ECLI:NL:RBOVE:2022:4090

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
08.153592-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot afpersing, poging tot diefstal met geweld en opzetheling

Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, poging tot diefstal met geweld en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om zich te laten behandelen voor zijn verslaving. De feiten vonden plaats op 19 juni 2022, waarbij de verdachte geprobeerd heeft een slachtoffer af te persen en een telefoon te stelen, vergezeld van geweld en bedreiging. Ook heeft de verdachte niet voldaan aan een ambtelijk bevel en is hij schuldig bevonden aan opzetheling van een stofzuiger. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend, maar heeft vrijspraak bepleit voor enkele feiten. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook op camerabeelden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.153592-22 (P)
Datum vonnis: 29 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.M. Venselaar en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat in Leeuwarden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 19 juni 2022 heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) af te persen dan wel zwaar te mishandelen;
feit 2:op 19 juni 2022 (onder bedreiging) met geweld een telefoontoestel van [slachtoffer] heeft gestolen (
primair), dan wel een poging daartoe heeft gedaan (
subsidiair);
feit 3:op 19 juni 2022 niet heeft voldaan aan een ambtelijk bevel, door geen medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht;
feit 4:op of omstreeks de periode van 19 juni 2022 tot en met 20 juni 2022 al dan niet met anderen een stofzuiger heeft gestolen (
primair), dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van een stofzuiger (
subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
een persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een bedrag aan geld en/of een
telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand(en) heeft genomen en/of daarmee een of meer stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van die [slachtoffer] , die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond, en/of heeft hij die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans tegen het hoofd gestompt en/of geslagen en/of gestoten en/of (daarbij) die [slachtoffer] toegevoegd de woorden: "Denk je dat je zo maar weg kan zonder te betalen ?" en/of "Ga je me betalen of niet ?" en/of "je gaat nu je telefoon geven of ik steek je dood", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een/of meer mes(sen), althans scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in zijn handen heeft genomen en/of daarmee een/of meer stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van de keel/halsstreek en/of hartstreek en/of/althans het lichaam van die [slachtoffer] , die zich toen daar in de (onmiddellijke) nabijheid van hem, verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg,
een telefoontoestel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand(en) te nemen en/of daarmee een of meer stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen te maken naar en/of in de richting van die [slachtoffer] , die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond, en/of door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of te stoten en/of door die [slachtoffer] toe te voegen de woorden: "Je gaat me nu je telefoon geven of ik steek je dood" en/of door (daarbij) die telefoon uit de zak/kleding van die [slachtoffer] te grissen/te nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand(en) heeft genomen en/of daarmee een of meer stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van die [slachtoffer] , die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van ham verdachte bevond, en/of heeft hij die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans tegen het hoofd gestompt en/of geslagen en/of gestoten en/of die [slachtoffer] toegevoegd de woorden: "Je gaat me nu je telefoon geven of ik steek je dood" en/of heeft hij (daarbij) die telefoon uit de zak/kleding van die [slachtoffer] gegrist/genomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, de brigadier van politie bij de Eenheid Oost-Nederland genaamd [verbalisant 1] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van de uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven;
4.
hij op of omstreeks 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een stofzuiger, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de firma Aldi, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2022 tot en met 20 juni 2022, in de gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een stofzuiger, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijze had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft daarnaast betoogd dat verdachte van het onder 4 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De onder 4 subsidiair ten laste gelegde opzetheling kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat verdachte de telefoon van aangever heeft afgepakt om ervoor te zorgen dat hij geld van hem zou krijgen. Als de rechtbank van oordeel is dat zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, is volgens de raadsman sprake van samenloop. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair: poging tot afpersing
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 september 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] ; [2]
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] (hierna: [naam] ); [3]
4. het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden. [4]
Feit 2 primair: diefstal met (bedreiging met) geweld) - vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden wat aan verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij het telefoontoestel van [slachtoffer] met geweld heeft weggenomen. Hoewel uit verschillende bewijsmiddelen blijkt dat verdachte heeft geprobeerd om de telefoon van [slachtoffer] in handen te krijgen, is er onvoldoende bewijs dat verdachte de telefoon ook daadwerkelijk heeft afgepakt. Alleen [slachtoffer] heeft hierover verklaard. Verdachte ontkent dat hij de telefoon heeft weggenomen. Om die reden acht de rechtbank een voltooide diefstal niet bewezen.
Feit 2 subsidiair: poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 september 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] ; [5]
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] ; [6]
4. het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden. [7]
Feit 3: weigering van een ademanalyse
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 september 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van
19 juni 2022. [8]
Feit 4: diefstal in vereniging dan wel opzet- dan wel schuldheling
Feiten en omstandigheden
Namens supermarkt Aldi in Hardenberg is op 20 juni 2022 aangifte gedaan van diefstal van een stofzuiger. Onbekend is wanneer of hoe deze stofzuiger is weggenomen. [9] [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte en [naam] op 19 juni 2022 uit de woning van verdachte zijn weggegaan en korte tijd later zijn terug met een nieuwe stofzuigerdoos met daarin een nieuwe stofzuiger. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij hoorde dat verdachte en [naam] de stofzuiger hadden gestolen. [10] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [naam] naar de Aldi in Hardenberg is gegaan, [naam] met de stofzuigerdoos naar buiten heeft zien lopen en dat [naam] deze stofzuiger vervolgens naar de woning van verdachte heeft meegenomen. Verdachte heeft ook verklaard dat hij wel wist dat [naam] de stofzuiger had gestolen. [11] Op 20 juni 2022 heeft de politie in de woning van verdachte een doos met daarop afgebeeld een stofzuiger aangetroffen. Op deze doos was een prijssticker van de Aldi aangebracht. [12]
Feit 4 primair: diefstal in vereniging - vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan immers niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de stofzuiger heeft weggenomen uit de Aldi. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 4 primair ten laste gelegde.
Feit 4 subsidiair: opzetheling
De onder 4 subsidiair ten laste gelegde opzetheling kan naar het oordeel van de rechtbank wel wettig en overtuigend worden bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de stofzuiger voorhanden heeft gehad en dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de stofzuiger wist dat dit een door misdrijf verkregen goed betrof.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en door bedreiging met geweld, een persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een bedrag aan geld en/of een telefoon, die aan [slachtoffer] toebehoorde(n),
een mes in zijn handen heeft genomen en daarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer] , die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond, en die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en (daarbij) die [slachtoffer] de woorden: “Denk je dat je zo maar weg kan zonder te betalen?” en “Ga je me betalen of niet?” heeft toegevoegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon die aan [slachtoffer] toebehoorde weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, een mes in zijn hand(en) heeft genomen en daarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer] , die zich toen in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond, en die [slachtoffer] in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten de brigadier van de politie-eenheid Oost-Nederland, genaamd [verbalisant 1] , belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van de uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven;
4.
hij op 19 juni 2022, in de gemeente Hardenberg, een stofzuiger voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 184, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:
poging tot afpersing;
en
het misdrijf:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 4
het misdrijf:
opzetheling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft zij gevorderd de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te koppelen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij heeft hij opgemerkt dat verdachte zich wil conformeren aan de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft geadviseerd, behalve aan de voorwaarde van begeleid wonen. Verder heeft de raadsman bepleit om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf op twee maanden te stellen, zodat verdachte daarna direct aansluitend kan worden opgenomen in een Forensische Verslavingskliniek (FVK).
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en een poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld. Verdachte heeft slachtoffer [slachtoffer] geprobeerd te dwingen zijn telefoontoestel en/of geld af te staan, respectievelijk dat van hem af te nemen. Hij heeft hierbij gebruik gemaakt van een mes en heeft met dit mes zwaaiende bewegingen gemaakt naar het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer tegen zijn hoofd geslagen en heeft hij dreigementen geuit richting het slachtoffer. Dit is voor het slachtoffer beangstigend en intimiderend geweest, zoals blijkt uit zijn verklaring bij de politie. Ook is het slachtoffer door het handelen van verdachte gewond geraakt. Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans lichamelijke integriteit en gevoelens en voor diens geld en goederen. Ook indien het slachtoffer daadwerkelijk geld verschuldigd was aan verdachte, rechtvaardigt dat op geen enkele wijze de manier waarop verdachte heeft gehandeld.
Na zijn aanhouding heeft verdachte geweigerd om zijn medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van de uitgeademde lucht. Ook dit betreft een kwalijk feit.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een stofzuiger. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan. Ook hiermee heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 28 juli 2022. Hieruit komt naar voren dat verdachte voor een groot aantal strafbare feiten, waaronder geweldsmisdrijven, onherroepelijk is veroordeeld. Ook liep verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde misdrijven in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Naar aanleiding van een onderzoek in het kader van een trajectconsult is op 15 juli 2022 een rapport over verdachte verschenen, opgemaakt door psychiater A.P.N. Hospers, verbonden aan het NIFP. In het rapport wordt als voorlopige diagnostiek beschreven dat bij verdachte sprake is van een zwak gestructureerde persoonlijkheidsstructuur met kenmerken uit cluster B, een stoornis in het gebruik van middelen en uitgebreide psychosociale problemen (o.a. geen werk, geen vaste verblijfplaats). Het NIFP ziet geen reden voor een pro Justitia-rapportage en adviseert om verdachte klinisch te laten behandelen binnen een forensische setting met aandacht voor verslavingsproblematiek.
De reclassering heeft op 21 juli 2022 een advies uitgebracht en ziet een hoog risico op herhaling van (gewelddadige) strafbare feiten, op letselschade en op onttrekking aan voorwaarden. Verdachte heeft diverse ambulante en klinische behandeltrajecten gevolgd die veelal voortijdig eindigden door een niet meewerkende houding of recidive. Ook heeft verdachte de afgelopen jaren in verschillende beschermde woonvormen gewoond, maar ook deze trajecten wist verdachte veelal niet voor langere tijd te behouden. Positief is dat verdachte gemotiveerd is aan zichzelf te werken en openstaat voor een opname in een FVK. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. Ook adviseert de reclassering een dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden, nu de kans op een misdrijf met schade voor personen groot wordt geacht.
De strafoplegging
De rechtbank acht voor het samenstel aan feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de hiervoor omschreven omstandigheden en heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), alsmede op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Gelet hierop is de gevorderde gevangenisstraf van vijftien maanden op zijn plaats.
Ook is het op grond van de hiervoor beschreven psychische problematiek en verslaving noodzakelijk dat verdachte behandeling ondergaat en begeleiding krijgt. Daarom zal de rechtbank van deze gevangenisstraf een periode van tien maanden voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling (een FVK) en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank zal ook de voorwaarde van ambulante behandeling opleggen, maar zonder mogelijkheid tot kortdurende klinische opname. De reden daarvoor is dat de Hoge Raad op 12 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1027) heeft geoordeeld dat de beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van een veroordeelde in een zorginstelling en voor welke duur, is voorbehouden aan de rechter. De voorwaarde die de reclassering in dit geval heeft voorgesteld is gelijkluidend aan de voorwaarde die de Hoge Raad onverenigbaar heeft geacht met de wet. Daarom kan de mogelijkheid van een beslissing tot kortdurende klinische opname in handen van de reclassering niet als bijzondere voorwaarde worden opgelegd.
Naast de voormelde voorwaarden, ziet de rechtbank aanleiding om ook de door de reclassering voorgestelde voorwaarde van begeleid wonen te koppelen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat uit het verleden is gebleken dat hij in een instelling voor begeleid wonen telkens in aanraking komt met criminaliteit en drugsgebruikers en dit voor hem de kans op recidive vergroot. In de visie van de reclassering is het echter noodzakelijk dat verdachte na het afronden van zijn opname in een zorginstelling beschermd zal gaan wonen. De rechtbank deelt die visie, temeer nu het aan verdachte is om te werken aan zijn (verslavings)problematiek om recidive te voorkomen.
De te stellen bijzondere voorwaarden kunnen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Daarvan is gezien de hiervoor beschreven reclasseringsrapportage sprake.
De rechtbank zal daarom bevelen dat de te stellen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:poging tot afpersing;
en
het misdrijf:poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 3
het misdrijf:opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 4
het misdrijf:opzetheling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van
3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte:
  • zich op eerste uitnodiging van de reclassering meldt bij de reclassering en zich blijft melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak, waar en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Daarbij houdt hij zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en werkt hij mee aan huisbezoeken;
  • zich laat opnemen in FVK Piet Roorda in Zutphen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich laat behandelen door de forensische verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na het afronden van de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na afronding van de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van verslavende middelen om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde
voorwaarden enhet op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen
toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en
mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2022.
Buiten staat
Mr. M.W. Eshuis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met PV-nummer PL0600-2022274547. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 9.
3.Pagina’s 62 en 63.
4.Pagina’s 29 tot en met 31.
5.Pagina’s 9 en 10.
6.Pagina’s 62 en 63.
7.Pagina’s 29 tot en met 31.
8.Pagina 24.
9.Proces-verbaal van aangifte namens Aldi, pagina 14.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina’s 8 en 9.
11.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 15 september 2022.
12.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 3] , pagina 54.