Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
DGB’,
[gedaagde]’,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen DGB Energie B.V. en een gedaagde partij over de geldigheid van een leveringsovereenkomst voor gas en elektriciteit. DGB vorderde betaling van € 860,68 van de gedaagde, die betwistte dat zij de overeenkomst had gesloten, en stelde dat er sprake was van dwaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat DGB op 26 mei 2020 telefonisch contact heeft opgenomen met de gedaagde en een verkoopgesprek heeft gevoerd, waarbij de gedaagde een aanbod heeft geaccordeerd zonder de inhoudelijke details te lezen. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen en dat de gedaagde niet met succes een beroep kon doen op dwaling, aangezien zij erkende dat zij akkoord was gegaan met het voorstel van DGB. De rechtbank verwierp het verweer van de gedaagde en oordeelde dat de gedaagde het gevorderde bedrag moest betalen, minus onterecht in rekening gebrachte aanmaningskosten. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van DGB toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.