ECLI:NL:RBOVE:2022:3769

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
08/022610-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige werkneemster en aanranding van haar zus

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 56-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen met zijn minderjarige werkneemster en aanranding van haar zus. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen met de minderjarige werkneemster, die in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 juli 2021 plaatsvonden. De verdachte had haar herhaaldelijk betast en geprobeerd haar te zoenen, waarbij hij zijn overwicht als werkgever misbruikte. Daarnaast werd hij ook schuldig bevonden aan het aanranding van de zus van de werkneemster, waarbij hij haar op 31 juli 2021 betastte en een tongzoen gaf. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar, ondersteund door getuigenverklaringen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die angst en een gevoel van onveiligheid ervoeren. De verdachte had geen eerdere strafbare feiten en de rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf, gezien de omstandigheden en de blanco justitiële documentatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/022610-22 (P)
Datum vonnis: 15 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 december 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van wat door de raadsman van verdachte, mr. F.P. Slewe, advocaat te Schiphol, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige werkneemster [slachtoffer 1] ;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode(s) van 1 mei 2019 tot en met 1 september 2019 en/of 1 februari 2020 tot en met 31 juli 2021 te Wierden ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, te weten zijn werknemer [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2004), door
- te proberen om die [slachtoffer 1] op de mond te zoenen en/of
- die [slachtoffer 1] in haar nek te zoenen en/of
- het oor van die [slachtoffer 1] te likken en/of
- de borsten en/of de billen van die [slachtoffer 1] te betasten en/of
- zijn penis, althans zijn onderlichaam tegen die [slachtoffer 1] aan te duwen/drukken en/of
- zijn penis te ontbloten en/of de hand van die [slachtoffer 1] op zijn penis te leggen;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode(s) van 1 mei 2019 tot en met 1 september 2019 en/of 1 februari 2020 tot en met 31 juli 2021 te Wierden door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer 2] en/of
- het likken van het oor van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 2] ,

waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte

- die ontuchtige handelingen telkens onverhoeds heeft gepleegd en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer 2] , gelet op het leeftijdsverschil en/of het feit dat hij, verdachte, de werkgever van de zus van die [slachtoffer 2] was en/of
- meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. Subsidiair bepleit de verdediging dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feitelijkheden onder feit 1 en 2, namelijk het eerste, vijfde en zesde gedachtestreepje onder feit 1 en het eerste en derde gedachtestreepje onder feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Betrouwbaarheid aangeefsters
De aangeefsters hebben op respectievelijk 27 augustus 2021 en 14 september 2021 bij de politie verklaringen afgelegd over de tenlastegelegde feiten. Deze verklaringen zijn afgelegd bij gecertificeerde zedenrechercheurs en hiervan zijn audiovisuele opnames gemaakt. Bovendien zijn aangeefsters gehoord door de rechter-commissaris. Zij hebben daar verklaard overeenkomstig hun verklaringen bij de politie. De verklaringen van de aangeefsters komen de rechtbank authentiek voor, nu deze voldoende gedetailleerd zijn, specifieke uitlatingen en gedragingen bevatten en aangeefsters in hoofdlijnen consistent verklaren over de gang van zaken. Bovendien vinden de verklaringen van de aangeefsters op concrete onderdelen ondersteuning in andere bewijsmiddelen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van beide aangeefsters betrouwbaar zijn en derhalve kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Feit 1
Op 27 augustus 2021 heeft [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) aangifte gedaan van aanranding door verdachte, die toentertijd haar baas was. Vanaf juli 2019 werd het volgens [slachtoffer 1] “vaag”. Verdachte maakte ongepaste opmerkingen naar [slachtoffer 1] . Hij zei dat haar lichaam en borsten er goed uitzagen. Vanaf augustus 2019 werd verdachte handtastelijk. Hij raakte in het voorbijgaan de billen van [slachtoffer 1] aan en streek over haar shirt. Soms ging verdachte ook achter [slachtoffer 1] staan, waarbij hij zijn lichaam tegen het lichaam van [slachtoffer 1] aan drukte. Na de zomervakantie is [slachtoffer 1] gestopt met werken bij het bedrijf van verdachte in verband met school, maar vanaf april 2020 is zij weer voor hem gaan werken. Vanaf die tijd vonden de handtastelijkheden niet alleen meer in het voorbijgaan plaats. Verdachte bleef steeds de borsten en billen van [slachtoffer 1] aanraken. Verder streelde hij [slachtoffer 1] ’s handen en knabbelde hij aan haar oren. Daarnaast heeft verdachte ook geprobeerd om [slachtoffer 1] op haar mond te zoenen. [slachtoffer 1] verklaart verder dat verdachte haar op enig moment meenam naar de opslagruimte achter in het restaurant. Verdachte deed de deur dicht en ging achter [slachtoffer 1] staan. Hij pakte haar borsten vast en kneedde deze. [slachtoffer 1] voelde de stijve penis van verdachte tegen haar billen aan. Verdachte haalde vervolgens zijn penis uit zijn broek, pakte de hand van [slachtoffer 1] en drukte haar hand op zijn penis.
Tot slot verklaart [slachtoffer 1] over de regelmaat waarmee de handelingen plaatsvonden dat verdachte bijna elke dag dat [slachtoffer 1] er was aan haar borsten en billen zat. Verdachte heeft af en toe aan haar oor gelikt. Ongeveer één keer in de twee maanden probeerde verdachte [slachtoffer 1] te zoenen en hij is zeven of acht keer met zijn stijve penis tegen [slachtoffer 1] aan gaan staan. Verdachte heeft één keer de hand van [slachtoffer 1] gepakt om die op zijn blote penis te leggen, maar [slachtoffer 1] heeft wel vaker zijn blote penis gezien. Verdachte stond dan in het magazijn met de deur open en had zijn penis uit zijn broek hangen. Hij keek [slachtoffer 1] dan recht in haar gezicht aan.
Verdachte ontkent het hem tenlastegelegde feit 1 ten stelligste
.De verklaring van [slachtoffer 1] vindt echter steun in de aangifte en de bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaring van haar zus [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Zij verklaart dat zij een aantal keren heeft gezien dat verdachte met zijn hand aan de billen en borsten van [slachtoffer 1] zat. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] aan [slachtoffer 2] verteld dat verdachte wel eens aan haar zat.
Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ). [getuige 1] verklaart dat [slachtoffer 1] haar vertelde dat haar baas regelmatig met zijn handen haar borsten en billen betastte. Daarnaast zou [slachtoffer 1] haar verteld hebben dat verdachte haar wel eens achterin de zaak probeerde te krijgen, waar het magazijn is. Hij ging dan zo staan dat hij haar de weg blokkeerde en zij niet weg kon. [slachtoffer 1] vertelde [getuige 1] ook dat verdachte haar probeerde te zoenen.
Tot slot biedt de getuigenverklaring van [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) steun voor hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard. [getuige 2] verklaart gezien te hebben dat verdachte heel handtastelijk werd en met zijn hand over de buik en billen van [slachtoffer 1] ging.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige werkneemster [slachtoffer 1] .
Feit 2
Op 14 september 2021 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van aanranding door verdachte, die toentertijd de baas van haar zusje was. [slachtoffer 2] verklaart dat verdachte op 31 juli 2021 achter haar stond en met zijn hand over haar borst ging. [slachtoffer 2] sloeg zijn hand weg, maar verdachte bleef maar doorgaan. Verdachte betastte volgens [slachtoffer 2] haar “kont en poes (de rechtbank begrijpt: vagina)”. Over haar “poes” wreef verdachte met drie vingers. Verdachte zat met beide handen aan het hele lichaam van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] bleef verdachte maar wegslaan en zei hem dat hij normaal moest doen en op moest houden. Echter, verdachte kwam steeds weer naar [slachtoffer 2] toe en betastte haar. Voorts verklaart [slachtoffer 2] dat verdachte haar heeft gezoend op haar mond, waarbij hij zijn tong in haar mond duwde. [slachtoffer 2] heeft verdachte toen in zijn tong gebeten, waarna verdachte het gezicht van [slachtoffer 2] ging likken. [slachtoffer 2] heeft verdachte toen opnieuw weggeduwd bij zijn schouders.
[slachtoffer 2] verklaart over de regelmaat waarmee de handelingen plaatsvonden dat verdachte haar lichaam iedere keer als zij in het restaurant was betastte. Elke keer raakte hij haar borsten aan of streelde hij erover heen.
Verdachte ontkent ook het hem ten aanzien van [slachtoffer 2] tenlastegelegde (feit 2) ten stelligste. Echter, de verklaring van [slachtoffer 2] vindt steun in de aangifte en de bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaring van haar zusje [slachtoffer 1] . Zij verklaart dat zij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 2] op de laatste avond aanraakte bij haar borsten en billen. Voorts verklaart [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat verdachte haar een tongzoen wilde geven.
Verder wordt de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 1] . Zij verklaart dat [slachtoffer 2] haar vertelde dat “er met haar ook wat was gebeurd, maar dat ze hier niet over wilde praten waar [slachtoffer 1] bij was”. [slachtoffer 2] vertelde [getuige 1] verder dat als zij in het restaurant was verdachte met haar
“bezig ging”en [slachtoffer 1] met rust liet. Tot slot heeft [slachtoffer 2] aan [getuige 1] verteld dat verdachte op de laatste avond aan haar heeft gezeten en haar heeft geprobeerd te tongzoenen.
Tot slot biedt de getuigenverklaring van [getuige 2] steun voor hetgeen [slachtoffer 2] heeft verklaard. Hij verklaart dat [slachtoffer 2] hem heeft verteld dat verdachte wel eens aan haar zat.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft aangerand.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de redengevende feiten en omstandigheden die blijken uit de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij het vonnis. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periodes van 1 juli 2019 tot en met 1 september 2019 en 1 mei 2020 tot en met 31 juli 2021 te Wierden ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, te weten zijn werknemer [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2004), door
- te proberen om die [slachtoffer 1] op de mond te zoenen en;
- het oor van die [slachtoffer 1] te likken en
- de borsten en billen van die [slachtoffer 1] te betasten en
- zijn penis tegen die [slachtoffer 1] aan te duwen/drukken en
- zijn penis te ontbloten en de hand van die [slachtoffer 1] op zijn penis te leggen;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periodes van 1 juli 2019 tot en met 1 september 2019 en 1 mei 2020 tot en met 31 juli 2021 te Wierden door een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer 1] en
- het likken van het oor van die [slachtoffer 1] en
- het betasten van de borsten en billen en vagina van die [slachtoffer 1] ,
waarbij die andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte
- die ontuchtige handelingen telkens onverhoeds heeft gepleegd en;
- misbruik heeft gemaakt van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer 1] , gelet op het leeftijdsverschil en het feit dat hij, verdachte, de werkgever van de zus van die [slachtoffer 1] was en;
- meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 246 en 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
ontucht plegen met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, meermalen gepleegd
feit 2
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, in het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van één of beide feiten, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf. Deze taakstraf kan – indien nodig – gecombineerd worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf onder algemene voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige werkneemster en aanranding van haar zus. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de jeugdige leeftijd en kwetsbaarheid van de slachtoffers, maar enkel gehandeld vanuit zijn eigen seksuele behoefte. Daarnaast heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn overwicht, dat voortvloeit uit de feitelijke verhoudingen tussen verdachte en de meisjes. Verdachte was immers veel ouder dan zijn slachtoffers en hij was de werkgever van één van de meisjes. Verdachte heeft geen enkele vorm van respect getoond voor de meisjes die het slachtoffer zijn geworden van zijn gedrag en heeft daarmee hun lichamelijke integriteit geschonden. Het is algemeen bekend dat het plegen van ontuchtige handelingen en aanranding ernstige gevolgen hebben voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de slachtoffers. Zo blijkt ook uit de motiveringen van de vorderingen van de benadeelde partijen, dat verdachte zijn slachtoffers angst heeft aangejaagd en ervoor heeft gezorgd dat zij zich geruime tijd niet meer veilig voelden op straat. De slachtoffers ontweken bepaalde plekken en gelegenheden uit angst om verdachte tegen komen. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte van 24 mei 2022 en stelt vast dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 15 juni 2022. Uit het onderzoek zijn voornamelijk beschermende factoren naar voren gekomen. Op dit moment heeft verdachte geen hulpvraag en ervaart hij geen problemen waarvoor interventies kunnen worden ingezet. De reclassering adviseert derhalve bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Een eventuele gevangenisstraf heeft negatieve consequenties voor het werk en inkomen van verdachte, hetgeen belangrijke beschermende factoren zijn. Ook heeft een gevangenisstraf een negatief effect op het emotioneel en lichamelijk welbevinden van verdachte en zijn echtgenote. Verdachte is in staat een taakstraf uit te voeren, mits er rekening wordt gehouden met zijn lichamelijk klachten en belastbaarheid.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan er in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Echter, gelet op de blanco justitiële documentatie van verdachte in combinatie met de beschermende en dus recidivebeperkende factoren zoals door de reclassering beschreven, zal de rechtbank in onderhavige kwestie volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen om ter vergoeding van immateriële schade schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.750,00 (duizendzevenhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.1.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen om ter vergoeding van immateriële schade schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.000,00 (duizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Primair verzoekt de verdediging integrale vrijspraak, zodat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Subsidiair verzoekt de verdediging partiële vrijspraak van een aantal tenlastegelegde ontuchtige handelingen, zodat de verdediging bepleit dat in dat geval de vorderingen naar beneden moeten worden bijgesteld.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Een vergoeding voor immateriële schade kan slechts worden toegekend in één van de in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek genoemde gevallen, te weten: indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in de eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De vraag die in dit geval voorligt, is of de benadeelde partijen
“op andere wijze”in hun persoon zijn aangetast. Voor een vergoeding van immateriële schade wegens “
aantasting in hun persoon op andere wijze” dient sprake te zijn van een bijzonder ernstige normschending en relevante nadelige gevolgen. De nadelige gevolgen dienen in beginsel te worden onderbouwd, maar kunnen gezien de aard en de ernst van de normschending zó voor de hand liggen, dat een “
aantasting in hun persoon op andere wijze” kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de feiten (reeds) voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partijen
“op andere wijze in hun persoon zijn aangetast”.De rechtbank stelt dat het een feit van algemene bekendheid is dat een slachtoffer van ontuchtige handelingen dan wel aanranding hier zonder meer psychische gevolgen van ondervindt. Het betreft een schending van de lichamelijke integriteit en daarmee een aantasting van de persoon. Zoals uit de motivering van de vorderingen van de immateriële schade is gebleken heeft het handelen van verdachte bij beide slachtoffers de nodige angst teweeg gebracht.
De door de benadeelde partijen aangehaalde uitspraken ter onderbouwing van het immateriële schadebedrag, zijn naar het oordeel van de rechtbank vergelijkbaar met onderhavige kwestie. De rechtbank acht de verzochte bedragen aan schadevergoeding dan ook passend en geboden en zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van respectievelijk € 1.750,-- en € 1.000,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 1 juli 2019.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met in totaal 47 dagen gijzeling (27 dagen voor de vordering van [slachtoffer 1] en 20 dagen voor de vordering van [slachtoffer 2] ), waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
1 en 2ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
ontucht plegen met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder
1 en 2bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feit 1) van een bedrag van
€ 1.750,-- (zegge duizendzevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2019;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.750,-- (zegge duizendzevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 juli 2019ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
27 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2](feit 2) van een bedrag van
€ 1.000,-- (zegge duizend euro)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2019;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.000,-- (zegge duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 juli 2019ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
20 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en mr.drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022.
Buiten staat
Mr. M.J.G.B. Heutink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier Condor van politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ONRBC21238. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 27 augustus 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina’s 12 en 13), zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van aanranding door mijn baas, in het bedrijf van mijn baas [bedrijf] in Wierden. Iedereen noemt mijn baas [verdachte] . Ik ook, maar hij heet iets van [verdachte] . (de rechtbank begrijpt hier en waar verder gesproken wordt over [verdachte] : [verdachte] , verdachte). In januari 2019 ben ik daar gaan werken. In juli 2019 werd het vaag. [verdachte] (de rechtbank begrijpt hier en verder: verdachte) maakte opmerkingen. Hij zei dat mijn lichaam er goed uitzag en mijn borsten zagen er ook goed uit. Ik vond dat niet gepast voor een 15 jarig meisje. Ongeveer in augustus 2019 begon [verdachte] handtastelijk te worden. Hij raakte af en toe in het voorbijgaan mijn billen aan en hij streek ook over mij shirt en zei wat een mooie stof. Of hij ging achter mij aan en drukte zijn lichaam tegen mijn lichaam aan. Toen ik begon aan mijn examenjaar (de rechtbank begrijpt: september 2019) ben ik gestopt met werken.
(…)
In april 2020 besloot ik daar weer te gaan werken. [verdachte] werd toen direct weer handtastelijk. Hij maakte opmerkingen en zat meer aan mij. Het was niet alleen in het voorbijgaan. Hij streelde mijn handen. Hij knabbelde aan mijn oren toen. Hij heeft wel een paar keer geprobeerd mij op mijn lippen te zoenen.
(…)
Ik bedoel over het algemeen dat hij dat steeds bleef doen aan mijn kont en borsten zitten. Ongeveer een half jaar geleden nam hij mee naar het hok achter. Dat is de opslagruimte. Ik dacht dat er iets opgeruimd moest worden. Hij deed de deur dicht.
Hij ging achter mij staan. Hij pakte mijn borsten vast. Hij kneedde mijn borsten. Ik voelde zijn lichaam tegen mij aan. Zijn mannelijke geval. Ik bedoel daarmee zijn stijve penis voelde ik tegen mijn kont aan. Hij haalde zijn penis uit zijn broek. Hij had mijn hand vastgepakt en hij drukte mijn hand op zijn penis. Ik drukte hem toen weg omdat ik dit echt niet wou.
(…)
Dat ging zo door tot en met 31 juli van dit jaar. Hij was die dag straalbezopen. [verdachte] ging toen weer opmerkingen maken. Hij zei dat hij geil was. Hij vroeg mij of ik meeging naar achteren naar het hok. Dat wilde ik niet en dat heb ik hem ook gezegd. Hij ging toen aan mijn borsten zitten. [slachtoffer 2] was hier ook bij.
(…)
Aan mijn kont en borsten (zitten) gebeurde bijna elke dag dat ik daar was. De opmerkingen gebeurden wanneer [verdachte] daar zin in had. Dat was elke week wel een keer. Het zoenen was denk ik 1 keer in de twee maanden. Met zijn stijve penis heeft hij wel 7 of 8 keer tegen mij aangestaan. Wel vaker gewoon met zijn lichaam tegen mij aan. Hij heeft 1 keer mijn hand gepakt om die op zijn blote penis te leggen. Ik heb vaker zijn blote penis gezien. Ik was dan in het restaurant ik was dan bijvoorbeeld naar de wc geweest.
[verdachte] stond dan in het magazijn met de deur open. Hij had dan zijn penis uit zijn broek. Soms was deze penis stijf en soms slap. Hij keek mij dan recht in mijn gezicht aan.
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 14 september 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina 23 en 24), zakelijk weergegeven:
Mijn zusje ( de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) heeft mij meerdere keren verteld dat [verdachte] aan haar zat. Hij raakte haar ook iedere keer even aan op plekken wat niet hoort.
(…)
Ik heb gezien dat [verdachte] die avond (de rechtbank begrijpt: 31 juli 2021) aan haar borsten en billen zat. Hij ging over de borsten wrijven bij haar. Toen [slachtoffer 1] weg liep ging hij met zijn hand over haar billen. Toen ze om 24.00 uur klaar was wilde ze weggaan. Hij nam haar toen mee om het hoekje en probeerde haar te zoenen. Ik heb wel eens eerder gezien dat hij aan haar borsten en billen zat.
(…)
[slachtoffer 1] heeft mij verteld dat [verdachte] telkens opmerkingen maakte of ze mee ging naar het voorraad hok. Dat hij telkens in haar oor fluisterde dat hij zo geil was. Dat hij niet kon wachten totdat ze 18 zou zijn. Dat hij aan haar borsten en kont heeft gezeten.
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 30 september 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina 29) zakelijk weergegeven:

[slachtoffer 1] vertelde mij dat haar baas dronken en handtastelijk was. ik vroeg wat ze bedoelde met handtastelijk. Ze zei me toen dat hij regelmatig met de hand haar borsten en haar billen betastte en tevens zei ze me dat hij haar wel eens achterin de zaak probeerde te krijgen, waar het magazijn is. Hij ging dan zo staan dat hij haar de weg blokkeerde zodat ze niet weg kon. Ze vertelde ook dat hij haar probeerde te zoenen. Verder had haar baas gezegd dat hij viel op vollere meisjes en dat [slachtoffer 1] mooi was en dat soort opmerkingen.

- Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 5 november 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina’s 34 en 35), zakelijk weergegeven:
De eerste keer dat ik ervan gehoord was toen [slachtoffer 1] daar een paar maanden was begonnen met werken. Ze kwam toen helemaal overstuur in huis. lk vroeg haar wat er aan de hand was. Ze zei: “de laatste paar dagen zat mijn baas de hele tijd aan mijn geslachtsdelen. Mijn borsten”.
(…)
Hij werd ook heel handtastelijk. Ik zag dat hij met zijn hand over haar buik en haar
billen ging.
(…)
Vorig jaar zag ik op een keer ook dat [verdachte] handtastelijk was bij [slachtoffer 1] . ik zag dat hij met zijn hand over haar buik en haar billen ging.
(…)
Begin dit jaar heeft ze me wel verteld wat er nog meer gebeurde. Ze had het over aan haar zitten en kusjes geven. Haar baas zat zowat overal aan haar, behalve aan haar vagina. Wel zat hij aan haar borsten.
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de R-C van 29 augustus 2022, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina’s 3 en 4):
Het eerste halfjaar is er niet zoveel gebeurd, maar daarna begon het aanraken in een opbouwende sfeer. Ik bedoel daarmee dat er sprake was van steeds meer aanrakingen en opmerkingen. De meeste dingen die gebeurd zijn, gebeurden in het magazijn waar geen anderen, ook geen bezorgers bij waren. Soms knuffelde hij mij ook in de keuken als daar niemand bij was. Dat knuffelen waar ik het over had gebeurde ook in het magazijn. Hij pakte mij dan te stevig vast of te laag, dan bedoel ik bij mijn billen. Hij heeft mij ook aangeraakt bij mijn borsten. Hij heeft één keer in het magazijn zijn geslachtsdeel uit zijn broek gehaald en daar moest ik mijn hand opleggen. Daarvoor pakte hij mijn hand vast.
(…)
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de R-C van 26 september 2022, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina’s 2 en 3):
Ik vertelde mijn zusje [slachtoffer 1] dat [verdachte] aan mij zat. Zij vertelde daarop dat hij ook wel eens aan haar zat.
(…)
Ik heb wel gezien dat toen wij die avond (de rechtbank begrijpt: 31 juli 2021) weg wilden gaan [verdachte] vroeg of mijn zusje even wilde meelopen naar achteren. Je loopt dan door een klein gangetje naar een soort voorraadhok. Daar zitten ook de wc’s. Ik zag toen dat hij met zijn hand aan haar bil zat en ik zei tegen mijn zusje dat we moesten gaan. Ik heb een aantal andere keren deze avond gezien dat hij aan haar borsten of billen zat.
Feit 2
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 14 september 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina’s 21, 22 en 23), zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van aanranding op 31 juli 2021 door [verdachte] , de eigenaar van restaurant [bedrijf] te Wierden. Ik ben op verzoek van mijn zusje (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) met mijn broertje [getuige 2] naar [bedrijf] gegaan. Toen wij daar kwamen merkte ik dat [verdachte] al best wel dronken was. Hij trok me van de stoel om te gaan dansen. Tijdens het dansen begon hij aan mijn oorlel te zuigen.
(…)
Ik moest bij [verdachte] komen toen [getuige 2] weg was. Hij fluisterde in mijn oor dat hij heel geil was. [verdachte] ging met zijn hand op mijn borst. Ik heb zijn hand weggeslagen. Hij bleef maar doorgaan. Hij betastte mijn kont en mijn poes. Hij zat met zijn beide handen aan mij over mijn hele lichaam. Ik bleef hem maar wegslaan. Ik wilde dit niet.
(…)
Hij streelde over mijn kont en mijn poes, heen. Mijn borsten streelde hij ook maar hij hield mijn borst ook vast. Hij heeft dit de hele avond wel gedaan met tussenposen.
Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik dit niet wilde. Ik heb iedere keer zijn hand weggeslagen en ook gezegd dat hij normaal moest doen en moest ophouden. Hij kwam iedere keer weer naar me toe en betastte me dan.
(…)
Ik denk dat hij anderhalf jaar geleden voor het eerst aan me heeft gezeten. Hij knoopte toen mijn jas los en zei: " o wat een mooie trui". Hij wreef toen met zijn hand over mijn borst.
(…)
Het gebeurde eigenlijk elke keer als ik daar was. Soms was het één keer in de maand. Soms elke week. Iedere keer als ik daar was dan betastte hij wel mijn lichaam. Iedere keer
raakte hij mijn borsten aan en wreef of streelde er over heen. Hij wreef over mijn poes, daarmee bedoel ik mijn vagina, met drie vingers. Dat was over mijn kleren. Dat was alleen op 31 juli 2021.
(…)
[verdachte] kwam bij mij die avond. Hij zoende mij toen op mijn mond en duwde zijn tong in mijn mond. Ik heb hem toen gebeten in zijn tong. Hij ging toen mijn gezicht likken. Ik heb hem toen weggeduwd bij zijn schouders.
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 27 augustus 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina 13), zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] was op 31 juli 2021 ook in het restaurant. Ik zag dat [verdachte] aan de borsten van [slachtoffer 2] zat. Ik zag dat [verdachte] de handen op de kont van [slachtoffer 2] legde. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] een knuffel gaf. Tijdens deze knuffel zag ik dat [verdachte] de handen op de kont van [slachtoffer 2] legde. Ik zag op een moment die avond dat [slachtoffer 2] schrok en [verdachte] wegduwde.
(…)
[slachtoffer 2] heeft mij gezegd dat [verdachte] zijn tong in haar mond heeft geduwd.
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 30 september 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina 30), zakelijk weergegeven:

[slachtoffer 2] vertelde mij eerder op de avond, dat er met haar ook wat was gebeurd maar daar wilde ze niet over praten waar [slachtoffer 1] bij was. [slachtoffer 2] zei dat als zij er was, hij met haar bezig ging en dan [slachtoffer 1] met rust liet. [slachtoffer 2] vertelde mij over die avond (de rechtbank begrijpt: 31 juli 2021) dat ze in paniek was geraakt omdat hij haar probeerde te tongzoenen en aan haar had gezeten. De baas had geroepen "Dit is het mooiste meisje" en hij was handtastelijk geweest.

- Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 5 november 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina 35), zakelijk weergegeven:

[slachtoffer 2] vertelde mij dat [verdachte] weleens aan haar zat.

- Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de R-C van 29 augustus 2022, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina 4), zakelijk weergegeven:

Ik heb gezien wat hij de laatste avond (de rechtbank begrijpt: 31 juli 2021) bij mijn zus heeft gedaan. Ik heb gezien dat hij haar aanraakte bij de borsten en billen. U vraagt mij of ik ook heb gezien dat hij haar een tongzoen wilde geven. Dat heb ik niet gezien, maar dat heeft zij mij later verteld.

- Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de R-C van 26 september 2022, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina’s 2 en 3), zakelijk weergegeven:
De eerste keer dat er iets gebeurde was toen [verdachte] net een hartaanval had gehad. Ik had toen een gebreide trui aan en toen heeft hij mij voor het eerst aangeraakt bij mijn borst. Ik had van die gevlochten banden op mijn trui en daar ging hij subtiel over heen wrijven, maar dat was precies op mijn borst. De andere keren wreef hij over mijn borst en mijn kont.
(…)
Op de laatste avond had [verdachte] alcohol op en eigenlijk meteen vroeg hij of ik met hem wilde dansen en begon hij aan mij te zitten. Ik weet nog dat ik op de meest linkse stoel zat en hij wreef over mijn borst. Toen mijn broertje weg was is [verdachte] op de stoel naast mij gaan zitten en deed hij zijn hand tussen mijn benen. Hij probeerde mij te zoenen en gaf mij daardoor een lik over mijn wang.
(…)
Ik weet dat mijn zusje heeft gezien dat [verdachte] aan mij heeft gezeten, omdat zij op die momenten kwam binnenlopen.
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 15 december 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden inhoudende (pagina 55, 56 en 59), zakelijk weergegeven:

[slachtoffer 1] werkte bij mij, nu niet meer. Ik heb in 2019 een hartaanval gehad. Mensen noemen mij [verdachte] . Mijn zaak heet [bedrijf] .