ECLI:NL:RBOVE:2022:568

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
08/231628-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van brillen door meerdere personen met braak in Zwolle

Op 28 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die samen met mededaders betrokken was bij een inbraak in een brillenwinkel in Zwolle op 12 april 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten, na het breken van een raam, 109 brillen hebben gestolen. De verdachte werd kort na de inbraak in Amsterdam aangehouden, samen met andere verdachten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, onder andere door camerabeelden en getuigenverklaringen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 7 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de benadeelde partij, de brillenwinkel, niet-ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de schade onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/231628-21 (P)
Datum vonnis: 28 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. Leusink, en van wat door de raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 april 2021 in Zwolle samen met anderen of alleen, 109 brillen heeft gestolen van [winkel] door middel van braak/verbreking/inklimming.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 april 2021 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een (brillen)winkel aan de Vispoortenplas, 109 brillen, althans een grote hoeveelheid brillen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,te weten aan [winkel] ,heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Op 12 april 2021 vindt om iets voor 4:00 uur een inbraak plaats in brillenwinkel ‘ [winkel] ’ aan de [adres 2] , waarna een voertuig met hoge snelheid is weggereden. Na een achtervolging wordt verdachte in Amsterdam aangehouden samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en nog vier personen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De camerabeelden van de stadscamera Iwatch, gericht op de Vispoortenplas, zijn uitgekeken door verbalisanten en daarop hebben zij het volgende gezien: Op 12 april om 3:57 uur rijdt een donker voertuig, vermoedelijk een Volkswagen Golf, in de richting van de Vispoortenplas, alwaar het voertuig stopt voor de winkel. Er stappen drie personen uit het voertuig, in het donker gekleed, waarvan er twee personen een tas dragen en één persoon een lichtje op zijn voorhoofd heeft. Een van de personen slaat met kracht vier keer tegen het raam van de winkel en gooit iets vanaf het raam achter zich neer. De tweede persoon raapt wat op van de grond en rent weer naar het voertuig. De derde persoon schopt tegen het raam en gaat de winkel in. Dan gaan de andere twee personen met de tassen ook de winkel in. Een minuut later komen de drie personen weer naar buiten en leggen de tassen in de kofferbak. Om 3.59.47 uur rijdt het voertuig met hoge snelheid weg. [2]
Als de politie ter plaatse komt verklaart getuige [getuige] dat hij een hele harde knal hoorde en een donkere auto keihard zag wegrijden. Hij heeft later gehoord van een buurtbewoner dat het om een donkere Golf zou gaan. [3] De donkere Volkswagen Golf wordt door de politie gevolgd over de A28 [4] en wordt vervolgens gevolgd via de A27, de A1 en de A9, tot het voertuig stopt op de Brontestraat vlak voor de kruising met de Dickenslaan in Amsterdam. De verbalisanten zien dat er vier personen uit de auto springen en wegrennen. Een van de personen kan worden aangehouden en dat blijkt later medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn. [5] De verbalisanten zien twee personen door het trappenhuis van de portiek Dickenslaan 131-147 naar boven rennen, waarvan één persoon volledig in het lichtgrijs is gekleed. Hij heeft een tenger postuur en een Noord-Afrikaans uiterlijk. [6] Toen bleek dat de inmiddels aangehouden verdachte [medeverdachte 2] woont op de [adres 3] zijn de verbalisanten de woning binnengetreden en hebben de daar aanwezige zes personen, waaronder verdachte, aangehouden. [7] Verbalisant van Kooten constateert bij de aanhouding dat verdachte de enige aanwezige is die volledig in een lichtgrijs trainingspak van het merk Nike is gekleed. [8] De verbalisanten zien op het platte dak naast de ruimte waar de verdachten verbleven, een zwarte handschoen en een zwart hoofdlampje met een bivakmuts liggen. Ook in de tuin van het appartementencomplex worden zwarte handschoenen aangetroffen. [9] In de Volkswagen Golf worden een sloophamer en twee tassen met brillen aangetroffen. [10]
Door H.J.F. Wildenbeest is namens ‘ [winkel] ’ aangifte gedaan van de diefstal van een groot aantal brillen. [11] L.E.R. Roersen, werkzaam bij ‘ [winkel] ’ herkent de brillen uit de zwarte sporttas en de bigshopper als zijnde de brillen die afkomstig zijn uit de winkel. [12]
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft bevonden in de Volkswagen Golf en dus aanwezig is geweest bij de inbraak in Zwolle. Daarbij is doorslaggevend dat de verbalisanten een persoon gekleed in het lichtgrijs met een tenger postuur zagen wegrennen uit de auto en dat verdachte de enige persoon in het pand [adres 3] was, die gekleed was in het lichtgrijs met een tenger postuur.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van medeplegen. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De vraag of aan de bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
In onderhavige zaak kan met betrekking tot de inbraak worden vastgesteld dat deze door ‘verenigde personen’ is begaan, maar er kan niet worden vastgesteld door wie precies en wat de rol van verdachte is geweest.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wordt aangetroffen kort na het ten laste gelegde feit onder omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden. Verdachte rent met drie anderen uit de auto waar de gestolen brillen en de hamer in worden aangetroffen en hij wordt even later aangehouden in het huis waar ook inbrekersattributen worden gevonden. Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot zijn rol in het ten laste gelegde en er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door de verdachte bestaan [13] , is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte en zijn mededaders in een bewuste en nauwe samenwerking de inbraak hebben gepleegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 april 2021 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, uit een brillenwinkel aan de Vispoortenplas, een hoeveelheid brillen, toebehorend aan [winkel] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit verdachte integraal vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een first offender is en dat gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) een onvoorwaardelijke werkstraf een passende straf zou zijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een diefstal van
brillen bij een opticien in het holst van de nacht. Drie van de daders zijn - nadat zij met een voorhamer de ruit van de winkel in hadden geslagen - de winkel binnengegaan, de alarmsignalen en rook negerend, en hebben in één minuut kans gezien om een hoeveelheid dure brillen mee te nemen. Omwonenden zijn gewekt door de vier harde knallen van de slagen met een voorhamer en hebben de politie gebeld. De verdachten hebben getracht zich aan een aanhouding door de politie te onttrekken door met zeer hoge snelheden, tot boven de 250 kilometer per uur, terug naar Amsterdam te rijden. Zij hebben daarmee onmiskenbaar grote risico’s genomen en het gevaar voor andere weggebruikers genegeerd. Op basis van het politieonderzoek is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een goed georganiseerde voorbereiding en uitvoering van deze inbraak. Zo is vooraf onderzocht wat de afstand is tussen verschillende brillenzaken in Zwolle en de afstand naar de dichtstbijzijnde politiebureaus en is er bewust gezocht naar een auto met groot vermogen waarmee hoge snelheden gegenereerd kunnen worden. Op de middag voor de inbraak is een krachtige Volkswagen Golf R gehuurd bij een Duits sportwagenverhuurbedrijf en zijn er Nederlandse, gestolen, kentekenplaten op de auto gemonteerd. In de kofferbak is een voorhamer meegenomen, tassen voor de buit en jerrycans met benzine. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich voorzien van handschoenen en bivakmutsen om herkenning te voorkomen en opsporing te bemoeilijken en hebben om dezelfde reden ook hun telefoons op de vliegstand gezet, zodat zij geen sporen in het mobiele netwerk zouden achterlaten. Twee van hen waren voorzien van zogenaamde patchlights, lampen die op het hoofd gedragen worden, waarmee ook in donkere of mistige omstandigheden gewerkt kan worden. De inbraak heeft gezorgd voor aanzienlijke schade en de winkel moest enige tijd gesloten worden voor publiek vanwege het recherche onderzoek. De nachtrust en het gevoel van veiligheid van de omwonenden is bovendien ernstig verstoord. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 7 januari 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn mededaders brutaal en berekenend te werk zijn gegaan in georganiseerd verband, zowel in de voorbereiding als in de uitvoering van de inbraak. De werkwijze toont aan dat verdachte en diens mededaders zich niets hebben aangetrokken van de materiële en financiële, noch van de maatschappelijke schade die door hen zou worden veroorzaakt. Gelet op de gewelddadige manier van het inslaan van de ruit met een voorhamer, de graad van organisatie en voorbereiding en de aanzienlijk schade is de rechtbank van oordeel dat de LOVS- orientatiepunten voor een ramkraak een passend startpunt bieden voor de bepaling van de strafmaat in deze zaak. Dit uitgangspunt is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden.
Alle omstandigheden meegewogen en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk – om verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen – met een proeftijd voor de duur van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Namens ‘ [winkel] ’ heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- omzetverlies € 1.500,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu er geen onderbouwing van de vordering is aangeleverd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de onderbouwing van de schade ontbreekt.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is echter onvoldoende onderbouwd en de rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij ‘ [winkel] ’ in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.B. Bruins, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. drs. H.M. Braam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2022.
Buiten staat
Mr. drs. H.M. Braam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, basisteam Zwolle, afdeling VVC, met nummer PL0600-2021161385. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 27 april 2021, pagina’s 496 en 497.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 12 april 2021, pagina 521.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021, pagina 158.
5.Proces-verbaal van bevindingen 14 april 2021, pagina 160 en 161.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2021, pagina 162.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2021, pagina 166
8.Proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2021, pagina 162.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2021, pagina 177.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2021, pagina 210 en pagina’s 219/220.
11.Proces-verbaal van aangifte van 12 april 2021, pagina 141.
12.Proces-verbaal van verhoor betrokkene van 13 april 2021, pagina’s 143 en 144.
13.HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022.