ECLI:NL:RBOVE:2022:391

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
08.035817.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door negeren van verkeerslicht

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 26 maart 2020 te Zwolle. De verdachte reed met zijn bedrijfsauto door rood licht terwijl hij zijn voicemail aan het afluisteren was. Hierdoor botste hij tegen een motor, waarbij de bestuurder van de motor, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een hersenschudding, gebroken bekken en andere verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een geldboete van € 1.500 en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in verontschuldigbare onmacht verkeerde en dat zijn gedrag als verkeersdeelnemer niet aanvaardbaar was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om alert te zijn en verkeersregels te respecteren, vooral in situaties waarin andere weggebruikers in gevaar kunnen komen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.035817.21 (P)
Datum vonnis: 10 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Jager en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een bedrijfsauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een motorrijder (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel dat hij met die bedrijfsauto gevaar en/of hinder heeft veroorzaakt op de weg.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2020 te Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelwagen), komende uit de richting van de Middelweg en/of gaande in de richting van de Zwartewaterallee, daarmede rijdende over de weg, de Middelweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
-
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken kijken en/of is blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Middelweg) en/of de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de Zwartewaterallee, bevindende verkeer en/of
-
terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 33,9 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelwagen) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Provincialeweg N233) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of te blijven staan en/of
-
die kruising op en/of over is gereden en/of
-
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen en/of te blijven wachten (voor het rode verkeerslicht), door rood is gereden en/of een op de kruisende weg (de Zwartewaterallee) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een motorfiets niet voor heeft laten gaan en/of
- (
waardoor) voornoemde bestuurde van de motorfiets (krachtig) moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of ten val is gekomen en/of (deels) onder een ander aldaar rijdend voertuig is gekomen en/of
-
het met door hem, verdachte, bestuurde voertuig is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, de bestuurder van de voornoemde motorfiets en/of deze motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2020 te Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelwagen), komende uit de richting van de Middelweg en/of gaande in de richting van de Zwartewaterallee, daarmede rijdende over de weg, de Middelweg,
-
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken kijken en/of is blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Middelweg) en/of de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de Zwartewaterallee, bevindende verkeer en/of
-
terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 33,9 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
-
in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelwagen) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Provincialeweg N233) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of te blijven staan en/of
- die kruising op en/of over is gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen en/of te blijven wachten (voor het rode verkeerslicht), door rood is gereden en/of een op de kruisende weg (de Zwartewaterallee) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een motorfiets niet voor heeft laten gaan en/of
- (
waardoor) voornoemde bestuurde van de motorfiets (krachtig) moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of ten val is gekomen en/of (deels) onder een ander aldaar rijdend voertuig is gekomen en/of
-
het met door hem, verdachte, bestuurde voertuig is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, de bestuurder van de voornoemde motorfiets en/of deze motorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto vanuit stilstand heeft opgetrokken, terwijl hij voor het rode verkeerslicht stond. Vervolgens is hij over de stopstreep gereden, terwijl het verkeerslicht al 34 seconden op rood stond en links af geslagen. Bovendien heeft verdachte niet geregistreerd dat er verkeer vanaf de linkerbaan kwam, terwijl er voldoende afstand zat tussen het moment van optrekken en het raken van de motorrijder. Gelet op deze omstandigheden heeft verdachte ernstige schuld aan het verkeersongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), in die zin dat sprake is van zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag. Het primair tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gesteld dat hij een black-out heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het ongeluk zijn voicemail aan het afluisteren was en dat hij het rode verkeerslicht in zijn geheel niet heeft geregistreerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 26 maart 2020 als bestuurder van een bedrijfsauto over de Middelweg te Zwolle. Verdachte was bekend met deze weg; hij reed daar vaker. Op het moment dat hij de kruising van deze weg met de Zwartewaterallee naderde, was zijn zicht niet belemmerd. Toen hij de rood licht uitstralende verkeerslichten voor het kruispunt naderde, remde hij af. Hij stond korte tijd stil, waarna hij optrok. Verdachte keek niet voor zich en negeerde het rode verkeerslicht dat op dat moment 33,9 seconden op rood stond. Hij draaide linksaf de Zwartewaterallee op in de richting van de Ceintuurbaan. Bij het links afslaan, keek verdachte niet om zich heen en verleende hij geen voorrang aan de van links komende, over de Zwartewaterallee rijdende motor waarop [slachtoffer] reed. [slachtoffer] en onder anderen ook [naam] hadden net groen licht gekregen om het kruispunt rechtdoor over te rijden. Op de kruising reed de bedrijfsauto van verdachte de motor waarop [slachtoffer] reed aan. Vervolgens ontstond een aanrijding tussen de bedrijfsauto van verdachte en de personenauto waarin [naam] reed. Hierbij werd [slachtoffer] overreden door de personenauto van [naam] . Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] een hersenschudding, gebroken bekken, een breuk in de elleboog, een gebroken schouderblad, een gekneusde rechterknie en zenuwpijn in de rechtervoet opgelopen. Na de aanrijding heeft hij enkele dagen in het ziekenhuis gelegen. Het vervolg van zijn hersteltraject heeft hij doorgebracht in een aangepaste thuiswoning.
Duidelijk is dat verdachte het ongeluk niet heeft gewild of expres heeft veroorzaakt. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte (meer dan) een aanmerkelijke mate van schuld heeft aan het ongeval. Om dit te beoordelen moet de rechtbank kijken naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. [1]
Verdachte heeft als bestuurder van de bedrijfsauto in een op zichzelf overzichtelijke situatie niet alleen het rode verkeerslicht, maar ook de andere verkeersdeelnemers bij en op de kruising niet gezien en heeft kennelijk langere tijd zijn aandacht onvoldoende bij de weg gehad. Daarbij komt dat hij stond te wachten voor het rode licht, maar vervolgens is opgetrokken en door rood is gereden, terwijl het verkeerslicht nog steeds rood licht uitstraalde.
De rechtbank is van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte in beginsel is aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 WVW 1994 te wijten is. Dat kan evenwel anders zijn indien verdachte ten tijde van de aanrijding in verontschuldigbare onmacht verkeerde.
Verdachte heeft bij de politie gesteld dat hij een black-out moet hebben gehad en ter zitting heeft hij zijn rijgedrag omschreven als het “rijden op de automatische piloot”, wat volgens hem was te wijten aan vermoeidheid. Ter zitting heeft verdachte verklaard niet bekend te zijn met eerdere black-outs. In het dossier bevinden zich geen medische verklaringen of andere aanwijzingen waaruit de aannemelijkheid van een dergelijke black-out blijkt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gestelde verontschuldigbare onmacht onvoldoende is gebleken, dan wel aannemelijk is geworden. Het door vermoeidheid op de automatische piloot rijden kan ook niet als zodanig gelden. Van verkeersdeelnemers wordt verwacht dat zij enkel aan het verkeer deelnemen als zij daartoe in staat zijn.
Er is sprake van een verkeersongeval dat te wijten is aan de schuld van verdachte, als bedoeld in artikel 6 WVW 1994.
Tot slot moet de rechtbank beoordelen of het letsel dat [slachtoffer] door de aanrijding heeft opgelopen zwaar lichamelijk letsel is. De rechtbank is van oordeel dat het letsel gelet op de aard en ernst daarvan kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Dit letsel is het gevolg van de door de verdachte veroorzaakte aanrijding, en daarom aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank acht hierom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
primair
hij op 26 maart 2020 te Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de Middelweg en gaande in de richting van de Zwartewaterallee, daarmede rijdende over de weg, de Middelweg, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
-
niet heeft gekeken en is blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Middelweg) en de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en het zich op de kruisende weg, de Zwartewaterallee, bevindende verkeer en
-
terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 33,9 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
-
in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Provincialeweg N233) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en te blijven staan en
-
die kruising op en over is gereden en
-
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen en te blijven wachten (voor het rode verkeerslicht), door rood is gereden en een op de kruisende weg (de Zwartewaterallee) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een motorfiets niet voor heeft laten gaan
-
waardoor voornoemde bestuurder van de motorfiets moest remmen om een aanrijding te voorkomen en ten val is gekomen en (deels) onder een ander aldaar rijdend voertuig is gekomen en
-
het met door hem, verdachte, bestuurde voertuig in aanrijding is gekomen met de bestuurder van de voornoemde motorfiets en deze motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard het gevoel te krijgen dubbel te worden gestraft als hij een rijontzegging krijgt. Verdachte heeft een eigen hoveniersbedrijf en zonder rijbewijs kan hij zijn werkzaamheden niet uitoefenen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank neemt bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft verklaard dat hij een voicemail aan het afluisteren was en als het ware op de automatische piloot reed. Hij negeerde een rood verkeerslicht, waarna hij op de kruising [slachtoffer] en [naam] heeft aangereden. Dit ongeluk heeft voor slachtoffer [slachtoffer] grote gevolgen gehad. Hij heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit het dossier is gebleken dat [slachtoffer] drie maanden na het ongeluk nog steeds herstellende was. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank in aanmerking de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Deze hanteren als uitgangspunt voor het door schuld veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld van verdachte, het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en de verdachte niet onder invloed van alcohol verkeerde, een taakstraf van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
De rechtbank houdt er rekening mee dat, blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie (strafblad) van 8 december 2021, geen sprake is van recente recidive.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte voor zijn werk dagelijks afhankelijk is van zijn rijbewijs. Hij rijdt al jaren beroepshalve vele kilometers per jaar zonder grote verkeersfouten te maken. Ter zitting heeft verdachte open gesproken over het gebeurde en is gebleken dat verdachte zich zeer goed bewust is van de ernstige gevolgen van zijn verkeersfout voor het slachtoffer. De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij uit eigen beweging contact heeft opgenomen met [slachtoffer] en dat hij maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat hij wederom te vermoeid de weg op zou gaan. De rechtbank neemt ook in aanmerking het aanzienlijke tijdsverloop tussen het ongeval en de behandeling van de zaak ter zitting.
Alle omstandigheden bezien zal niet worden aangesloten bij de oriëntatiepunten. De rechtbank acht het passend dat aan verdachte wordt opgelegd een geldboete ter hoogte van
€ 1.500,-- en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c Wetboek van Strafrecht en 179 Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Metgod, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en
mr. V.P.K van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters en
mr. M.R. Vis, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2020133581. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 26 maart 2020 reed ik op de Middelweg in Zwolle. Ik was een voicemailbericht aan het afluisteren op mijn telefoon en ik heb dat hele stoplicht niet gezien. Op de kruising was er ineens een klap en toen zag ik de helm van de motorrijder. Zij trokken net op voor de stoplichten. Ik ben daar wel veel vaker langsgekomen maar ik heb de stoplichten niet gezien.
2.
De processen-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 26 maart 2020 en 15 juni 2020 in onderling verband en samenhang bezien, pagina’s 9 en 11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 maart 2020 omstreeks 17:20 uur reed ik op mijn motor, voorzien van kenteken
[kenteken]. Ik reed op de Zwartewaterallee in Zwolle. Ik naderde de kruising met de
Middelweg en wilde rechtdoor rijden. Globaal gezien kwam ik uit de richting van de
Ceintuurbaan. Ik zag dat de verkeerslichten op rood stonden. Ik zag dat de
verkeerslichten op groen sprongen op het moment dat ik nog net tussen de 2 voorste
voertuigen in de rij reed. Ik trok op om de kruising over te steken. Ik reed vanaf
het midden richting de rechterbaan voor rechtdoor. Ik zag in mijn ooghoek een busje aan komen rijden van rechts, richting de kruising. Hij kwam best wel snel op mij af voor mijn gevoel. Voor ik het wist was het busje bij mij. Ik probeerde nog te remmen, maar tevergeefs.
Hierbij heb ik significant letsel opgelopen waaronder:
- 4 breuken in het bekken (rechter- en linkerzijde)
- 3 breuken in het rechter schouderblad
- Zenuwpijn in rechtervoet
- Kneuzing van de rechter knie
- Verrekking banden van mijn rechter sleutelbeen
- Schaafwond rechter knie
De eerste vijf dagen na het ongeluk heb ik doorgebracht in het Isala ziekenhuis in
Zwolle. Tijdens deze periode was ik niet zelfstandig en grotendeels bedlegerig. Na
bewezen zelfstandigheid ben ik ontslagen uit het ziekenhuis. Het vervolg van het
hersteltraject heb ik doorgebracht in een aangepaste thuiswoning.
3.
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 22 september 2020, pagina’s 36 en 47, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit onderzoek bleek dat het uitzicht door de voor- en zijruiten van de Mercedes Benz op generlei wijze werd belemmerd.
De Mercedes Benz reed op de Middelweg en draaide linksaf de Zwartewaterallee op in de
richting van de Ceintuurbaan.
De Peugeot reed op de Zwartewaterallee in de richting van de Blaloweg.
De Kawasaki reed op de Zwartewaterallee in de richting van de Blaloweg.
Bij het linksaf slaan reed de bestuurder van de Mercedes Benz door het rode licht en verleende de bestuurder van de motorfiets en de bestuurder van de Peugeot geen
voorrang.
Op de kruising van de Zwartewaterallee en de Middelweg ontstond er een botsing tussen,
eerst de motorrijder en de Mercedes en vervolgens de Peugeot en de Mercedes. Hierbij werd de motorrijder overreden door de Peugeot.
4.
Het proces-verbaal analyse VRI data van 28 mei 2020, pagina 61 en 63, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit het onderzoek op de plaats van het verkeersongeval bleek mij dat de bestuurder van de Mercedes-Benz Vito had gereden over de rijstrook voor linksaf van de Middelweg. De betreffende rijrichting was binnen de verkeerslichtenregeling opgenomen als richting 12.
In het faselog zag ik dat koplus D121 (vlak voor de stopstreep) van richting SG 12, werd geactiveerd te 17:18:08,3 uur en werd gedeactiveerd te 17:18:14,0 uur. Ik zag dat het verkeerslicht van richting SG 12, vanaf 17:17:40,1 uur rood licht uitstraalde. Het voorgaande hield in dat een voertuig op richting SG 12 de stopstreep passeerde, terwijl het verkeerslicht voor die richting minimaal 33,9 seconden rood licht uitstraalde.
5.
De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 27 januari 2022, dat op de ter terechtzitting getoonde dashcambeelden is te zien dat verdachte voor het stoplicht afremt, tot stilstand komt en vervolgens vanuit stilstand optrekt en de kruising oprijdt.
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten een letselrapportage van S.J. Th. van Kuijk, betreffende [slachtoffer] , opgesteld op 28 oktober 2020, pagina’s 1 en 2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
hersenschudding
het bekken is aan voorzijde op 2 plaatsen gebroken
het heiligbeen is rechts gebroken
kop van spaakbeen is in de elleboog gebroken
het schouderblad is gebroken

Voetnoten

1.HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.