Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
gemeente Enschede,
1.De procedure
2.De feiten
1 januari 2018 vervulde, is die van [adviseur] (HR21 functie adviseur IV, schaal 11) voor 36 uur per week, met een salaris van € 5.372,00 excl. vakantiebijslag en overige emolumenten. Naast [adviseur] is [verweerster] door het college van burgemeester en wethouder benoemd tot plaatsvervangend [leidinggevende] .
[C] . [C] was daarbij vanuit de afdeling Juridische Zaken als adviseur gedetacheerd bij [de afdeling] .
nietliggen op het team zoals ze steeds denkt en benoemt.
nu zij heeft moeten vaststellen dat zij niet kan instaan voor de kwaliteit van het rapport wegens het ontbreken van o.a. verslagen van de gesprekken die [verweerster] gevoerd heeft met de mensen van andere gemeenten”. De gemeenteraad zou van die intrekking op de hoogte worden gesteld.
dat het allemaal heel onzorgvuldig was, de hele onderzoeksopzet, het niet uitwerken van de interviews en het niet voorleggen aan de geïnterviewden voor goedkeuring”
“ [verweerster] moet beseffen dat dit consequenties heeft, ook voor de samenwerking”.
14 december 2021 een probleemanalyse opgesteld. Als advies voor een stappenplan om re-integratie-activiteiten op te starten schrijft de bedrijfsarts:
3.Het verzoek
4.Het verweer
€ 141.800,00 bruto. [verweerster] voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
1 november 2021 heeft de gemeente geen oog gehad voor haar herstel- en re-integratie. [verweerster] werd zelfs tijdens de ziekte uit haar functie ontheven. Bij het herplaatsingsonderzoek is [verweerster] op geen enkele manier betrokken. Dit alles duidt erop dat er wel degelijk een verband is tussen de ontslagaanvraag en haar ziekte.
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
zeer produktief, integer en deskundig klachtenbehandelaar’.
meer dan uitstekende inzet en haar daadkracht’. Dat [verweerster] tot het moment begin januari 2020 dat [X] zijn rapport presenteerde niet goed zou functioneren, blijkt uit niets. Verslagen van functioneringsgesprekken waaruit dit zou kunnen blijken, zijn niet in het geding gebracht.
10 mei 2021 mailt de [leidinggevende] aan [verweerster] dat ze de layout van het rapport wat heeft aangepast en nog wat opmerkingen heeft geplaatst, waarna de [leidinggevende] op 31 mei 2021 het rapport binnen de organisatie verspreidde. Oftewel, het rapport werd door de [leidinggevende] goedgekeurd.
‘ik win het toch niet van jullie, ga maar verder zoals jullie het willen doen’.