ECLI:NL:RBOVE:2022:511

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
08-257402-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol

Op 22 november 2018 vond op de Geessinkweg te Enschede een ernstig verkeersongeval plaats waarbij een 41-jarige man, zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol, frontaal botste op een tegemoetkomende auto. De verdachte reed met hoge snelheid en negeerde verkeersregels, waaronder het inhalen van een voor hem rijdend voertuig en het passeren van een vluchtheuvel aan de verkeerde zijde. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval, waardoor de bestuurders van de andere auto, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 200 uur. Daarnaast werd de verdachte voor drie jaar de rijbevoegdheid ontzegd. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot de ernstige gevolgen voor de slachtoffers. De uitspraak vond plaats op 22 februari 2022, na een openbare terechtzitting op 8 februari 2022, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-257402-20 (P)
Datum vonnis: 22 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] , Iran,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Schouten en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen;
feit 2:onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Enschede, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, komende uit de richting van de Broekheurne-Ring en/of gaande in de richting van de Broekheurnerrondweg, daarmede rijdende over de weg, de Geessinkweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij niet in bezit was van een rijbewijs voor de categorie motorrijtuigen waartoe de door hem bestuurde personenauto behoorde,
- ( telkens) heeft gereden met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur te rijden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel (verhoogde middengeleider) naderde en/of welke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Geessinkweg en/of op deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- op of nabij de kruising met de Geessinkbrink een voor hem rijdend voertuig is gaan inhalen, althans heeft ingehaald, en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (met hoge en/of onverminderde snelheid) voornoemde vluchtheuvel aan de linkerzijde voorbij is gereden, terwijl zich daar –vanuit de rijrichting van verdachte- een tegemoetkomende personenauto bevond en/of
- ( vervolgens) frontaal is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de tegemoetkomende personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Enschede als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor beide tenlastegelegde feiten, omdat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte op 22 november 2018 optrad als bestuurder.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Was verdachte bestuurder?
Op 22 november 2018 omstreeks 22:27 uur vond op de Geessinkweg te Enschede een aanrijding plaats tussen een grijze Opel met kenteken [kenteken 1] (hierna “Opel”) en een zwarte Kia met kenteken [kenteken 2] (hierna “Kia”). In de Kia zat [slachtoffer 1] als bestuurder. [slachtoffer 2] zat in de Kia als bijrijder.
Verdachte ontkent dat hij op 22 november 2018 bestuurder was van de Opel.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte kan worden aangemerkt als bestuurder van de Opel op 22 november 2018.
Op de plaats van het ongeval heeft verdachte ten overstaan van verbalisanten verklaard dat hij naar de plaats van het ongeval was gebracht door een andere auto, ook van het merk Opel. Verdachte wees hierbij in de richting van de parkeerplaats van de voetbalvereniging aan de Geessinkweg. De verbalisanten zagen geen Opel op de parkeerplaats staan. Enkele momenten later heeft verdachte ten overstaan van verbalisanten verklaard dat hij net van zijn huis om de hoek was komen lopen. Verdachte heeft nog weer later bij de politie verklaard dat zijn vrouw op 22 november 2018 rond 22:20 uur werd gebeld door zijn zusje. Zijn zusje vertelde dat [naam 1] een auto-ongeluk had gehad. Verdachte en zijn vrouw zaten toen nog in hun auto en stonden net voor de deur van hun huis. Verdachte is vervolgens binnen twee tot drie minuten naar de plek van het ongeval gerend. Verdachte heeft op een later moment ten overstaan van verbalisanten verklaard dat hij en zijn vrouw op 22 november 2018 hun auto bij hun woning parkeerden. Verdachte zag dat de zus van zijn vrouw naar hun woning kwam rijden. De zus van zijn vrouw vertelde dat er een ongeluk was gebeurd en dat [naam 1] daarbij betrokken was. Tijdens het geven van de latere verklaring zei verdachte dat hij zich op dat moment weer kon herinneren dat hij na het ongeluk wel in de auto van [naam 1] had gezeten. Verdachte zag dat er vuur uit de auto kwam en heeft geprobeerd de auto achteruit te rijden.
[naam 1] heeft bij de politie verklaard dat hij verdachte op 22 november 2018 samen met zijn vriend [naam 2] heeft opgehaald in de binnenstad van Enschede. [naam 2] is rechts achterin de auto gaan zitten. [naam 1] moest van verdachte stoppen bij het Oosterveld in Enschede. [naam 1] stapte uit de auto en verdachte ging op de bestuurdersstoel zitten. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte de bestuurder was op het moment dat het ongeval plaatsvond. Daarnaast heeft [naam 1] verklaard dat hij ten tijde van het ongeval een grijs trainingspak droeg. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat na het ongeval een meneer met een grijze of beige joggingsbroek als passagier – rechts voorin – uit de auto stapte.
[naam 2] heeft bij de politie verklaard dat hij rechts achterin de auto zat. Daarnaast heeft [naam 2] verklaard dat degene die het ongeluk heeft veroorzaakt [naam 1] bij het Oosterveld in Enschede min of meer heeft gedwongen achter het stuur weg te gaan.
Er is DNA-onderzoek verricht naar de airbag aan de bestuurderszijde van de Opel.
Uit de bemonstering van de voorkant van de airbag (onderzijde) is een DNA-profiel van een man verkregen. Het betrof een bloedspoor (SIN: AAMJ0382NL#01). De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige onbekende man overeenkomt met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met het DNA-profiel uit de bemonstering. Hieruit leidt de rechtbank af, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de bemonstering aan de voorkant (onderzijde) van de airbag DNA bevat van verdachte. Uit de bemonstering van de voorkant van de airbag (bovenzijde) is ook een DNA-profiel van een man verkregen. Het betrof een bloedspoor (SIN: AAMJ0384NL#01). De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige onbekende man overeenkomt met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met het DNA-profiel uit de bemonstering. Hieruit leidt de rechtbank eveneens af, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de bemonstering aan de voorkant (bovenzijde) van de airbag DNA bevat van verdachte.
Uit de bemonstering van de voorkant van de airbag (middencirkel, rechts vooraanzicht) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen (SIN: AAMJ0383NL#01). Verdachte en [naam 2] kunnen hebben bijgedragen aan dit DNA-mengprofiel. De deskundige heeft ten aanzien van verdachte gerapporteerd dat de bevindingen van het onderzoek meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en één willekeurige andere persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. De rechtbank leidt uit deze onderzoeksresultaten af, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de voorkant van de airbag (middencirkel, rechts vooraanzicht) DNA-materiaal bevat van – onder andere – verdachte.
Uit de bemonstering van de voorkant van de airbag (oppervlakte middencirkel) is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen (SIN: AAMJ0385NL#01). Uit dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige onbekende persoon overeenkomt met dit DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met het DNA-hoofdprofiel uit de bemonstering. Naast het DNA-hoofdprofiel zijn DNA-nevenkenmerken aangetroffen van minimaal twee personen, het mengprofiel is vooralsnog onvoldoende informatief om te kunnen beoordelen of [naam 2] wel of geen donor kan zijn van een relatief geringe hoeveelheid DNA in de bemonstering. Uit bovenstaande resultaten leidt de rechtbank af, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de bemonstering aan de voorkant (oppervlakte middencirkel) van de airbag een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van verdachte.
De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de verklaringen van verdachte over hoe hij naar de plaats van het ongeval is gekomen als ongeloofwaardig terzijde moeten worden geschoven, mede gezien het feit dat deze verklaringen sterk wisselend zijn geweest.
Gezien de schade die aan de Opel is geconstateerd stelt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij meende de auto (na het ongeval) nog te kunnen verplaatsen en daarom achter het stuur van de Opel heeft plaatsgenomen, eveneens als ongeloofwaardig terzijde.
Op basis van de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] en de op de airbag van de Opel aangetroffen DNA-sporen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte als bestuurder van de Opel moet worden aangemerkt.
De feiten en omstandigheden
Verdachte reed met de Opel over de Geessinkweg te Enschede, komende uit de richting van de Broekheurne-Ring en gaande in de richting van de Broekheurnerrondweg. Hij reed in noordelijke richting en de weg vertoonde in die richting een lange bocht naar rechts. Direct ten noorden van het kruisingsvlak van de Geessinkweg met de Geessinkbrink was op het midden van de rijbaan een verhoogde middengeleider (ook wel vluchtheuvel) aangebracht. [slachtoffer 1] reed met de Kia in zuidelijke richting over de Geessinkweg te Enschede. Gelet op het krasspoor en de eindposities van beide ongevalsvoertuigen, moet de Opel ten westen (vanuit diens rijrichting bezien ter linkerzijde) langs de genoemde middengeleider zijn gereden en daarmee op de rijstrook hebben gereden die bestemd was voor de rijrichting van de Kia. De Opel botste vervolgens frontaal tegen de Kia. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] raakten hierbij ernstig gewond en zijn met spoed naar het ziekenhuis vervoerd. Er bleek bij [slachtoffer 1] sprake te zijn van een gebroken knieschijf met een open wond erboven, een breuk in het middenhandsbeen, een kleine klaplong linksboven en een longkneuzing. Bij [slachtoffer 2] bleek sprake te zijn van een gebroken rechteronderarm, een breuk in het borstbeen, een breuk in de linkervoet, schaafwonden op de buik en een forse haakvormige wond op het hoofd van zeven centimeter.
Gebleken is dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid heeft gereden dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag en hoorde dat het grijze voertuig een hoge snelheid had. Hij hoorde dat de motor flinke toeren maakte en zag dat het voertuig zich snel bewoog. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte heel hard reed. [naam 2] heeft ook verklaard dat verdachte hard reed.
Op het moment van het ongeval was het droog en helder. Het wegdek was ook droog. Vastgesteld is dat de Opel rijtechnisch in voldoende staat van onderhoud was en geen technische gebreken vertoonde.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 22 november 2018 op de Geessinkweg te Enschede reed. Zij kwam uit de richting van de Broekheurne-Ring en reed in noordelijke richting in de richting van de Broekheurnerrondweg. Zij zag dat er in zuidelijke richting een zwarte auto aan kwam rijden. Ineens zag zij over haar linkerschouder dat er vanaf links achter een auto aan kwam rijden. Deze auto reed links langs haar en de vluchtheuvel heen. Vervolgens zag zij dat deze auto net voorbij de vluchtheuvel frontaal tegen de tegenligger reed.
Gebleken is dat verdachte niet in het bezit was van een geldig B-rijbewijs. Daarnaast is waargenomen dat de adem van verdachte rook naar alcoholgebruik en dat verdachte onvast ter been was. Na het ongeval is bij hem een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht gevorderd. De uitslag van verdachte op de drager bleek een A/G te zijn. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een paar pilsjes had gedronken.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. [1]
De rechtbank is, met inachtneming van het voorgaande, van oordeel dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de volgende overwegingen.
Verdachte reed zonder te beschikken over een rijbewijs en met een aanzienlijk hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was in de richting van de Broekheurnerrondweg. Verdachte hield hierbij niet voldoende rechts en heeft een voor hem rijdend voertuig ingehaald. Daarna is verdachte een vluchtheuvel (middengeleider, voorzien van het verkeersteken inhoudende het gebod deze rechts te passeren) aan de linkerzijde voorbij gereden, terwijl op de linker weghelft juist een tegemoetkomende auto reed. Verdachte is vervolgens frontaal tegen deze tegemoetkomende auto aangereden. Verdachte heeft hierdoor de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden. Door een voertuig in te halen, de middengeleider aan de verkeerde zijde voorbij te rijden en op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer te gaan rijden heeft verdachte een onverantwoord en groot risico genomen. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van het ongeval in een auto reed terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol het rijgedrag, de oplettendheid en het reactievermogen negatief beïnvloedt.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat het aldus aan verdachtes schuld – in de zin van een zeer hoge mate van schuld – te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is verder van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel, er sprake is van letsel dat als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 november 2018 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, komende uit de richting van de Broekheurne-Ring en gaande in de richting van de Broekheurnerrondweg, daarmede rijdende over de weg, de Geessinkweg, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs voor de categorie motorrijtuigen waartoe de door hem bestuurde personenauto behoorde,
- heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en
- terwijl hij het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel, verhoogde middengeleider, naderde en welke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Geessinkweg en op deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
- op of nabij de kruising met de Geessinkbrink een voor hem rijdend voertuig heeft ingehaald en
- daarbij in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met hoge snelheid voornoemde vluchtheuvel aan de linkerzijde voorbij is gereden, terwijl zich daar – vanuit de rijrichting van verdachte – een tegemoetkomende personenauto bevond en
- vervolgens frontaal is gebotst tegen de tegemoetkomende personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 22 november 2018 te Enschede als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6, 8, 175 en 176 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het – in het geval van een bewezenverklaring – eens met de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 22 november 2018 als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedragen door zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol met hoge snelheid te rijden, een voor hem rijdende personenauto in te halen en een vluchtheuvel aan de linkerzijde voorbij te rijden. Als gevolg daarvan is verdachte frontaal gebotst tegen een tegemoetkomende personenauto met daarin [slachtoffer 1] als bestuurder en [slachtoffer 2] als bijrijder.
Het ongeval heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de slachtoffers. [slachtoffer 1] had een gebroken knieschijf, een breuk in het middenhandsbeen, een kleine kloplong en een longkneuzing. [slachtoffer 2] had een gebroken rechter onderarm, een breuk in het borstbeen en een breuk in de linker voet. Uit de door [slachtoffer 1] ter zitting afgelegde verklaring blijkt dat hij tijdens het sporten hinder ervaart van de gevolgen van het ongeval. Uit de door de ouders van [slachtoffer 2] ter zitting gegeven verklaring blijkt dat de botjes in de voet van [slachtoffer 2] scheef staan en dat hij zijn hele leven last zal blijven houden van zijn linker voet. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] ontsierende littekens op zijn voorhoofd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol aan het verkeer heeft deelgenomen en zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden met als gevolg dat de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, waar zij nog iedere dag pijn en hinder van ondervinden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2022 betreffende verdachte blijkt dat hij na het ongeval, namelijk op 4 februari 2021 en op 20 januari 2022, strafbeschikkingen heeft ontvangen voor het rijden zonder een geldig rijbewijs. Daarmee geeft verdachte er blijk van zich geenszins te bekommeren om de geldende verkeersregels en de verkeersveiligheid.
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat in gevallen van overtreding van artikel 6 WVW, waarbij de uitgeademde hoeveelheid alcohol minder bedraagt dan 570 μg/l, er sprake is van zwaar lichamelijk letsel en de mate van schuld als zeer hoog kan worden aangemerkt, een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren als uitgangspunt geldt. De rechtbank zal wegens onderstaande redenen in strafverminderende zin afwijken van de bovengenoemde oriëntatiepunten.
Het ongeval heeft op 22 november 2018 plaatsgevonden. De rechtbank doet drie jaar en drie maanden na het constateren van het ongeval uitspraak in deze zaak. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Om die reden zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen.
Daarnaast heeft de rechtbank in verband met de bovenstaande strafbeschikkingen acht geslagen op het bepaalde in artikel 63 Sr.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren moet worden opgelegd. De rechtbank legt in verband met de recentelijke strafbeschikkingen een voorwaardelijke straf op om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en op de artikelen 178 en 179 WVW en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;
feit 2, het misdrijf: overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. H. Stam en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2018528327. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1.

Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van brigadiers [verbalisant 1] en[verbalisant 2] van 11 maart 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 180 tot en met 197):
Het betrof een verkeersongeval op de Geessinkweg te Enschede, waarbij twee personenauto’s, een Opel en een Kia, waren betrokken. Tijdens het ongeval was het droog en het was helder. Het wegdek was droog.
1.2.1 Personenauto, merk Opel, kenteken [kenteken 1]
De bestuurder van de Opel reed over de Geessinkweg te Enschede, komende uit de richting van de Broekheurne-Ring en gaande in de richting van de Broekheurnerrondweg. Hij reed in noordelijke richting en de weg vertoonde in die richting een lange bocht naar rechts. Direct ten noorden van het kruisingsvlak van de Geessinkweg met de Geessinkbrink, was op het midden van de rijbaan een verhoogde middengeleider aangebracht.
Wij verbalisanten zagen:
- dat naar schatting tien meter ten noorden van deze middengeleider, de Opel op de westelijke rijstrook, nagenoeg frontaal tegen de Kia was gebotst
- op de westelijke rijstrook van de Geessinkweg, ter hoogte van het linker voorwiel van de Opel, een recent krasspoor in het wegdek.
Gelet op de plaats van het krasspoor en de eindposities van beide ongevalsvoertuigen, moet de Opel ten westen langs de genoemde middengeleider zijn gereden en daarmee op de rijstrook hebben gereden die bestemd was voor de rijrichting van de Kia.
1.2.2 Personenauto, merk Kia, kenteken [kenteken 2]
De bestuurder van deze Kia reed over de Geessinkweg te Enschede, komende uit de richting van de Broekheurnerrondweg en gaande in de richting van de Broekheurne-Ring.
Voertuig 1.2.1 verkeerde in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde voor zover door de schade nog te beoordelen geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.

2.

Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 5 februari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 68 tot en met 70):
Donderdag 22 november 2018 reed ik als bestuurder in de Kia Picanto op de Geessinkweg te Enschede. Wij kwamen uit de richting van de Broekheurnerrondweg. Ik zag dat er een tegenligger aan kwam rijden. Ik zag dat deze tegenligger ineens op mijn weghelft reed en vervolgens tegen mij aanreed. Ik kon hem niet ontwijken. Mijn knieschijf is gebroken. Dit betreft een gecompliceerde breuk. In mijn linker hand zit een breuk en tevens voel ik twee vingers niet goed. Ik heb nu gips om mijn linker knie en linker hand.

3.

De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] , opgemaakt op 18 januari 2019 door orthopedisch chirurg dr. W.C. Verra, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 79):

Uitwendig waargenomen letsel: gebroken knieschijf, open wond er boven. Tevens breuk middenhandsbeen. Kleine klaplong linksboven + long kneuzing.
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed): knieschijf is geopereerd. Opname ziekenhuis 23-26 november. Hand in gips.
Geschatte duur van de genezing: opbouwfunctie knie: 3 maanden.

4.

Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] van 23 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 80 en 81):
Op 22 november 2018 zag ik samen met mijn vriend in de auto. Mijn vriend is [slachtoffer 1] . Ik zat op de bijrijdersstoel en [slachtoffer 1] reed. Toen wij op de Geessinkweg reden, komende uit de richting van de Broekheurneweg en gaande in de richting van de Broekheurnerring, heb je een redelijke scherpe bocht met in het midden op de weg een middengeleider. Ik zag dat ons een auto frontaal tegemoet kwam rijden op onze rijbaan en dat deze probeerde om vermoedelijk de auto die voor hem reed in te halen. De auto die frontaal op ons af kwam rijden botste vervolgens frontaal op ons.

5.

De brief van Medisch Spectrum Twente, afdeling orthopedie, van 23 november 2018, van drs. A. Taher en drs. V.C. Jansen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 82 en 83):
I/ fractuur onderarm rechts, fractuur sternum, fractuur linker voet.
Lichamelijk onderzoek
C: onder in de buik schaafwonden.
Secondary survey:
Hoofdhals: forse haakvormige wond links frontaal, lengte 7cm.
Aanvullend onderzoek
Beiderzijds longcontusies, met name in de linker bovenkwab en middenkwab.
Decursus: bovenarmsgips rechts, onderbeensspalk links.
Wond verdoofd, gespoeld en gehecht transcutaan ethilon 4-0.
Conclusie:
1. Uitgebreid lisfranc letsel linker voet
2. Midschacht radius fractuur en processus styloideus ulnae fractuur
3. Beiderzeids longcontusies met dubieuze minimale randpneumothorax apicaal mediaal links
4. Wond frontaal links
5. Contusie nek, commotio

6.

De brief van Medisch Spectrum Twente, afdeling orthopedie, van 29 november 2018, van A.J.H. Mulder en mw. Dr. A.V.C.M. Zeegers, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 84 en 85):
Behandeling:
23-11-2018: Bloedige repositie Lis Franc gewricht linker voet en fixatie met Asnis 4 schroeven en k-draad.
26-11-2018: ORIF mbv 7 gats variAx plaat op de radius + testen DRUJ
Nabehandeling linker voet:
Mobilisatie: 6 weken volledig onbelast in een circulair onderbeen gips daarna nader beleid iom operateurs.
Controle: 6-7 weken postoperatief op de gipskamer
Nabehandeling rechter arm:
Nav de trauma bespreking: 3 weken nabehandelen met bovenarmgipsspalk.

7.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 23 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 38 tot en met 40):
Ik zag dat [verdachte] voor zich uit staarde en onvast te been was.

8.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 24 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 50 tot en met 53):
Deze man bleek [verdachte] te zijn. Ik rook dat de adem van de man rook naar alcoholgebruik. Ik vorderde vervolgens van [verdachte] medewerking aan een voorlopig onderzoek van de uitgeademde lucht. Ik zag dat de uitslag van [verdachte] op de drager een A/G was.

9.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 23 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 164 tot en met 167):
V: Wat heb je de afgelopen 24 uur aan alcohol gedronken?
A: Een paar pilsjes na het werk.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 21 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 86):
Ik zag dat de verdachten [naam 2] en [verdachte] niet in het bezit zijn van een geldig
B-rijbewijs.

11.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 23 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 54 en 55):
Op donderdag 22 oktober omstreeks 22:20 uur fietste ik over de Geessinkweg te Enschede. Ik zag dat een kleine zwarte auto mij inhaalde. Ik zag dat dit voertuig op de rechter weghelft reed. Ik zag dat er vanaf de rotonde een grijs voertuig mijn richting op kwam. Ik zag en hoorde dat dit voertuig een hoge snelheid had. Ik hoorde dat de motor flink toeren maakte. Ik zag dat het voertuig zich snel bewoog.

12.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 22 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 57):
Donderdag 22 november 2018 reed ik op de Geessinkweg te Enschede. Ik kwam uit de richting van de Broekheurne-Ring en reed in de richting van de Broekheurnerrondweg. Ik zag dat er uit de tegenovergestelde richting een zwarte auto aan kwam. Ineens zag ik over mijn linker schouder dat er vanaf links achter een auto aan kwam rijden. Deze auto reed links langs mij heen en reed links langs de vluchtheuvel. Ik zag dat deze auto net voorbij de vluchtheuvel frontaal tegen de tegenligger aanreed. Ik zag vervolgens dat een meneer met een joggingsbroek aan als passagier uit de Opel stapte.

13.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 27 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 59):
Op 27 november 2018 nam ik telefonisch contact op met getuigen [getuige 1] . Ik vroeg haar of zij de joggingsbroek nader kon omschrijven. Ik hoorde dat ze zei dat het ging om een joggingsbroek in een licht kleur. Net niet wit, mogelijk beige of grijs. Ik vroeg vervolgens vanuit welke plek uit de auto deze persoon uitstapte. Ik hoorde dat ze zei dat dit de bijrijdersstoel was, rechts voorin het voertuig.

14.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 27 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 106 tot en met 113):
V: We willen graag weten wat jij te vertellen hebt over de tijd voor het onderzoek?
A: Ik was in de kerkzaal, aan de Wesselerbrink. Toen werd ik gebeld door mijn oom. Mijn oom is [verdachte] . Hij vroeg mij of ik hem kon ophalen bij de Jumbo in de stad.
V: Met wie heb jij hem opgehaald?
A: Met mijn vriend [naam 2] .
V: Wie was toen de bestuurder?
A: Ik was toen de bestuurder.
A: Uiteindelijk kwam ik bij het winkelcentrum uit. Ik vroeg aan hem wat we aan het doen waren omdat hij 22:30 uur thuis moet zijn voor zijn enkelband. Hij zei tegen mij rijden, rijden. Wij reden de Geessinkweg op, rotonde over van de Broekheurnerring. Vervolgens namen we de tweede afslag op de rotonde, op de Geessinkweg sloeg ik linksaf het Oosterveld in. Hier ging ik aan de rechterzijde van de weg stoppen omdat hij dat zei. Hij zei tegen mij dat ik moest uitstappen. Op dat moment stapte hij ook uit. Uiteindelijk zegt hij tegen mij stap in. Ik moest op de bijrijdersstoel gaan zitten. Ik stapte in. Ik deed de deur dicht omdat het koud was. Uit het niets loopt hij naar de bestuurdersstoel en ging hij zitten.
A: Toen hij is ingestapt is hij gaan rijden.
V: Waar is hij langs gereden?
A: Hij heeft de auto gedraaid, en toen ging hij rechtsaf naar de rotonde. Hij reed als een gek, hij reed heel hard. Ik zei tegen hem stop, pas op wat ben je aan het doen.
Hij reed over de rotonde, rechtsom maar heel hard. Bij de rotonde zei ik opnieuw stop wat ben je aan het doen. Richting de rotonde reed hij weer volgas op. Voor ons reed een andere auto op de rotonde. Wij reden rechtsom de rotonde en namen de derde afslag. Ik zie ook een auto van voren aankomen, een zwarte kleine auto. Opeens merk ik dat we naar links gaan. Ik zie de auto steeds dichter bij komen. We gingen links langs de vluchtheuvel. Hij geeft steeds meer gas. En ineens botsten we tegen de auto die ons tegemoet kwam.
V: Wat heb jij voor kleding aangehad?
A: Ik had een trainingspak aan, grijs van kleur.

15.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 2] van 23 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 143 tot en met 146):
V: Waar zat jij in de auto?
A: Rechts achter.

16.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 2] van 15 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 147 tot en met 150):
A: De bestuurder is opgehaald. De bestuurder, degene die het ongeluk heeft veroorzaakt, heeft min of meer [naam 1] gedwongen achter het stuur weg te gaan. [naam 1] heeft meerdere malen gezegd: ‘stop de auto’. Diegene nam het stuur over bij het Oosterveld.
A: Hij reed vanuit die wijk de straat op. Ik weet dat hij meermaals langs die rotonde reed, de rotonde Geessinkweg met de Broekheurne-Ring. Op de Broekheurne-Ring reed hij wel hard in ieder geval. Daarna gingen we linksaf richting de Geessinkweg. Daar was hij zo dom om een auto in te halen en toen gebeurde het. Vanaf de rotonde zagen [naam 1] en ik al dat die tegenligger eraan kwam en toch kiest hij ervoor om te proberen die auto in te halen.

17.

Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van rapporteur [verbalisant 7] , BASc, van 27 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 204 tot en met 208):
[Afbeelding]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen de DNA-profielen van [verdachte] RAAM2924NL en [naam 2] RABO8166NL en DNA-mengprofiel AAMJ0383NL#01 (
voorkant airbag thv middencirkel, rechts vooraanzicht) zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAMJ0383NL#01 bevat DNA van twee personen;
- de personen in dit mengsel zijn niet onderling verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Ten aanzien van [verdachte] RAAM2924NL
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA mengprofiel AAMJ0383NL#01 is
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.

18.

Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van rapporteur [verbalisant 7] , BASc, van 25 september 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 210 tot en met 212):
[Afbeelding]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Om de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [naam 2] en DNA-mengprofiel AAMJ0385#01 te berekenen zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAMJ0385#01 bevat DNA van vier personen;
- [verdachte] of een persoon met hetzelfde DNA-profiel als [verdachte] heeft een relatief grote hoeveelheid DNA aan deze bemonstering bijgedragen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [naam 2] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De monstering bevat een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] en een relatief geringe hoeveelheid DNA van [naam 2] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] en een relatief geringe hoeveelheid DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAMJ0385#01 is circa
100 miljoenkeer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.

Voetnoten

1.Hoge Raad 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.