik heb ingediend en reeds zijn toegewezen. Indien er in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] , waarin mr. Faassen aanvullende onderzoekswensen heeft gedaan, getuigen worden gehoord en zij belastend verklaren over verdachte, dan zal ik verzoeken om die getuigen ook te mogen horen. Om die reden lijkt het mij praktisch dat ik mij aansluit bij de door mr. Faassen in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] ingediende onderzoekswensen, inhoudende dat er geen rekening wordt gehouden met mijn agenda bij het plannen van de getuigenverhoren. Het gaat mij daarbij met name om de getuigen die iets (kunnen) zeggen over de Braziliaanse kant van het verhaal, maar ik sluit mij aan bij alle onderzoekswensen.
De officier van justitie reageert:
Ik heb er geen bezwaar tegen dat de raadsman zich aansluit bij onderzoekswensen die in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] worden toegewezen, met het voorbehoud dat er bij het plannen van de getuigenverhoren geen rekening wordt gehouden met de agenda van mr. Van der Meij.
De raadsman persisteert.
De voorzitter deelt mede dat de rechtbank zich gaat beraden over de kwestie rondom de procesafspraken en zich in het verlengde daarvan al dan niet zal buigen over de voorwaardelijk geformuleerde onderzoekswensen in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] . Gelet op de aard en complexiteit van de materie zal de rechtbank op dinsdag 31 mei 2022 om 13:00 uur haar beslissingen kenbaar maken. De voorzitter deelt voorts mede dat verdachte en zijn raadsman daar niet bij aanwezig hoeven te zijn en naar de griffie kunnen bellen om kennis te nemen van de beslissingen van de rechtbank.
De raadsman gaat ermee akkoord dat de beslissingen enkelvoudig door de oudste rechter, functionerende als voorzitter, worden uitgesproken en dat daarmee tevens het onderzoek ter terechtzitting (tijdelijk) enkelvoudig wordt voortgezet.
De voorzitter onderbreekt vervolgens het onderzoek ter terechtzitting tot dinsdag 31 mei 2022 om 13:00 uur.
Hervatting van het onderbroken onderzoek ter terechtzitting op 31 mei 2022 om 13:00 uur.
Tegenwoordig:
mr. E. Läkamp, rechter, mr. A. Vermeer, griffier.
Als officier van justitie is thans, middels een telefonische verbinding, ter terechtzitting aanwezig mr. N. Tromp.
De verdachte en de raadsman van verdachte, mr. P.P.J. van der Meij almede zijn collega mr. Delsing, zijn niet verschenen.
De rechtbank hervat het onderbroken onderzoek ter terechtzitting en de oudste rechter (functionerende als voorzitter) deelt de beslissingen van de rechtbank mede.
Procesafspraken
Op de regiezitting van 15 en 17 december 2021 heeft de officier van justitie meegedeeld dat er gesprekken gestart waren met een aantal raadslieden in het onderzoek Druif teneinde te onderzoeken of zij onderling tot afspraken konden komen met betrekking tot de afdoening van de zaak, zogeheten procesafspraken. Het vonnis van de rechtbank Limburg die dergelijke procesafspraken accordeerde was net gewezen en de rechtbank Rotterdam had, blijkens processenverbaal van een tweetal zittingen, dergelijke procesafspraken zelfs geïnitieerd.
Inmiddels zijn er in verschillende strafzaken in het hele land procesafspraken aangekondigd en gepresenteerd en zijn er meerdere rechtbanken en hoven die zich achter dergelijke afspraken hebben geschaard, ook al ontbreekt daarvoor een wettelijke basis.
Er zijn ook rechtbanken die principieel dan wel om praktische redenen niet mee gaan met de procesafspraken.
Kortom, er is landelijk een diffuus beeld ontstaan met betrekking tot de vraag of een dergelijke overeenkomst tussen het OM en de verdachte wenselijk en ook mogelijk is binnen ons rechtstelsel.
Inmiddels is bekend dat er cassatie in het belang der wet wordt ingesteld. Een uitspraak van de Hoge Raad zal uiteraard de rechtseenheid ten goede komen.
De rechtbank heeft na de regiezittingen van 15 en 17 december te kennen gegeven eerst inzicht te willen in de inhoud, aard en reikwijdte van de te maken procesafspraken alvorens een oordeel te geven over de vraag of de rechtbank ruimte ziet voor een dergelijke alternatieve afdoening. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat zij in beginsel geen reden ziet om dit traject te ondersteunen indien niet met alle verdachten procesafspraken kunnen worden gemaakt, daar indien ten aanzien van één of meerdere verdachten tot een reguliere afdoening wordt gekomen aan het proceseconomische argument beduidend minder gewicht zal kunnen worden toegekend.
Tijdens de regiezitting van 19 mei 2022 is de rechtbank voorgelicht over de laatste stand van zaken rond de procesafspraken. Getracht is om met alle acht verdachten in het onderzoek Druif te komen tot procesafspraken. Met vijf van de acht verdachten is het daadwerkelijk tot procesafspraken gekomen waarbij de procesafspraken op schrift zijn gesteld en zijn ondertekend door de officier van justitie, verdachte en zijn advocaat. Onderdeel van de onderscheidenlijke procesafspraken is overeenstemming over de inhoud van de tenlastelegging, het door de verdediging afzien van (uitvoering van) (verdere) onderzoekswensen en bewijsverweren, het afzien van hoger beroep door verdediging en het openbaar ministerie en een strafeis die lager ligt dan wat het openbaar ministerie zonder procesafspraken voornemens zou zijn geweest te vorderen.
Met drie van de acht verdachten zijn geen procesafspraken gemaakt. Twee daarvan hebben geen onderzoekswensen ingediend. Eén verdachte heeft wel onderzoekswensen ingediend. Deze onderzoekswensen zijn deels gehonoreerd. Er is – gedurende de periode dat de verdediging en het openbaar ministerie hebben gesproken over de procesafspraken – nog geen aanvang gemaakt met de uitvoering van de onderzoekswensen, voor zover bestaande uit het horen van getuigen.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft in de onderhavige zaak, indachtig de huidige ontwikkelingen in de jurisprudentie en met inachtneming van alle belangen aan de zijde van de verdachten, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de maatschappij in bredere zin, een afweging gemaakt met betrekking tot de vraag of een afdoening middels procesafspraken in vijf van de acht zaken passend is.
De rechtbank stelt voorop dat zij haar ogen niet sluit voor de voordelen en mogelijke meerwaarde van procesafspraken, nu dit proceseconomische voordelen heeft in die zin dat in veel (met name complexe) zaken – doordat er afstand wordt gedaan van onderzoekswensen en hoger beroep en er verkort vonnis wordt gewezen – tijdwinst wordt geboekt en dit alle betrokkenen in de strafrechtketen tot voordeel kan strekken. Kostbare zittingscapaciteit wordt gespaard en het kabinet RC wordt ontlast. De belasting van de strafrechtketen als geheel kan daarmee aanzienlijk beperkter zijn dan bij een reguliere afdoening. Niet minder belangrijk is dat de verdachte in de meeste gevallen sneller duidelijkheid zal verkrijgen over de uitkomst van zijn zaak.
De rechtbank ziet naast de voordelen van procesafspraken echter ook nadelen, temeer nu in onderhavig zaak sprake is van meerdere verdachten en niet met alle verdachten tot procesafspraken is gekomen.
De onderhavige casus is bijzonder in die zin dat het een zaak betreft met een aanzienlijk aantal verdachten waarvan bijna de helft niet ‘meedoet’ met de procesafspraken. Een vergelijkbare situatie heeft zich in de rechtspraak tot nu toe slechts één keer voorgedaan, waarbij de rechtbank oordeelde dat procesafspraken in die zaak niet voor de hand lagen.
1De onderhavige zaak wijkt ook op andere punten af van de zaken waarin in de jurisprudentie tot nu toe tot een afdoening middels procesafspraken is gekomen. Die zaken betroffen veelal uitzonderlijke gevallen, te weten oude zaken en/of complexe en omvangrijke zaken die zich jarenlang voort (dreigen te) slepen. Hier is geen sprake van een (zeer) oude zaak of een zaak die zich kenmerkt door een (zeer) grote complexiteit.
Een niet te onderschatten nadeel is van praktische aard; indien de rechtbank mee gaat in de procesafspraken zal dit nopen tot een afsplitsing van de zaken, omdat in vijf van de acht zaken de afsprakenprocedure
zal kunnenworden gevolgd en in de andere drie zaken de reguliere strafrechtelijke procedure
zal moetenworden gevolgd. Voor twee van die drie zaken geldt dat het vervolg van de reguliere strafrechtelijke procedure mede zal bestaan uit nader door de rechtercommissaris te verrichten onderzoek, bestaande uit het horen van alle (mede)verdachten. Dit brengt met zich mee dat een tweede samenstelling rechters zich zal moeten buigen over deze zaken. Dat is een enorme belasting voor de rechtspraak en daarmee voor de strafrechtketen in zijn geheel waardoor verschillende van de hiervoor genoemde voordelen van het maken van procesafspraken reeds komen te vervallen. Het is voorts zeer de vraag of dat nadeel voldoende gecompenseerd wordt door de proceseconomische voordelen ten aanzien van de verdachten waarmee wel tot procesafspraken is gekomen.
In dit verband is ook van belang dat cassatie in belang der wet zal worden ingesteld. Niet ondenkbaar is dat, voordat de rechtbank tot een eindoordeel zal komen in de zaken waarin verdachten tot procesafspraken zijn gekomen, de Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor dergelijke afspraken, zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestaat, in het huidige straf(proces)recht geen plaats is. Het ligt in dat geval niet voor de hand dat de rechtbank bij een dergelijk stand van de jurisprudentie nog ‘mee zou kunnen gaan’ met de procesafspraken.
Daarnaast stelt de rechtbank zich de vraag of een afsplitsing er niet toe zal leiden dat gezamenlijk bij de rechtbank aangebrachte zaken te veel uit elkaar gaan lopen en mogelijk zelfs rechtsongelijkheid in de hand zal werken. De situatie is immers goed denkbaar dat zaken met een cluster verdachten zoals in de onderhavige zaak, met hetzelfde dossier, hetzelfde feitencomplex en grotendeels overeenkomende tenlasteleggingen door een afsplitsing ten gevolge van procesafspraken uitmonden in vonnissen die met betrekking tot een bewezenverklaring dan wel kwalificatie van de feiten of strafmaat flink uiteen kunnen lopen. Bijvoorbeeld omdat nader onderzoek, voortschrijdend inzicht en tijdverloop een ander licht op de feiten werpt. De rechtsgevolgen voor de verdachten mét procesafspraken en de verdachten zónder procesafspraken kunnen zodoende aanzienlijk verschillen ten gevolge van een afsplitsing. Hoewel de verdachten tegengeworpen kan worden dat dat een gevolg is van hun eigen keuze om procesafspraken te maken, en het tevens zo is dat ook zonder procesafspraken dergelijke situaties zich kunnen voordoen, berust er naar het oordeel van de rechtbank op haar ook een taak om de rechtsgelijkheid te bewaken en de rechten en vrijheden van verdachte te beschermen.
Ook voor de vijf verdachten waarmee procesafspraken zijn gemaakt, bestaan in het oog springende nadelen aan de te volgen procedure. Wanneer de rechtbank op dit moment zou oordelen niet onwelwillend tegenover die procesafspraken te staan en dat traject zou worden voortgezet, is het immers nog steeds goed denkbaar dat de rechtbank na onderzoek ter terechtzitting en beantwoording van de vragen ingevolge de artikelen 348 en 350 WvSv tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging wenst te komen dan voorgesteld in de procesafspraken. In dat geval zou het onderzoek heropend moet worden en zal de zaak zich opnieuw in de regiefase bevinden omdat er reeds onderzoekswensen zijn toegewezen zonder dat deze al zijn uitgevoerd en er voorts in één zaak sprake is van onderzoekswensen onder de voorwaarde dat de rechtbank niet meegaat met de procesafspraken. Ook die zouden dus, voor zover toegewezen, alsnog moeten worden uitgevoerd. Dit zou geen versnelling en vereenvoudiging van het strafproces betekenen, maar juist een aanzienlijke vertraging. Bovendien zou een en ander juist een grotere belasting voor de strafrechtketen met zich brengen dan wanneer van meet af aan de reguliere weg wordt gevolgd. Getuigen die reeds in de zaken van de drie verdachten zónder procesafspraken zijn gehoord, zouden dan immers nogmaals door de rechter-commissaris gehoord moeten worden. De te behalen proceseconomische voordelen zijn daarom erg onzeker en kwetsbaar.
Conclusie
Als al zou moeten worden geoordeeld dat procesafspraken zoals in deze zaak zijn gemaakt zonder wettelijke grondslag toelaatbaar wordt geacht, is, alles afwegende, de conclusie onontkoombaar dat in deze zaken afdoening conform die procesafspraken niet opportuun is.
De rechtbank zal de zaken daarom op reguliere basis voortzetten.
Tot zover de procesafspraken.
Aansluiten bij onderzoekswensen medeverdachten
Mr. Van der Meij heeft zich ter terechtzitting van 19 mei 2022 namens verdachte [verdachte] aangesloten bij de in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] ingediende onderzoekswensen. Nu mr. Van der Meij zich ongemotiveerd heeft aangesloten bij de onderzoekswensen en de (toegewezen) onderzoekswensen specifiek zien op de rol van medeverdachte [medeverdachte 1] , zodat zonder nadere toelichting niet duidelijk is op basis waarvan de toegewezen getuigen ook iets zouden kunnen verklaren over de rol van verdachte [verdachte] , wordt het verzoek om zich bij die onderzoekswensen te mogen aansluiten, afgewezen.
Schorsing onderzoek ter terechtzitting
De rechtbank schorst vervolgens het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd en stelt – gelet op de beslissingen genomen op 17 december 2021 – de stukken in handen van de rechtercommissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde nader onderzoek te verrichten door middel van het horen van de navolgende personen als getuige:
- [ [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] ,
[woonplaats] ;
- [ [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] ,
[woonplaats] , althans [straatnaam] , [woonplaats] ;
- [ [medeverdachte 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] ,
[woonplaats] ;
- [ [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] ,
[woonplaats] ;
- [ [medeverdachte 7] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] ,
[woonplaats] ;
  • [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ;
  • [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] dan wel te [straatnaam] , [woonplaats] ;
De voorzitter beveelt de oproeping van verdachte tegen een nader te bepalen terechtzitting en tijdstip met kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
1. Rechtbank Overijssel, 28 februari 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:695.