ECLI:NL:RBOVE:2022:567

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
08/101175-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in inbraakzaak opticien Zwolle wegens onvoldoende bewijs

Op 28 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd verdacht van betrokkenheid bij een inbraak op een opticien in Zwolle op 12 april 2021. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs in het dossier onvoldoende specifiek was om de verdachte aan de inbraak te kunnen linken. De officier van justitie had gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, maar de verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor enige betrokkenheid van de verdachte.

Tijdens de zittingen op 4 oktober 2021 en 14 februari 2022 is het bewijs besproken, waaronder een vergelijkend schoensporenonderzoek. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het profiel en de maat van het schoenspoor overeenkwamen met de in beslag genomen schoenen, er geen karakteristieke kenmerken waren die tot identificatie konden leiden. Hierdoor was er onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, de opticien, niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde feit werd vrijgesproken. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/101175-21 (P)
Datum vonnis: 28 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 oktober 2021 en van 14 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. Leusink, en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.P.A. Vos, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 april 2021 in Zwolle, samen met anderen of alleen, 109 brillen heeft gestolen van [winkel] door middel van braak/verbreking/inklimming.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 april 2021 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een (brillen)winkel aan de Vispoortenplas, 109 brillen, althans een grote hoeveelheid brillen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,te weten aan [winkel] ,heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat van enige betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewijsmiddelen in het dossier onvoldoende specifiek om verdachte aan de inbraak te kunnen linken.
Op basis van het resultaat van het vergelijkend schoensporenonderzoek kan niet worden vastgesteld dat het schoenspoor op de plaats delict, door de in beslag genomen schoenen
– waarvan het bovendien niet vaststaat dat ze aan verdachte toebehoren – is veroorzaakt.
Weliswaar komen het profiel en de maat van het schoenspoor overeen met het profiel een de maat van de in beslag genomen linkerschoen, maar karakteristieke kenmerken die kunnen leiden tot identificatie, ontbreken.
Nu het dossier ook voor het overige onvoldoende wettig bewijs bevat om te kunnen komen tot een bewezenverklaring, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.

5.De schade van benadeelde

Namens ‘ [winkel] ’ heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De rechtbank zal de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de rechtbank verdachte van het ten laste gelegde feit vrijspreekt.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij ‘ [winkel] ’ in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.B. Bruins, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. drs. H.M. Braam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2022.
Buiten staat
Mr. drs. H.M. Braam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.