ECLI:NL:RBOVE:2022:538

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
C/08/260522 / HA ZA 21-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Bottenberg-van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij tekortkoming in koopovereenkomst en non-conformiteit bij vastgoedtransactie

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een project gekocht van 4Titude, bestaande uit een gebouw met woonappartementen. Eiseres stelt dat het verkochte niet voldoet aan de koopovereenkomst, omdat Albert Heijn, die op de begane grond een winkel heeft, voorwaarden heeft gesteld voor de verplaatsing van haar kantine op de eerste verdieping. De rechtbank oordeelt dat eiseres er niet vanuit mocht gaan dat Albert Heijn onvoorwaardelijk had ingestemd met de verplaatsing van de kantine, en dat 4Titude niet aansprakelijk is voor de door eiseres gestelde schade. De rechtbank hanteert hierbij de Haviltex-maatstaf, die vereist dat de uitleg van contractuele bepalingen moet worden gebaseerd op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen.

Eiseres vordert schadevergoeding van 4Titude voor extra kosten die zij heeft moeten maken, maar de rechtbank concludeert dat de kosten ten tijde van de overdracht niet opeisbaar waren. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en oordeelt dat zij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld. De rechtbank wijst ook de incidentele vordering tot tussenkomst van Viersprong Wonen af, omdat de vordering van eiseres niet toekomt aan haar.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in koopovereenkomsten en de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van de voorwaarden die aan overeenkomsten zijn verbonden. De rechtbank legt de verantwoordelijkheid bij eiseres om voldoende feiten te stellen die haar uitleg van de contractuele bepalingen ondersteunen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/260522 / HA ZA 21-20
Vonnis van 16 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
hierna genoemd: “
[eiseres]”,
advocaat: mr. A.C. Huisman,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
4TITUDE B.V.,
gevestigd in Oss,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
hierna genoemd: “
4Titude”,
advocaat: mr. H.A.A. Voermans,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIERSPRONG WONEN ESREYN B.V.,
gevestigd in Oldenzaal,
eiseres in het incident tot tussenkomst,
hierna genoemd: “
Viersprong Wonen”,
advocaat: mr. A.C. Huisman.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 september 2021,
  • de “akte uitlating” van [eiseres] met roldatum van 29 september 2021,
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van Viersprong Wonen met roldatum van 29 september 2021,
  • de “antwoord akte, tevens conclusie van antwoord in het incident” van 4Titude met roldatum van 27 oktober 2021,
  • de “antwoordconclusie in het incident tot tussenkomst” van [eiseres] met roldatum van 27 oktober 2021.
1.2
Daarna hebben partijen vonnis gevraagd, welk vonnis (nader) is bepaald op heden.

2.De beoordeling in de hoofdzaak

Het geschil en hetgeen aan dit vonnis voorafging

2.1.
Wat betreft de vaststaande feiten, de vordering en de onderbouwing daarvan, verwijst de rechtbank naar het tussenvonnis van 1 september 2021.
2.2.
Kort samengevat gaat deze zaak om het volgende.
[eiseres] heeft op 1 juli 2020 het Project Esreyn van 4Titude gekocht, bestaande uit appartementsrechten, een parkeerplaats, en omgevingsvergunning voor 44 appartement, contracten en domeinnaam.
Op de begane grond van het onroerend goed (het gebouw) waar het om gaat bevindt zich een Albert Heijn vestiging die zij huurt van [B] . Op de eerste verdieping heeft Albert Heijn een gebruiksruimte (kantine) in gebruik. In eerste instantie zou de kantine worden verplaatst naar de begane grond, maar dat is niet door gegaan. De locatie van de kantine op de eerste verdieping was niet optimaal voor de verdeling in woonappartementen. Er is gesproken over de verplaatsing van de kantine naar een andere plaats op de eerste verdieping.
Kort voor de overdracht heeft 4Titude diverse stukken overgelegd aan [eiseres] , waaronder een brief van 30 maart 2020 afkomstig van [B] en gericht aan 4Titude waarin [B] schrijft dat zij medewerking zal verlenen aan de realisatie van woningen op de tweede tot en met vijfde verdieping onder een aantal voorwaarden. Ten aanzien van de verplaatsing van de dagruimte van Albert Heijn heeft zij een finaal voorstel ontvangen waar Albert Heijn haar schriftelijke goedkeuring aan heeft gegeven, aldus deze brief. Aan de brief is een tekening met een indeling van de eerste verdieping gehecht.
Na de overdracht bleek dat Albert Heijn geen schriftelijke toestemming had gegeven, maar nadere eisen stelde aan de verplaatsing. [eiseres] is tot overeenstemming gekomen met Albert Heijn waarbij [eiseres] onder meer de kosten voor de verplaatsing zou dragen.
In deze procedure vordert [eiseres] schadevergoeding van 4Titude voor de extra kosten die zij heeft moeten maken.
Verdere beoordeling
2.3.
[eiseres] stelt dat 4Titude tegenover haar aansprakelijk is voor schade ten bedrage van in totaal € 363.905,94. De door [eiseres] aangevoerde schade bestaat kort gezegd uit de volgende onderdelen:
kosten voor bouwkundige aanpassingen om te voldoen aan de door Albert Heijn gestelde voorwaarden voor de verplaatsing van de kantine (begroot op € 151.222,68);
kosten als gevolg van vertraging van de bouw en de verkoop van de appartementen wegens de onderhandelingen met Albert Heijn (in totaal begroot op € 109.651,76 aan rentekosten, eigen uren van [eiseres] en een door de onderaannemer berekende meerprijs)
kosten van de verplaatsing van de kantine (begroot op € 103.031,50).
2.4.
[eiseres] voert als grondslag voor haar primaire vordering aan dat 4Titude is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst van 1 juli 2020. [eiseres] betoogt daartoe dat 4Titude inbreuk maakt op artikel 4.2.4 en artikel 4.4.4 van de koopovereenkomst. Daarnaast stelt [eiseres] dat sprake is van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW.
Het beroep op artikel 4.2.4 en artikel 4.4.4 van de koopovereenkomst
2.5.
Artikel 4.2.4 van de koopovereenkomst bepaalt het volgende:
“4Titude garandeert dat zij op Overdrachtsdatum aan haar financiële verplichtingen voortvloeiende uit de Contracten heeft voldaan”.
2.6.
Het begrip ‘Contracten’ wordt in de koopovereenkomst als volgt gedefinieerd:
“Alle door 4Titude met derden gesloten overeenkomsten aangaande Project Esreyn (…)”.
2.7.
Artikel 4.4.4 van de koopovereenkomst luidt als volgt:
“In het belang van de voortgang van het Project Esreyn vrijwaart 4Titude [A] (…) en zal deze op een euro voor euro basis volledig schadeloos stellen, voor alle kosten en/of schade in verband met of voortvloeiende uit aanspraken van schuldeisers van 4Titude welke betrekking hebben op het Kantoor met woonfunctie en/of de Parkeerplaats tot de Overdrachtsdatum, voor zover [A] (…) deze kosten in verband met de voortgang van het Project Esreyn heeft moeten voldoen. (…)”.
2.8.
Volgens [eiseres] is 4Titude op grond van deze artikelen gehouden tot vergoeding van de gestelde schade. Ter motivering hiervan stelt zij onder meer: dat in de afspraakbevestiging van 30 maart 2020 een overeenkomst besloten ligt tussen 4Titude en [B] , waaruit voor 4Titude de verplichting voortvloeit om de kosten voor haar rekening te nemen die verband houden met de verplaatsing van de kantine (waaronder de door Albert Heijn gestelde voorwaarden voor haar medewerking aan de verplaatsing); dat het document van 30 maart 2020 aldus aangemerkt moet worden als een Contract als bedoeld in artikel 4.2.4 van de koopovereenkomst; dat 4Titude zodoende heeft gegarandeerd dat zij deze kosten uiterlijk op de overdrachtsdatum zal hebben voldaan, althans dat deze kosten niet voor rekening zullen komen van [eiseres] ; dat bovendien uit artikel 4.4.4 van de koopovereenkomst volgt dat 4Titude gehouden is om [eiseres] te vrijwaren voor deze kosten, aangezien deze kosten voortvloeien uit aanspraken van Albert Heijn/ [B] met betrekking tot het project; en dat met deze bepalingen is beoogd om het risico af te dekken dat [eiseres] met dergelijke kosten zou worden geconfronteerd.
2.9.
De rechtbank overweegt dat het bij de uitleg van deze contractuele bepalingen aankomt op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij in dit verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [1] Het is aan [eiseres] om voldoende feiten te stellen, en in geval van behoorlijke betwisting te bewijzen, die de door haar bepleite uitleg van de bepalingen waarop zij zich beroept ondersteunen. [2]
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen volgens de bewoordingen van de garantie uit artikel 4.2.4 en de vrijwaringsplicht uit artikel 4.4.4, beide bepalingen logischerwijs alleen betrekking hebben op schulden of aanspraken die ten tijde van de overdracht opeisbaar waren. Immers, eerstgenoemd artikel bepaalt dat 4Titude
op de overdrachtsdatumaan de betalingsverplichtingen tegenover derden moet hebben voldaan, en laatstgenoemd artikel bepaalt dat de vrijwaringsplicht van 4Titude ziet op aanspraken van schuldeisers
tot de overdrachtsdatum. De rechtbank kent aanzienlijk gewicht toe aan deze bewoordingen, aangezien partijen uitvoerig hebben onderhandeld over de koopovereenkomst en daarbij werden beiden bijgestaan door advocaten.
Het ligt daarnaast niet voor de hand dat 4Titude bereid was om schulden betreffende het project voor haar rekening te nemen die pas na de overdracht opeisbaar zouden worden. Immers, door de overdracht is haar belang bij en invloed op het project geëindigd. [eiseres] heeft geen feiten gesteld waaruit volgt dat zij toch mocht verwachten dat 4Titude bereid was om zich ook te verbinden tot betaling of vrijwaring ten aanzien van dergelijke toekomstige schulden of aanspraken. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de aansprakelijkheid van 4Titude op grond van artikel 4.2.4 en artikel 4.4.4 beperkt is tot schulden of aanspraken betreffende het project die ten tijde van de overdracht reeds opeisbaar waren.
2.11.
Uit het voorgaande volgt dat 4Titude niet op grond van artikel 4.2.4 of artikel 4.4.4 van de koopovereenkomst aansprakelijk is voor de door [eiseres] gestelde schade. Vast staat namelijk dat de kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert ten tijde van de overdracht niet opeisbaar waren. De door [eiseres] aangehaalde afspraakbevestiging van 30 maart 2020 maakt dat niet anders. Daarin is neergelegd dat 4Titude zich er tegenover [B] toe heeft verbonden om de kosten ten aanzien van de verplaatsing van de kantine voor haar rekening te nemen, en dat Albert Heijn haar goedkeuring heeft verleend aan een voorstel tot verplaatsing van de kantine. Echter, daaruit volgt op zichzelf niet dat op dat moment reeds een opeisbare schuld is ontstaan van 4Titude tegenover Albert Heijn of [B] noch wat de hoogte daarvan zou zijn c.q. wat de goedkeuring van Albert Heijn al dan niet omvatte. [eiseres] heeft geen feiten gesteld waaraan hij de verwachting mocht ontlenen dat de kosten waaraan in de afspraakbevestiging wordt gerefereerd desondanks onder het bereik van artikel 4.2.4 of artikel 4.4.4 vallen. Het beroep van [eiseres] op deze artikelen slaagt dus niet.
Het beroep op non-conformiteit
2.12.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres] aldus, dat zij ter motivering van haar beroep op non-conformiteit het volgende aandraagt: het project zoals 4Titude dat heeft geleverd voldoet niet aan de gerechtvaardigde verwachtingen van [eiseres] ; [eiseres] mocht namelijk verwachten dat 4Titude onvoorwaardelijk (schriftelijk) tot overeenstemming was gekomen met Albert Heijn over de verplaatsing van de kantine, zodat [eiseres] hierover niet nader met Albert Heijn hoefde te onderhandelen, en dat 4Titude alle kosten die verband houden met de verplaatsing van de kantine voor haar rekening had genomen of zou nemen (waaronder de kosten die voortvloeien uit de door Albert Heijn gestelde voorwaarden); deze verwachtingen zijn met name gewekt doordat 4Titude de afspraakbevestiging van 30 maart 2020 aan [eiseres] heeft verstrekt, waarin is opgenomen dat Albert Heijn haar schriftelijke goedkeuring heeft verleend aan een voorstel tot verplaatsing van de kantine (conform aangehechte tekeningen) en dat de kosten hiervan voor rekening komen van 4Titude; daarnaast heeft 4Titude meermaals mondeling aan [eiseres] meegedeeld dat Albert Heijn had ingestemd met de verplaatsing van de kantine; na de overdracht heeft Albert Heijn echter tegenover [eiseres] (nadere) voorwaarden gesteld voor haar medewerking aan de verplaatsing van de kantine, [eiseres] heeft hierover langdurig met Albert Heijn moeten onderhandelen, en [eiseres] wordt geconfronteerd met de kosten die verband houden met de verplaatsing.
2.13.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht [eiseres] er niet op basis van de afspraakbevestiging van 30 maart 2020 zonder meer vanuit gaan dat 4Titude reeds in alle opzichten met Albert Heijn tot overeenstemming was gekomen over de verplaatsing van de kantine. Dat Albert Heijn voorwaarden aan haar medewerking zou verbinden, zoals de voorwaarden die zij na overdracht van het project tegenover [eiseres] heeft gesteld, was redelijkerwijs te verwachten. Dat 4Titude reeds een uitputtende regeling met Albert Heijn had getroffen met betrekking tot de mogelijk door haar te stellen voorwaarden, valt niet uit de afspraakbevestiging op te maken. In de afspraakbevestiging is namelijk niet gespecificeerd wat de inhoud is van het voorstel waarmee Albert Heijn zou hebben ingestemd. De afspraakbevestiging is bovendien kennelijk buiten Albert Heijn om tot stand gekomen, en bevat dus geen verklaring van Albert Heijn zelf. [3]
[eiseres] had ook geen reden om te verwachten dat 4Titude door de overhandiging van de afspraakbevestiging heeft bedoeld om toe te zeggen dat Albert Heijn zich reeds onvoorwaardelijk (dus zonder nog nadere voorwaarden te stellen) had verbonden aan de verplaatsing van de kantine. De afspraakbevestiging maakte deel uit van een verzameling documenten betreffende het project, die 4Titude aan [eiseres] heeft overhandigd naar aanleiding van een daartoe strekkende verplichting in de koopovereenkomst. [4] [eiseres] heeft niet specifiek gevraagd om toezending van deze afspraakbevestiging of andere documentatie betreffende de met Albert Heijn gevoerde onderhandelingen. Ook heeft [eiseres] de afspraakbevestiging na ontvangst daarvan niet ter sprake gebracht. Dat [eiseres] , naar zij stelt, uit het stuk heeft afgeleid dat een allesomvattend akkoord met Albert Heijn was bereikt, was voor 4Titude dan ook niet kenbaar. Hier komt bij dat in het koopcontract niets is geregeld met betrekking tot de locatie van de kantine van Albert Heijn. [eiseres] heeft er niet lichtvaardig op mogen vertrouwen dat 4Titude heeft bedoeld om buiten het koopcontract om te garanderen dat Albert Heijn zonder het stellen van (nadere) voorwaarden zou meewerken aan de verplaatsing van de kantine.
De rechtbank weegt daarbij ook nog mee dat [eiseres] als consultant al betrokken was bij het Project Esreyn toen dit nog van 4Titude was, en op de hoogte was van het feit dat de verplaatsing van de kantine een discussiepunt was.
2.14.
De mondelinge mededelingen die 4Titude volgens [eiseres] heeft gedaan, strekken niet verder dan dat Albert Heijn ermee had ingestemd om de kantine te verplaatsen. [eiseres] heeft níet gesteld dat 4Titude haar ook heeft meegedeeld dat de voorwaarden voor de verplaatsing reeds volledig met Albert Heijn waren uitonderhandeld. [eiseres] heeft aan de mondelinge mededelingen van 4Titude dan ook evenmin zonder meer het vertrouwen mogen ontlenen dat Albert Heijn geen (nadere) voorwaarden aan haar medewerking zou verbinden.
2.15.
[eiseres] mocht er, anders dan zij betoogt, redelijkerwijs niet vanuit gaan dat 4Titude de kosten die verband houden met de verplaatsing van de kantine reeds had voldaan. Immers, de verplaatsing van de kantine en de bouwkundige aanpassingen die Albert Heijn heeft afgedwongen moeten nog plaatsvinden. Evenmin mocht [eiseres] er zonder meer op vertrouwen dat 4Titude bereid was om deze kosten op een later moment voor haar rekening te nemen. Immers, sinds de overdracht van het project is het niet 4Titude maar [eiseres] die belanghebbende is bij de verplaatsing van de kantine. 4Titude kon na de overdracht ook geen invloed meer uitoefenen op die kosten. Niet voor de hand ligt dan ook dat 4Titude ondanks de overdracht bereid zou zijn om de daarmee gemoeide kosten voor haar rekening te nemen. Bovendien bestond ten tijde van het sluiten van de koop nog geen enkel zicht op de hoogte van deze kosten. [5]
2.16.
Nu [eiseres] er niet zonder meer vanuit mocht gaan dat daadwerkelijk een allesomvattende regeling met Albert Heijn was getroffen en dat 4Titude bereid was de kosten die verband houden met de verplaatsing van de kantine voor haar rekening te nemen, lag het op haar weg hiernaar nader onderzoek te doen. [eiseres] had daartoe eenvoudig navraag kunnen doen bij 4Titude en/of Albert Heijn. [eiseres] heeft dat echter nagelaten. Het beroep van [eiseres] op non-conformiteit slaagt dan ook niet.
Het beroep op onrechtmatige daad en dwaling
2.17.
[eiseres] voert als grondslag voor haar subsidiaire vordering aan dat 4Titude onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld. [eiseres] heeft dit beroep echter niet van een afzonderlijke onderbouwing voorzien. De rechtbank gaat daaraan dan ook voorbij.
2.18.
Daarnaast heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling als alternatieve grondslag voor de gevorderde betaling aangevoerd dat zij de koopovereenkomst onder invloed van dwaling heeft gesloten. [eiseres] heeft de rechtbank in dit verband verzocht om het nadeel van de dwaling op te heffen door de overeengekomen koopprijs te verminderen.
Volgens [eiseres] is haar onjuiste voorstelling van zaken ontstaan door een onjuiste mededeling van 4Titude. De rechtbank gaat er vanuit dat [eiseres] bedoelt dat zij bij het sluiten van de overeenkomst in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat Albert Heijn zich reeds onvoorwaardelijk had verplicht om mee te werken aan de verplaatsing van de kantine, en dat 4Titude de daarmee samenhangende kosten voor haar rekening zou nemen.
De rechtbank passeert het beroep van [eiseres] . Voor zover [eiseres] daadwerkelijk een onjuiste voorstelling van zaken had, is niet komen vast te staan dat die te wijten is aan een (onjuiste) inlichting van 4Titude. Immers, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, heeft [eiseres] uit hetgeen 4Titude haar heeft meegedeeld niet mogen begrijpen dat een allesomvattende regeling met Albert Heijn was gesloten, en dat 4Titude alle kosten die verband houden met de verplaatsing van de kantine voor haar rekening zou nemen.
De gestelde schade
2.19.
Uit het voorgaande volgt dat 4Titude niet aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden. Daar komt bij dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] schade heeft geleden. De rechtbank heeft reeds in haar tussenvonnis van 1 september 2021 overwogen dat het haar voorkomt dat vanwege de nadere overdracht van het project door [eiseres] aan Viersprong Wonen, het niet [eiseres] maar Viersprong Wonen is die de gestelde kosten maakt waarvan vergoeding wordt gevorderd. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten. [eiseres] heeft in haar daarop genomen akte van 29 september 2021 geen feiten gesteld waaruit volgt dat zij ondanks de nadere overdracht van het project wel de door haar gevorderde schade lijdt. Zo heeft [eiseres] niet aangevoerd dat in haar koopovereenkomst met Viersprong Wonen een regeling is opgenomen waaruit volgt dat [eiseres] de gevorderde schade lijdt, dat de betreffende kosten ertoe hebben geleid dat [eiseres] een lagere koopsom van Viersprong Wonen heeft ontvangen of dat Viersprong Wonen haar aansprakelijk heeft gesteld voor de betreffende kosten. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat [eiseres] schade heeft geleden.
2.20.
[eiseres] heeft in haar laatstgenoemde akte aangevoerd dat 4Titude tegenover háár is tekortgeschoten (althans onrechtmatig heeft gehandeld), dat aan haar dan ook het vorderingsrecht toekomt tot verhaal van de schade die daarvan het gevolg is, en dat dit vorderingsrecht niet op Viersprong Wonen is overgegaan. [eiseres] miskent hiermee echter dat voor de toewijsbaarheid van haar rechtsvordering tot schadevergoeding niet alleen is vereist dat 4Titude tegenover haar is tekortgeschoten (althans onrechtmatig heeft gehandeld), maar ook dat zij schade lijdt als gevolg van dat tekortschieten (althans onrechtmatige handelen).
2.21.
Verder heeft [eiseres] in haar akte bepleit dat haar koopovereenkomst met Viersprong Wonen een lastgeving bevat van laatstgenoemde aan [eiseres] om op te treden tegen eventuele inbreuken door derden (waaronder 4Titude). Volgens [eiseres] valt die lastgeving te lezen in de volgende bepaling: “
Viersprong wonen Esreyn BV en [A] BV komen tevens overeen dat indien er na de notariële overdracht blijkt dat er nog schades en/of te verhalen kosten en/of andere onvoorziene financiële posten zijn komen deze ten goede Viersprong Wonen Esreyn BV.”. De rechtbank passeert dit betoog. Naar het oordeel van de rechtbank valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, uit deze bepaling geen lastgeving door Viersprong Wonen aan [eiseres] op te maken. Bovendien heeft [eiseres] haar rechtsvorderingen niet gegrond op de vermeende lastgeving door Viersprong Wonen maar op een gepretendeerd eigen vorderingsrecht.
De vorderingen
2.22.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
2.23.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van 4Titude worden begroot op:
  • € 667,00 aan griffierecht,
  • € 7.473,00 aan salaris advocaat (tarief VI, 3 punten
in totaal € 8.140,00.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Bij incidentele conclusie van 29 september 2021 heeft Viersprong Wonen een vordering tot tussenkomst ingesteld in de zin van artikel 217 Rv. Viersprong Wonen voert aan dat zij zelfstandig een eis tegen 4Titude wil instellen voor het geval de rechtbank oordeelt dat de vordering die door [eiseres] is ingesteld, vanwege de nadere overdracht van het project niet aan [eiseres] maar aan haar toekomt.
3.2. 4
Titude voert hiertegen verweer.
3.3.
[eiseres] bestrijdt de incidentele vordering niet en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
De rechtbank wijst de incidentele vordering tot tussenkomst af. De rechtbank is immers reeds tot het oordeel gekomen dat [eiseres] geen vordering op 4Titude toekomt uit hoofde van wanprestatie of onrechtmatige daad. De door [eiseres] gepretendeerde vordering kan dan ook niet op Viersprong Wonen zijn overgegaan.
3.5.
Viersprong Wonen zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in het incident. Deze kosten worden aan de zijde van 4Titude begroot op een bedrag van € 563,00 aan salaris advocaat (tarief II, 1 punt). De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op nihil, nu zij in het incident geen verweer heeft gevoerd.

4.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten in de hoofdzaak, aan de zijde van 4Titude begroot op een bedrag van € 8.140,00;
in het incident
4.3.
wijst de vordering af;
4.4.
veroordeelt Viersprong Wonen in de proceskosten in het incident, aan de zijde van 4Titude begroot op een bedrag van € 563,00 en aan de zijde van [eiseres] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022. (HJB)

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)
2.Artikel 150 Rv
3.Immers, het stuk is kennelijk opgesteld door [B] en geadresseerd aan 4Titude, en alleen door hen voor akkoord ondertekend.
4.Artikel 4.4.1
5.[eiseres] heeft deze kosten naar eigen zeggen voor het eerst kunnen begroten ter gelegenheid van haar wijziging van eis.
6.1 punt voor de conclusie van antwoord, 1 punt voor de mondelinge behandeling, 0,5 punt voor de antwoordakte van 7 juli 2021 en 0,5 punt voor de antwoordakte van 27 oktober 2021