4.3Het oordeel van de rechtbank
Was verdachte bestuurder?
Op 22 november 2018 omstreeks 22:27 uur vond op de Geessinkweg te Enschede een aanrijding plaats tussen een grijze Opel met kenteken [kenteken 1] (hierna “Opel”) en een zwarte Kia met kenteken [kenteken 2] (hierna “Kia”). In de Kia zat [slachtoffer 1] als bestuurder. [slachtoffer 2] zat in de Kia als bijrijder.
Verdachte ontkent dat hij op 22 november 2018 bestuurder was van de Opel.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte kan worden aangemerkt als bestuurder van de Opel op 22 november 2018.
Op de plaats van het ongeval heeft verdachte ten overstaan van verbalisanten verklaard dat hij naar de plaats van het ongeval was gebracht door een andere auto, ook van het merk Opel. Verdachte wees hierbij in de richting van de parkeerplaats van de voetbalvereniging aan de Geessinkweg. De verbalisanten zagen geen Opel op de parkeerplaats staan. Enkele momenten later heeft verdachte ten overstaan van verbalisanten verklaard dat hij net van zijn huis om de hoek was komen lopen. Verdachte heeft nog weer later bij de politie verklaard dat zijn vrouw op 22 november 2018 rond 22:20 uur werd gebeld door zijn zusje. Zijn zusje vertelde dat [naam 1] een auto-ongeluk had gehad. Verdachte en zijn vrouw zaten toen nog in hun auto en stonden net voor de deur van hun huis. Verdachte is vervolgens binnen twee tot drie minuten naar de plek van het ongeval gerend. Verdachte heeft op een later moment ten overstaan van verbalisanten verklaard dat hij en zijn vrouw op 22 november 2018 hun auto bij hun woning parkeerden. Verdachte zag dat de zus van zijn vrouw naar hun woning kwam rijden. De zus van zijn vrouw vertelde dat er een ongeluk was gebeurd en dat [naam 1] daarbij betrokken was. Tijdens het geven van de latere verklaring zei verdachte dat hij zich op dat moment weer kon herinneren dat hij na het ongeluk wel in de auto van [naam 1] had gezeten. Verdachte zag dat er vuur uit de auto kwam en heeft geprobeerd de auto achteruit te rijden.
[naam 1] heeft bij de politie verklaard dat hij verdachte op 22 november 2018 samen met zijn vriend [naam 2] heeft opgehaald in de binnenstad van Enschede. [naam 2] is rechts achterin de auto gaan zitten. [naam 1] moest van verdachte stoppen bij het Oosterveld in Enschede. [naam 1] stapte uit de auto en verdachte ging op de bestuurdersstoel zitten. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte de bestuurder was op het moment dat het ongeval plaatsvond. Daarnaast heeft [naam 1] verklaard dat hij ten tijde van het ongeval een grijs trainingspak droeg. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat na het ongeval een meneer met een grijze of beige joggingsbroek als passagier – rechts voorin – uit de auto stapte.
[naam 2] heeft bij de politie verklaard dat hij rechts achterin de auto zat. Daarnaast heeft [naam 2] verklaard dat degene die het ongeluk heeft veroorzaakt [naam 1] bij het Oosterveld in Enschede min of meer heeft gedwongen achter het stuur weg te gaan.
Er is DNA-onderzoek verricht naar de airbag aan de bestuurderszijde van de Opel.
Uit de bemonstering van de voorkant van de airbag (onderzijde) is een DNA-profiel van een man verkregen. Het betrof een bloedspoor (SIN: AAMJ0382NL#01). De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige onbekende man overeenkomt met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met het DNA-profiel uit de bemonstering. Hieruit leidt de rechtbank af, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de bemonstering aan de voorkant (onderzijde) van de airbag DNA bevat van verdachte. Uit de bemonstering van de voorkant van de airbag (bovenzijde) is ook een DNA-profiel van een man verkregen. Het betrof een bloedspoor (SIN: AAMJ0384NL#01). De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige onbekende man overeenkomt met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met het DNA-profiel uit de bemonstering. Hieruit leidt de rechtbank eveneens af, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de bemonstering aan de voorkant (bovenzijde) van de airbag DNA bevat van verdachte.
Uit de bemonstering van de voorkant van de airbag (middencirkel, rechts vooraanzicht) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen (SIN: AAMJ0383NL#01). Verdachte en [naam 2] kunnen hebben bijgedragen aan dit DNA-mengprofiel. De deskundige heeft ten aanzien van verdachte gerapporteerd dat de bevindingen van het onderzoek meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en één willekeurige andere persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. De rechtbank leidt uit deze onderzoeksresultaten af, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de voorkant van de airbag (middencirkel, rechts vooraanzicht) DNA-materiaal bevat van – onder andere – verdachte.
Uit de bemonstering van de voorkant van de airbag (oppervlakte middencirkel) is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen (SIN: AAMJ0385NL#01). Uit dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige onbekende persoon overeenkomt met dit DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met het DNA-hoofdprofiel uit de bemonstering. Naast het DNA-hoofdprofiel zijn DNA-nevenkenmerken aangetroffen van minimaal twee personen, het mengprofiel is vooralsnog onvoldoende informatief om te kunnen beoordelen of [naam 2] wel of geen donor kan zijn van een relatief geringe hoeveelheid DNA in de bemonstering. Uit bovenstaande resultaten leidt de rechtbank af, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de bemonstering aan de voorkant (oppervlakte middencirkel) van de airbag een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van verdachte.
De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de verklaringen van verdachte over hoe hij naar de plaats van het ongeval is gekomen als ongeloofwaardig terzijde moeten worden geschoven, mede gezien het feit dat deze verklaringen sterk wisselend zijn geweest.
Gezien de schade die aan de Opel is geconstateerd stelt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij meende de auto (na het ongeval) nog te kunnen verplaatsen en daarom achter het stuur van de Opel heeft plaatsgenomen, eveneens als ongeloofwaardig terzijde.
Op basis van de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] en de op de airbag van de Opel aangetroffen DNA-sporen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte als bestuurder van de Opel moet worden aangemerkt.
De feiten en omstandigheden
Verdachte reed met de Opel over de Geessinkweg te Enschede, komende uit de richting van de Broekheurne-Ring en gaande in de richting van de Broekheurnerrondweg. Hij reed in noordelijke richting en de weg vertoonde in die richting een lange bocht naar rechts. Direct ten noorden van het kruisingsvlak van de Geessinkweg met de Geessinkbrink was op het midden van de rijbaan een verhoogde middengeleider (ook wel vluchtheuvel) aangebracht. [slachtoffer 1] reed met de Kia in zuidelijke richting over de Geessinkweg te Enschede. Gelet op het krasspoor en de eindposities van beide ongevalsvoertuigen, moet de Opel ten westen (vanuit diens rijrichting bezien ter linkerzijde) langs de genoemde middengeleider zijn gereden en daarmee op de rijstrook hebben gereden die bestemd was voor de rijrichting van de Kia. De Opel botste vervolgens frontaal tegen de Kia. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] raakten hierbij ernstig gewond en zijn met spoed naar het ziekenhuis vervoerd. Er bleek bij [slachtoffer 1] sprake te zijn van een gebroken knieschijf met een open wond erboven, een breuk in het middenhandsbeen, een kleine klaplong linksboven en een longkneuzing. Bij [slachtoffer 2] bleek sprake te zijn van een gebroken rechteronderarm, een breuk in het borstbeen, een breuk in de linkervoet, schaafwonden op de buik en een forse haakvormige wond op het hoofd van zeven centimeter.
Gebleken is dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid heeft gereden dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag en hoorde dat het grijze voertuig een hoge snelheid had. Hij hoorde dat de motor flinke toeren maakte en zag dat het voertuig zich snel bewoog. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte heel hard reed. [naam 2] heeft ook verklaard dat verdachte hard reed.
Op het moment van het ongeval was het droog en helder. Het wegdek was ook droog. Vastgesteld is dat de Opel rijtechnisch in voldoende staat van onderhoud was en geen technische gebreken vertoonde.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 22 november 2018 op de Geessinkweg te Enschede reed. Zij kwam uit de richting van de Broekheurne-Ring en reed in noordelijke richting in de richting van de Broekheurnerrondweg. Zij zag dat er in zuidelijke richting een zwarte auto aan kwam rijden. Ineens zag zij over haar linkerschouder dat er vanaf links achter een auto aan kwam rijden. Deze auto reed links langs haar en de vluchtheuvel heen. Vervolgens zag zij dat deze auto net voorbij de vluchtheuvel frontaal tegen de tegenligger reed.
Gebleken is dat verdachte niet in het bezit was van een geldig B-rijbewijs. Daarnaast is waargenomen dat de adem van verdachte rook naar alcoholgebruik en dat verdachte onvast ter been was. Na het ongeval is bij hem een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht gevorderd. De uitslag van verdachte op de drager bleek een A/G te zijn. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een paar pilsjes had gedronken.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank is, met inachtneming van het voorgaande, van oordeel dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de volgende overwegingen.
Verdachte reed zonder te beschikken over een rijbewijs en met een aanzienlijk hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was in de richting van de Broekheurnerrondweg. Verdachte hield hierbij niet voldoende rechts en heeft een voor hem rijdend voertuig ingehaald. Daarna is verdachte een vluchtheuvel (middengeleider, voorzien van het verkeersteken inhoudende het gebod deze rechts te passeren) aan de linkerzijde voorbij gereden, terwijl op de linker weghelft juist een tegemoetkomende auto reed. Verdachte is vervolgens frontaal tegen deze tegemoetkomende auto aangereden. Verdachte heeft hierdoor de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden. Door een voertuig in te halen, de middengeleider aan de verkeerde zijde voorbij te rijden en op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer te gaan rijden heeft verdachte een onverantwoord en groot risico genomen. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van het ongeval in een auto reed terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol het rijgedrag, de oplettendheid en het reactievermogen negatief beïnvloedt.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat het aldus aan verdachtes schuld – in de zin van een zeer hoge mate van schuld – te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is verder van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel, er sprake is van letsel dat als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.