Uitspraak
beslissing
RECHTBANK OVERIJSSEL
Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 275369 KG RK 21-545
Beslissing van 2 februari 2022
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
de belanghebbende:
mr. R. Klein, curator in het faillissement van [bedrijf] B.V.
mr. R. Klein, curator in het faillissement van [bedrijf] B.V.
1.De procedure
1.1.
Op 3 december 2021 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. A.E. Zweers, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid benoemd tot rechter-commissaris in het faillissement van verzoeker, dat is geregistreerd onder nummer F21.41.
1.2.
Mr. Zweers heeft niet berust in de wraking. Hij heeft zijn standpunt toegelicht in een schriftelijke reactie die de wrakingskamer op 31 december 2021 heeft ontvangen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft via een Skype-verbinding (vanwege de Corona-maatregelen) plaatsgevonden op 25 januari 2022. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- [verzoeker] , verzoeker;
- mr. A.E. Zweers, rechter-commissaris.
- mr. R. Klein, curator.
2.De feiten
2.1.
Verzoeker is (voormalig) bestuurder van [bedrijf] B.V. Het faillissement van deze B.V. is uitgesproken op 11 februari 2020. De curator heeft verzoeker aansprakelijk gesteld voor het tekort in dit faillissement en in dat kader een procedure bij de rechtbank ingeleid. Hieraan voorafgaand heeft de curator conservatoir beslag gelegd op het onverdeelde aandeel van verzoeker (50 procent) in de woning [adres] .
Op voorhand heeft de curator het voornemen deze maatregel te treffen aan de rechter-commissaris voorgelegd. Hiermee heeft de rechter-commissaris ingestemd waarop het beslag op de woning na verkregen toestemming van de rechtbank aan verzoeker is betekend.
Vervolgens heeft verzoeker diverse e-mails aan de rechter-commissaris gestuurd, waarin hij de rechtmatigheid van het beslag weerspreekt.
3.Het wrakingsverzoek
3.1.
Verzoeker stelt - samengevat en voor zover van belang - dat het vermoeden bestaat dat de rechter-commissaris in deze zaak partijdig is. Een rechter-commissaris dient de curator te controleren, maar daar is in dit geval onvoldoende sprake van. De curator heeft in strijd met de regels negen maanden geen voortgangsverslag geleverd, terwijl dit normaal gesproken eens per drie maanden wordt verwacht. De boedel wordt bovendien onnodig belast en de woning is geen verhaalsobject omdat de andere helft van de woning eigendom is van mevrouw [naam] . Zij zal de curator nooit toestemming geven tot verkoop van de woning. De rechter-commissaris motiveert niet waarom het standpunt van de curator wordt gevolgd, waardoor de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid wordt gewekt. Tot slot zijn er door verzoeker meerdere e-mails naar de rechter-commissaris gestuurd waar geen antwoord op gekomen is. Dit versterkt zijn beeld dat sprake is van vooringenomenheid.
4.Het standpunt van mr. Zweers
4.1.
Mr. Zweers (de rechter-commissaris) heeft in reactie hierop aangevoerd dat hij heeft ingestemd met de voorgenomen rechtsmaatregelen die de curator wenste te treffen, maar dat het uiteindelijk aan de rechtbank is om te beslissen of sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid, een betalingsverplichting en rechtmatigheid van het beslag. Dat de termijnen voor het indienen van de voortgangsverslagen door de curator zijn overschreden is niet heel ongebruikelijk en wekt geen schijn van vooringenomenheid zijnerzijds. Tot slot zijn de door verzoeker verstuurde e-mailberichten doorgestuurd naar de curator in het kader van hoor en wederhoor. De reactie hierop van de curator is doorgestuurd naar verzoeker. Op door verzoeker gestuurde e-mails stelt mr. Zweers waar nodig tijdig te hebben gereageerd. Hij plaatst bij zijn reacties de kanttekening dat het niet de taak van de rechter-commissaris is om als vraagbaak op te treden voor verzoeker. Indien gewenst dient verzoeker zich tot anderen te wenden voor juridische bijstand. Het standpunt van verzoeker dat (zijn aandeel in) de woning niet kan worden uitgewonnen, kan volgens mr. Zweers juridisch geen stand houden, waardoor er geen reden was om de curator te bewegen het beslag op te heffen of de procedure te beëindigen. Van partijdigheid is in het geheel geen sprake en mr. Zweers betreurt het dat bij verzoeker deze indruk bestaat.
5.De beoordeling
5.1.
Op grond van artikel 36 Rv [1] kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 36 Rv is ook van toepassing op een rechter-commissaris in faillissementen. De Hoge Raad heeft bepaald dat onder het ‘behandelen van een zaak’ moet worden verstaan: elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook. Dit begrip moet dus ruim worden uitgelegd. [2]
5.2.
Het uitgangspunt is dat de rechter - en dus ook de rechter-commissaris - uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.3.
In een faillissement is het de taak van de rechter-commissaris om toezicht op het beheer en de vereffening van de boedel te houden. De rechter commissaris gaat tevens na of de curator zich houdt aan de grenzen van de wet, of hij handelt in het belang van de boedel en of hij zijn taak behoorlijk vervult.
5.4.
De klachten van verzoeker zijn in wezen gericht tegen de beslissing van mr. Zweers om in te stemmen met het door de curator gewenste conservatoir beslag op de woning. De juistheid van deze beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Het is uiteindelijk aan de rechtbank, en niet aan de rechter-commissaris om de rechtmatigheid van dit beslag te beoordelen. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mr. Zweers bij het geven van deze beslissing vooringenomen was tegen verzoeker of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoeker verder niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat mr. Zweers in het nadeel van verzoeker heeft beslist kan de wrakingskamer dat niet afleiden.
Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat de curator in strijd met de geldende termijnen heeft gehandeld bij het indienen van de voortgangsverslagen, oordeelt de wrakingskamer als volgt. Op grond van artikel 73A van de Faillissementswet brengt de curator, telkens na afloop van drie maanden, een verslag uit over de toestand van de boedel. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan deze termijn door de rechter-commissaris worden verlengd. Tijdens de wrakingszitting heeft de curator toegelicht dat tweemaal uitstel is gevraagd en gekregen omdat er in deze periode geen ontwikkelingen waren. Hieruit blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer evenmin (de schijn) van vooringenomenheid dan wel partijdigheid bij de rechter-commissaris.
Tot slot kan uit de omstandigheid dat mr. Zweers niet alle e-mails van verzoeker heeft beantwoord ook geen (schijn van) partijdigheid worden afgeleid. Verzoeker was als bestuurder/aandeelhouder betrokken bij de gefailleerde rechtspersoon en is als zodanig door de curator aansprakelijk gesteld. De wrakingskamer stelt voorop dat, zoals mr. Zweers heeft gesteld, de rechter-commissaris geen vraagbaak is voor een partij die door de curator aansprakelijk is gesteld. Voor een antwoord op de vraag wat de taak van de rechter-commissaris dan wel behelst, verwijst de wrakingskamer naar hetgeen hierboven in 5.3 is overwogen. Daarnaast heeft mr. Zweers onweersproken gesteld dat de e-mails in het kader van hoor en wederhoor aan de curator zijn doorgestuurd en de reactie van de curator is doorgezonden naar verzoeker. Uiteindelijk is ook per e-mail een inhoudelijke reactie gekomen op de berichten van verzoeker. Maar ook al zou deze reactie zijn uitgebleven, dan zou dit in beginsel niet tot een geslaagd wrakingsverzoek hebben geleid nu uit een dergelijke omissie geen schijn van partijdigheid kan worden afgeleid.
5.5.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan hetgeen verzoeker heeft aangevoerd niet tot de conclusie leiden dat het uit handelen van mr. Zweers concrete feiten en omstandigheden blijken waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter-commissaris kan worden afgeleid. Evenmin is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de vrees voor partijdigheid van mr. Zweers objectief gerechtvaardigd is dan wel dat hij daartoe de schijn heeft opgewekt.
Het wrakingsverzoek zal ongegrond worden verklaard.
6.De beslissing
De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, E. Venekatte en H.T. Pos in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.H. van Ham-Kolk en in openbaar uitgesproken
op 2 februari 2022
de griffier is verhinderd de beslissing te ondertekenen de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.