ECLI:NL:RBOVE:2022:636

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
C/08/276559 / KG ZA 22-21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking verdeling nalatenschap en ontruiming en verkoop van woning

In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat de voorzieningenrechter [gedaagde], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [de onderbewindgestelde], veroordeelt tot medewerking aan de verdeling van de nalatenschap van hun overleden moeder. De moeder is overleden op [datum] 2021, en de nalatenschap omvat onder andere de woning aan [het adres] te [woonplaats]. Eiser en [de onderbewindgestelde] zijn de enige erfgenamen, waarbij eiser 75% van de nalatenschap ontvangt en [de onderbewindgestelde] 25%. Eiser heeft de nalatenschap zuiver aanvaard, terwijl [de onderbewindgestelde] deze beneficiair heeft aanvaard. Eiser stelt dat [de onderbewindgestelde] financieel niet in staat is om de woning over te nemen en dat de woning moet worden verkocht om de erfbelasting te kunnen betalen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser toegewezen, waarbij [gedaagde] is veroordeeld om medewerking te verlenen aan de ontruiming van de woning en de verdeling van de roerende zaken in de woning. De termijn voor ontruiming is vastgesteld op één maand na betekening van het vonnis. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van eiser om de nalatenschap af te wikkelen zwaarder weegt dan het woonbelang van [de onderbewindgestelde].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/276559 / KG ZA 22-21
Vonnis in kort geding van 1 maart 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. A.T. Slofstra te Leeuwarden,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. Presidio Bewind & Beheer, in hoedanigheid van bewindvoerder van [de onderbewindgestelde] ,
zaakdoende te Rijssen ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft op 7 februari 2022 de dagvaarding met producties aan [gedaagde] laten betekenen. Op 10 februari 2022 heeft [eiser] aanvullende producties in het geding gebracht. Op 11 februari 2022 heeft [eiser] een herstelexploot aan [gedaagde] laten betekenen. Op
14 februari 2022 heeft er e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen de advocaat van [eiser] , mr. Slofstra, [gedaagde] en deze rechtbank. De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden op 15 februari 2022 via Teams. [eiser] is verschenen, samen met zijn vrouw [B] . Zij zijn tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan door mr. Slofstra. Ook [gedaagde] is verschenen. Mevrouw [A] , de mentor van [de onderbewindgestelde] , hierna te noemen [de onderbewindgestelde] , luisterde via [gedaagde] mee met de telefoon. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.De inleiding

Waar gaat de zaak over?2.1. [eiser] en [de onderbewindgestelde] zijn broers. De moeder van de broers is overleden op
[datum] 2021. Ten tijde van haar overlijden was zij weduwe van de vader van de broers. Met het overlijden van de moeder dient de nalatenschap te worden verdeeld. [de onderbewindgestelde] woont nog in het ouderlijk huis aan [het adres] te [woonplaats] , dat onderdeel is van de nalatenschap. [eiser] woont elders. [de onderbewindgestelde] is financieel niet in staat de woning over te nemen. De goederen van [de onderbewindgestelde] staan onder bewind bij [gedaagde] . [gedaagde] is gedagvaard in zijn hoedanigheid van bewindvoerder.
Tevens is er ten behoeve van [de onderbewindgestelde] een mentor benoemd, mevrouw [A] . In dit kort geding vonnis wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] ten aanzien van de verdeling van de nalatenschap en de ontruiming van de woning toe. De motivering van deze beslissing volgt hieronder.

3.3. De feiten

3.1.
[eiser] en [de onderbewindgestelde] zijn de enige erfgenamen van de moeder. Nadat de vader is overleden, is op [datum] 2021 de moeder overleden.
3.2.
De moeder heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt en heeft bepaald dat zij aan [de onderbewindgestelde] 25% van haar nalatenschap nalaat en aan [eiser] 75%. [de onderbewindgestelde] heeft de nalatenschap via [gedaagde] als bewindvoerder beneficiair aanvaard. [eiser] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard en is tevens door moeder benoemd tot bewindvoerder over de nalatenschap die aan [de onderbewindgestelde] toekomt. Ook is [eiser] benoemd tot testamentair-executeur.
3.3.
Tot de nalatenschap behoort onder andere de woning aan [het adres] te [woonplaats] , hierna: de woning. De woning is nog niet verdeeld. Bij leven van de ouders was [de onderbewindgestelde] reeds woonachtig in de woning. Na het overlijden van de vader en de moeder is [de onderbewindgestelde] in de woning blijven wonen. De vaste lasten van de woning worden betaald van de bankrekening van moeder. Ter verder afwikkeling van de nalatenschap heeft [eiser] meerdere keren getracht om in overleg te treden met [de onderbewindgestelde] en/of [gedaagde] . Partijen hebben geen nadere afspraken kunnen maken.
3.4.
Bij brief van 4 mei 2021 heeft de advocaat van [eiser] aan [de onderbewindgestelde] (en [gedaagde] ) laten weten dat de ontstane situatie niet kan voortduren en dat [de onderbewindgestelde] de woning voor
20 augustus 2021 dient te verlaten. [de onderbewindgestelde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.
3.5.
Bij brief van 7 september 2021 is [de onderbewindgestelde] opnieuw gesommeerd om de woning te verlaten, nu uiterlijk 1 november 2021. [de onderbewindgestelde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.
3.6.
[gedaagde] en [eiser] hebben bij makelaar [C] een waardebepaling van de woning gevraagd. [C] heeft de waarde van de woning bepaald op € 240.000,00.
3.7.
De WOZ-waarde is vastgesteld op € 259.000,00 op peildatum 1 januari 2021.
3.8.
Uiterlijk 11 februari 2022 moet er aangifte erfbelasting worden gedaan. Daarna volgt de aanslag successierechten.

4.Het geschil

De vordering4.1. [eiser] vordert -samengevat- dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:
I. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt om, voor zover nodig samen met [de onderbewindgestelde] mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap;
II. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt om te bewerkstelligen dat binnen 14 dagen, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de woning staande en gelegen aan [het adres] [woonplaats] door [de onderbewindgestelde] zal worden verlaten met medeneming van de eigen spullen en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiser te stellen en de woning ontruimd te laten;
III. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt om binnen 7 dagen na het verlaten van de woning door [de onderbewindgestelde] , althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, zo nodig samen met [de onderbewindgestelde] , met [eiser] over te gaan tot verdeling van de roerende zaken in de woning welke behoren tot de nalatenschap;
IV. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt om voor zover nodig medewerking te verlenen aan het verlenen van de opdracht tot verkoop aan de makelaar tegen de door de makelaar bepaalde verkoopprijs vrij van huur en gebruik;
V. bepaalt dat partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst dienen aan te gaan met degene die een marktconforme prijs biedt, en dat in het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod marktconform is, zij zich dienen te conformeren aan de door de makelaar aangegeven marktconforme prijs vrij van huur en gebruik;
Vl. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt in de (na) van deze procedure.
4.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering brengt [eiser] het volgende naar voren. De woning moet worden verkocht aan een derde omdat [de onderbewindgestelde] financieel niet in staat is om de woning over te nemen. Zolang [de onderbewindgestelde] weigert mee te werken aan de verkoop van de woning, kan de nalatenschap niet worden afgewikkeld. De erfbelasting c.q. successierechten moeten binnenkort betaald worden en zolang de woning niet is verkocht, dient [eiser] dit uit eigen financiële middelen te voldoen. [eiser] heeft daartoe niet voldoende financiële middelen. [de onderbewindgestelde] woont in de woning zonder daarvoor woonlasten te betalen. Er is geen huurovereenkomst gesloten, er kan volgens [eiser] hoogstens sprake zijn van een gebruikersovereenkomst. De woonlasten worden afgeschreven ten laste van de bankrekening van moeder, dus ten laste van de nalatenschap. [eiser] vindt dat van hem niet kan worden verwacht dat hij in de onverdeelde boedel blijft. [de onderbewindgestelde] moet de woning verlaten zodat makelaar [C] de woning in de verkoop kan nemen. De woning verkopen aan belegger [D] zoals door [gedaagde] geopperd, is volgens [eiser] geen goede oplossing. Het gat tussen de getaxeerde waarde van [C] versus het bedrag dat [D] wil betalen, is te groot.
Het verweer
4.3.
[gedaagde] heeft erkend dat [de onderbewindgestelde] de kosten van woning niet kan dragen. [de onderbewindgestelde] staat ingeschreven bij woningbouwverenigingen en heeft ook wel op woningen gereageerd, maar [de onderbewindgestelde] heeft deze afgewezen: de woningen waren volgens [de onderbewindgestelde] niet geschikt. [de onderbewindgestelde] stelt dat hij in de woning mag blijven wonen zolang hij wil, dit zou de moeder hebben gezegd. Om uit een impasse te komen heeft [gedaagde] gepoogd om een belegger, de heer [D] , de woning te laten kopen, waarna [de onderbewindgestelde] woning kan huren. [D] heeft een bedrag genoemd van € 180.000,00 voor de woning.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang5.1. Het gestelde spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen (de afwikkeling van de nalatenschap). Gelet op het gegeven dat de bankrekening waar de lasten van de woning van worden betaald bijna is uitgeput, dat er binnenkort een aanslag successierechten volgt – de aangifte is al verstuurd – en dat geen der erfgenamen deze aanslag kan betalen, dient de woning te worden verkocht. Ook met de ingenomen stelling van [eiser] dat hij niet lang in de onverdeeldheid wenst te blijven, is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang. Bovendien is het spoedeisend belang door [gedaagde] niet weersproken. Dit betekent dat [eiser] ontvankelijk is in zijn vordering.
Bewindvoerder als procespartij5.2. [gedaagde] is als formele procespartij in het geding opgeroepen en verschenen, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [de onderbewindgestelde] . Dit is in lijn met het arrest van de
Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525). Als [gedaagde] had gewild dat [de onderbewindgestelde] ook zijn zienswijze naar voren had gebracht, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om [de onderbewindgestelde] te informeren over dit kort geding en de mogelijkheid tijdens de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. [gedaagde] heeft overigens tijdens de mondelinge behandeling laten weten er bewust voor te hebben gekozen dat niet te doen, om [de onderbewindgestelde] in bescherming te nemen omdat [de onderbewindgestelde] zeer emotioneel kan reageren. Voor de (inhoudelijke) behandeling van de zaak maakt dat niet uit, nu [gedaagde] als bewindvoerder gedagvaard is en procespartij is.
Wel of niet verdelen van de nalatenschap: belangenafweging
5.3.
Partijen hebben niet vermeld in hoeverre de woning tot de nalatenschap van de voor overleden vader heeft behoord en wie de erfgenamen van de vader zijn. De voorzieningenrechter gaat daarom alleen uit van de nalatenschap van de moeder en de stellingen die partijen daarover in deze procedure hebben ingenomen.
5.4.
Niet in geschil is dat de woning vanwege de nalatenschap van de moeder aan [eiser] en [de onderbewindgestelde] toebehoort. Het uitgangspunt van de wetgever staat in artikel 3:178 BW. Hierin staat opgenomen dat niemand gehouden kan worden om in een onverdeeldheid te blijven. Dat wil zeggen dat als iemand vraagt om een gezamenlijk goed te verdelen, in dit geval [eiser] , de rechter dit in beginsel ook zal moeten doen. Alleen in heel bijzondere gevallen kan worden bepaald dat er nog niet verdeeld hoeft te worden. Dat is namelijk alleen als de belangen van degene die niet wil verdelen, aanmerkelijk groter zijn dan de belangen van degene die wel wil verdelen. De voorzieningenrechter vindt dat de belangenafweging in het voordeel van [eiser] moet uitvallen en dat van hem niet kan worden gevergd dat de nalatenschap voor wat betreft de woning onverdeeld blijft. De voorzieningenrechter motiveert dat als volgt.
5.5.
Het belang van [de onderbewindgestelde] is dat hij in de woning kan blijven wonen. Daartegenover staat het belang van [eiser] om de nalatenschap af te wikkelen, waarbij de woning tegen een reële waarde wordt verkocht. Aan de ene kant ligt er een getaxeerde waarde van
€ 240.000,00 door makelaar [C] en een WOZ-waarde die is vastgesteld op € 259.000,00. Aan de andere kant ligt er een mogelijke bereidheid van [D] om de woning voor
€ 180.000,00 te kopen, zodat [de onderbewindgestelde] mogelijkerwijs de woning onder de huursubsidiegrens van [D] kan huren.
Los van het feit dat er geen stukken in het geding zijn gebracht waarin een bod van [D] van € 180.00,00 staat opgenomen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verschil tussen de getaxeerde waarde van [C] en het bedrag van [D] groot is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] wel wat water bij de wijn heeft willen doen, maar het gat van € 50.000,00 is voor hem te groot. De voorzieningenrechter is met [eiser] van oordeel dat dit in redelijkheid ook niet van hem verwacht kan worden. Het belang van [eiser] om uit de onverdeelde gemeenschap te komen en deze te waarderen op een reële waarde weegt zwaarder dan het woonbelang van [de onderbewindgestelde] in een woning die hij zelf niet kan betalen. Dat klemt temeer nu [de onderbewindgestelde] , maar ook [gedaagde] , er al geruime tijd van op de hoogte is dat [de onderbewindgestelde] de woning moet verlaten. [de onderbewindgestelde] is diverse keren aangeschreven en aan hem is genoeg tijd gegeven om op zoek te gaan naar andere woonruimte. [de onderbewindgestelde] heeft ook al op huurwoningen gereageerd, maar vond geen van de woningen geschikt (genoeg). Dit kan bij wijze van verweer niet aan [eiser] worden tegengeworpen. De door [gedaagde] ingenomen stelling dat moeder zou hebben gezegd dat [de onderbewindgestelde] in de woning kan blijven wonen zo lang hij wil, is door [eiser] betwist en door [gedaagde] niet nader onderbouwd en leidt daarmee niet tot een ander inzicht.
5.6.
De rechtbank komt op grond van artikel 3:178 BW tot dit oordeel. De overige gronden, te weten of er sprake is van een huurovereenkomst of een gebruikersovereenkomst zal buiten beschouwing blijven. [gedaagde] heeft hiertegen overigens geen zelfstandig verweer gevoerd.
5.7.
De conclusie is dat de woning mag worden verkocht. Weliswaar zijn de gevolgen voor [de onderbewindgestelde] groot – dit betekent immers dat hij de woning waarin hij al jarenlang woont moet verlaten – maar dit betekent niet dat hij van [eiser] kan vergen dat deze nog langer wacht.
Ontruimingstermijn woning5.8. Om [de onderbewindgestelde] in de gelegenheid te stellen andere woonruimte te zoeken, wordt de termijn waarbinnen [gedaagde] zijn medewerking dient te verlenen aan de ontruiming van de woning in redelijkheid bepaald op één maand na de betekening van dit vonnis.
Termijn verdeling roerende zaken in de woning behorend tot nalatenschap5.9. [eiser] heeft verzocht om [gedaagde] te veroordelen om binnen 7 dagen na het verlaten van de woning door [de onderbewindgestelde] over te gaan tot verdeling van de roerende zaken in de woning, behorend tot de nalatenschap. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer kenbaar gemaakt. De voorzieningenrechter zal de vordering toewijzen, met dien verstande dat de termijn wordt verruimd naar een verdeling van de roerende zaken behorend tot de nalatenschap binnen één maand na het verlaten van de woning.
Medewerking verkoop woning5.10. In dit kort geding moet tevens worden beoordeeld of [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder moet meewerken aan de verkoop van de woning. Nu in dit vonnis is geoordeeld dat van [eiser] niet kan worden verwacht dat hij nog langer in de onverdeelde boedel blijft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een veroordeling tot medewerking aan de verkoop van de woning op zijn plaats is. Dat betekent dat het gevorderde wordt toegewezen.
Uitvoerbaar op de minuut en op alle dagen en uren5.11. Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [gedaagde] daartegen geen verweer heeft gevoerd. Bovendien heeft [eiser] lang genoeg heeft moeten wachten op de verdeling van de nalatenschap. Het deel van de vordering ‘op de minuut en op alle dagen en uren’, wordt afgewezen. Het vonnis is op de grond van de wet uitvoerbaar op de grosse. Daarnaast heeft [eiser] niet onderbouwd welk belang hij er bij heeft dat het vonnis uitvoerbaar op de minuut en op alle dagen en uren wordt verklaard.
Proceskosten
5.12.
Gelet op de familierechtelijke band tussen [eiser] en [de onderbewindgestelde] , zullen de proceskosten tussen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter in kort geding
6.1.
veroordeelt [gedaagde] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder om, voor zover nodig samen met [de onderbewindgestelde] , mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder om te bewerkstelligen dat binnen één maand na betekening van dit vonnis, de woning staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] , door [de onderbewindgestelde] zal worden verlaten met medeneming van de eigen spullen en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen en de woning ontruimd te laten;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder om binnen één maand na het verlaten van de woning door [de onderbewindgestelde] , zoals onder 6.2. bedoeld, zo nodig samen met [de onderbewindgestelde] , met [eiser] over te gaan tot verdeling van de roerende zaken in de woning welke behoren tot de nalatenschap;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder om medewerking te verlenen aan de opdracht tot verkoop aan de makelaar tegen de door de makelaar bepaalde verkoopprijs vrij van huur en gebruik;
6.5.
bepaalt dat partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst dienen aan te gaan met degene die een marktconforme prijs biedt en dat in het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod marktconform is, zij zich dienen te conformeren aan de door de makelaar aangegeven marktconforme prijs vrij van huur en gebruik;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
6.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.