ECLI:NL:RBOVE:2022:3743

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
10041155 \ EJ VERZ 22-138
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dispuut over de aard van de arbeidsovereenkomst en opzegging tussen werknemer en werkgever in de horeca

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een kok die in dienst was bij De Karmeliet, en zijn werkgever, De Karmeliet B.V. [verzoeker] was op 10 juni 2021 in dienst getreden, maar er ontstond onduidelijkheid over de aard van zijn arbeidsovereenkomst: was deze voor bepaalde of onbepaalde tijd? Daarnaast was er een geschil over de vraag of [verzoeker] zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd.

[verzoeker] verzocht de kantonrechter om hem weder te werk te stellen en om doorbetaling van zijn salaris, na een brief van De Karmeliet waarin werd gesteld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. De kantonrechter oordeelde dat er geen getekende arbeidsovereenkomst was en dat De Karmeliet niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De kantonrechter concludeerde dat [verzoeker] voor onbepaalde tijd in dienst was en dat de opzegging door De Karmeliet vernietigbaar was.

De kantonrechter heeft De Karmeliet veroordeeld om aan [verzoeker] een bedrag van € 1.499,96 netto te betalen, alsook het verschuldigde salaris over de periode van 25 mei 2022 tot en met 9 juni 2022, vermeerderd met vakantietoeslag en wettelijke verhoging. De kosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10041155 \ EJ VERZ 22-138
Beschikking van de kantonrechter van 6 december 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, verder te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. G.A.E. Schutte, advocaat te Apeldoorn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THEEHUIS DE KARMELIET B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zenderen,
verwerende partij, verder te noemen De Karmeliet,
gemachtigde: mr. D.C. Windmeijer, advocaat te Den Haag.
Samenvatting
[verzoeker] is op 10 juni 2021 bij De Karmeliet in dienst getreden in de functie van kok. De Karmeliet is een horecaonderneming te Zenderen.
Partijen worden verdeeld gehouden over het antwoord op de vraag of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd tussen hen is overeengekomen.
Daarnaast worden zij verdeeld gehouden over het antwoord op de vraag of [verzoeker] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, ontvangen op 9 augustus 2022, op grond van onder meer artikel 7:686a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [verzoeker] verzoekt om wedertoelating tot zijn werk en doorbetaling van zijn salaris. Daarnaast heeft hij nevenverzoeken ingediend.
1.2.
De Karmeliet heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen op 5 september 2022.
1.3.
Het verzoek is behandeld op 15 september 2022 waar [verzoeker] , bijgestaan door zijn gemachtigde, en De Karmeliet, eveneens bijgestaan door haar gemachtigde, zijn verschenen.
1.4.
Vervolgens is de zaak tot 6 oktober 2022 aangehouden voor akte uitlating in verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen. Bij e-mailbericht van 6 oktober 2022 heeft [verzoeker] verzocht om een nader uitstel van 4 weken. De kantonrechter heeft nader uitstel verleend tot uiterlijk 3 november 2022. Partijen hebben de kantonrechter d.d. 3 november 2022 bericht dat zij geen overeenstemming hebben kunnen bereiken.
1.5.
De Karmeliet heeft verzocht om geen datum voor de uitspraak te bepalen maar het debat te heropenen. [verzoeker] heeft zich tegen dit verzoek verzet en de kantonrechter verzocht om uitspraak te wijzen.
1.6.
De kantonrechter heeft het verzoek van De Karmeliet afgewezen. Dit omdat De Karmeliet wel heeft verklaard dat haar na de zitting nieuwe feiten bekend zijn geworden (die dateren voor de mondelinge behandeling), maar De Karmeliet daarbij niet heeft onderbouwd waarom zij deze feiten en omstandigheden niet eerder naar voren heeft kunnen brengen.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedag] 1973, is per 10 juni 2021 in dienst getreden bij De Karmeliet in de functie van kok. Het salaris van [verzoeker] bedraagt € 2.360,77 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
In het WhatsApp bericht van 7 augustus 2021 van De Karmeliet aan [verzoeker] staat: “
Mogge…wil je contract morgen meenemen, kan [A] het maandag afwerken.”
2.3.
In het WhatsApp bericht van 8 augustus 2021 van [verzoeker] aan De Karmeliet staat: “
En ben je er morgen? Neem ik m’n contract mee.
2.4.
In de brief van 4 mei 2022 van De Karmeliet aan [verzoeker] staat vermeld:

Op 10 juni 2021 zijn wij met u een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan voor de functie van kok, welke duurt tot 10 juni 2022.
Hierbij bevestigen wij dat uw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, zoals reeds in onderling overleg is besproken, niet zal worden verlengd. Dit betekent dat uw arbeidsovereenkomst per bovengenoemde einddatum van rechtswege eindigt.
De eindafrekening van uw vakantiegeld en eventueel niet genoten vakantiedagen zal plaatsvinden in de salarisrun van juni 2022.
Voorts zal het openstaande bedrag inzake fietsplan, zijnde een persoonlijke lening met saldo per 31-05-2022 van (€ 1.499,96 worden verrekend met de uitkering van het vakantiegeld in de maand mei 2022.”
2.5.
In de brief van 24 mei 2022 van [verzoeker] aan De Karmeliet staat, onder meer, vermeld:

Op 4 mei 2022 gaf u aan dat u mijn arbeidscontract wil beëindigen. Overigens heb ik het
aangetekende schrijven tot op heden nog niet ontvangen. Pas op 12 mei jl. ontving ik hiervan een kopie per email. Er is echter geen ondertekende arbeidsovereenkomst. Derhalve is de door u gestelde beëindiging niet rechtsgeldig.
Geen toestemming voor beëindiging
Ik stem niet in met deze beëindiging. U heeft geen toestemming van het UWV om het
arbeidscontract op te zeggen. Er is ook geen uitspraak van de kantonrechter waarbij de ontbinding van het arbeidscontract wordt uitgesproken.
Opzegtermijn en transitievergoeding
In beide gevallen is de geldende opzegtermijn van toepassing en zult u mij onder omstandigheden een transitievergoeding moeten betalen.
Beschikbaar voor werkzaamheden
Ik ben bereid en beschikbaar om op ieder moment mijn werk voort te zetten. Ik verzoek u dan ook om mijn loon op de gebruikelijke wijze te blijven uitbetalen.”
2.6.
In de brief van 25 mei 2022 van De Karmeliet aan [verzoeker] staat, onder meer:

U geeft in deze brief aan dat u onze brief van 4 mei 2022 niet heeft ontvangen waarin wij u mededelen dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 10-6-2022 niet wordt verlengd. De brief is aangetekend verstuurd en deze is volgens Post.nl aan de deur geweigerd. Hiervan hebben wij van Post.nl een bevestiging ontvangen.
Op woensdag 4 mei 2022 geeft u tevens zelf aan [B] mondeling aan niet door te willen gaan.
U geeft daarnaast aan dat van een geldige arbeidsovereenkomst geen sprake is aangezien de arbeidsovereenkomst niet door beide partijen is ondertekend. U heeft de arbeidsvoorwaarden destijds mondeling aanvaard en nadien alle salarisbetalingen en geleverde loonstroken zonder op­ en/of aanmerking ontvangen. Dus is er wel degelijk sprake van acceptatie van de aangegane arbeidsovereenkomst.
Wij zijn dus van mening dat wij wel degelijk de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege kunnen laten beëindigen.”
2.7.
[verzoeker] heeft zich op 27 mei 2022 ziek gemeld.
2.8.
In het WhatsApp bericht van 2 juni 2022 van [C] aan [verzoeker] staat vermeld: “
Ja ging goed vandaag! Kom je nog wel weer terug voordat je weggaat?
In het WhatsApp bericht van [verzoeker] aan [C] staat:
“…
dat zit wel in m’n planning. [B] zal wel niet geloven dat ik echt last van m’n schouder heb, maar het is m’n eer te na om niet gewoon uit te werken.”

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek
3.1.1.
[verzoeker] verzoekt:
Primair:
Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
voor de duur van de procedure De Karmeliet te veroordelen:
I. tot wedertewerkstelling van [verzoeker] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat De Karmeliet in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen;
II. aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 1.499,96 netto (het salaris dat ten onrechte is verrekend met de openstaande lening uit hoofde van het fietsplan) en het verschuldigde salaris van € 2.360,77 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantietoeslag met deugdelijke salarisspecificaties vanaf 25 mei 2022 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig geëindigd zal zijn te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de maandelijkse loonbetalingen tot de dag van algehele voldoening;
III. aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging vanaf 31 mei 2022 van 50% wegens vertraging over het aan [verzoeker] toekomende loon ex artikel 7:625 BW te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
In de hoofdzaak
I. de opzegging van De Karmeliet van 4 mei 2022 te vernietigen;
II. te verklaren voor recht dat er tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
III. De Karmeliet te veroordelen om binnen twee dagen na het wijzen van de
beschikking:
a. [verzoeker] weder te werk te stellen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat De Karmeliet in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen;
b. aan [verzoeker] te voldoen een bedrag van € 1.499,96 netto (het salaris dat ten onrechte is verrekend met de openstaande lening uit hoofde van het fietsplan) en het verschuldigde salaris van € 2.360,77 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantietoeslag met deugdelijke salarisspecificaties vanaf 25 mei 2022 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig geëindigd zal zijn te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de maandelijkse loonbetalingen tot de dag van algehele voldoening;
c. aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging vanaf 31 mei 2022 van 50%
wegens vertraging over het aan [verzoeker] toekomende loon ex art. 7:625 BW te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
Subsidiair:
I. slechts indien en voor zover de kantonrechter van mening is dat er sprake is van een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 9 juni 2022 De Karmeliet te veroordelen om binnen twee dagen na het wijzen van de beschikking:
II.
a. de verrekening uit hoofde van de cursuskosten ongedaan te maken en aan [verzoeker] te betalen € 475,00 netto (cursuskosten) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening;
b. een volledige financiële eindafrekening te verzorgen waarin ook het restant aan
vakantiedagen/vakantie-uren is meegenomen en aan [verzoeker] te betalen hetgeen De Karmeliet uit hoofde van de juiste eindafrekening verschuldigd is ter zake van het restant vakantiedagen/vakantie-uren, vakantiegeld en het achterstallige salaris over de periode van 25 mei tot en met 9 juni 2022 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening;
c. aan [verzoeker] toe te kennen de wettelijke verhoging van 50% over de onder a. en b. genoemde bedragen wegens vertraging over het aan [verzoeker] toekomende loon ex artikel 7:625 BW te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
d. aan [verzoeker] te betalen een bedrag € 250,78 voor de periode dat De Karmeliet te laat was met het aanzeggen van het einde van de arbeidsovereenkomst met een deugdelijke salarisspecificatie te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening;
e. aan [verzoeker] een transitievergoeding toe te kennen van € 849,88 bruto te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening.
Zowel primair als subsidiair:
I. De Karmeliet te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de nakosten.
De gronden van het verzoek
3.1.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoeken, kort samengevat, het navolgende ten grondslag.
Contract voor bepaalde of voor onbepaalde tijd?
3.1.3.
Primair stelt [verzoeker] dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en niet een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zoals De Karmeliet stelt.
[verzoeker] stelt in dit verband dat er geen getekende arbeidsovereenkomst is omdat partijen het niet eens waren over de essentialia van de arbeidsovereenkomst. Nu de arbeidsovereenkomst niet is ondertekend, hetgeen essentieel is, is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd maar voor onbepaalde tijd. [verzoeker] heeft destijds De Karmeliet meegedeeld het niet eens te zijn met diverse essentiële voorwaarden van de arbeidsovereenkomst, zoals de werktijden en de duur van de arbeidsovereenkomst.
3.1.4.
[verzoeker] stelt verder dat de mededeling van De Karmeliet dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd is te kwalificeren als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. De Karmeliet was echter niet gerechtigd de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder toestemming van het UWV of de kantonrechter op te zeggen.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst dient te worden vernietigd op de voet van artikel 7:681 lid 1 sub a BW omdat De Karmeliet de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd.
3.1.5.
Omdat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, heeft De Karmeliet ten onrechte de openstaande lening uit hoofde van het fietsplan en de cursuskosten verrekend met het vakantiegeld en/of salaris. Dit is immers slechts toegelaten bij het einde van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:632 BW). Nu De Karmeliet de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig heeft opgezegd, is de arbeidsovereenkomst nooit geëindigd en had de verrekening dus niet mogen plaatsvinden.
Wie heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd?
3.1.6.
[verzoeker] betwist de stelling van De Karmeliet dat hij zelf heeft aangegeven “niet door te willen gaan”. [verzoeker] heeft de arbeidsovereenkomst niet opgezegd. Het initiatief om de arbeidsovereenkomst te beëindigen ligt bij De Karmeliet en niet bij [verzoeker] .
De ontvangst van de brief van 4 mei 2022.
3.1.7.
[verzoeker] stelt dat hij de aangetekende brief van 4 mei 2022 aanvankelijk niet heeft ontvangen. [verzoeker] stelt dat hij de brief van 4 mei 2022 van De Karmeliet waarin De Karmeliet de arbeidsovereenkomst opzegt pas op 12 mei 2022 heeft ontvangen.
[verzoeker] wijst er in dit verband op dat op grond van artikel 7:668 lid 1 BW De Karmeliet uiterlijk op 9 mei 2022 [verzoeker] schriftelijk had moeten informeren dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou eindigen.
Nu zij dat niet heeft gedaan is De Karmeliet verschuldigd een aanzegvergoeding aan [verzoeker] te betalen.
Financiële posten
3.1.8.
[verzoeker] stelt dat De Karmeliet geen recht toekomt om gelden te verrekenen met zijn salaris vanwege het fietsplan en de studiekosten. Immers, er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die niet van rechtswege is geëindigd. Ook heeft De Karmeliet het initiatief genomen om te komen tot een einde aan de dienstbetrekking.
[verzoeker] maakt aanspraak op een correcte eindafrekening ter zake van het restant vakantiedagen, vakantiegeld en achterstallig salaris over de periode vanaf 25 mei 2022. Zonder verrekening van de hiervoor vermelde posten.
Aanzegvergoeding
3.1.9.
Voor zover de kantonrechter mocht oordelen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op 9 juni 2022 van rechtswege is geëindigd maakt [verzoeker] aanspraak op een aanzegvergoeding van € 250,78. Immers heeft De Karmeliet op grond van artikel 7:668 lid 1 BW [verzoeker] te laat, te weten niet uiterlijk op 9 mei 2022, geïnformeerd over het einde van rechtswege.
Transitievergoeding
3.1.10.
Subsidiair maakt [verzoeker] ook nog aanspraak op de transitievergoeding van € 849,88 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 juni 2022.
3.2.
Het verweer
3.2.1.
De Karmeliet heeft kort samengevat de volgende gronden aan haar verweer ten grondslag gelegd.
De gronden van het verweer
3.2.2.
De Karmeliet stelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 jaar en dat deze van rechtswege op 9 juni 2022 is geëindigd. Zij heeft [verzoeker] bij brief van 4 mei 2022 (aanzegbrief) op de hoogte gebracht van het einde van de arbeidsovereenkomst.
3.2.3.
De Karmeliet stelt dat [verzoeker] akkoord is gegaan met de (afspraken van de) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Zij wijst er in dit verband op dat in de arbeidsovereenkomst duidelijk is vastgelegd dat het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft voor de duur van 1 jaar en dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege op 9 juni 2022 eindigt. Daarnaast wijst De Karmeliet er op dat [verzoeker] op 8 augustus 2021 heeft verklaard dat hij de arbeidsovereenkomst de volgende dag mee zou nemen en dat [verzoeker] op geen enkel moment heeft geprotesteerd tegen de afspraken van de arbeidsovereenkomst.
3.2.4.
De Karmeliet stelt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de essentialia van de arbeidsovereenkomst.
3.2.5.
De Karmeliet stelt dat [verzoeker] zelf heeft verklaard, tijdens een gesprek met [B] in april 2022, te willen stoppen bij De Karmeliet.
Dit was omdat [verzoeker] bij De Karmeliet geen stijgende lijn in zijn carrière kon bereiken. Hij wilde dus zelf stoppen. Zorgvuldigheidshalve heeft De Karmeliet daarna nog een aanzegbrief gestuurd naar [verzoeker] . [verzoeker] heeft zelfs vrij gevraagd aan De Karmeliet om elders te kunnen proefdraaien.
De Karmeliet wijst in dit verband op de correspondentie via de app. Hieruit blijkt dat [verzoeker] aan De Karmeliet vrij vraagt voor vrijdag 27 mei 2022, donderdag 2 juni 2022 en vrijdag 3 juni 2022 om bij andere bedrijven te kunnen meedraaien.
De Karmeliet heeft verder ter zitting aangevoerd dat [verzoeker] al lang en breed elders werk heeft gevonden.
De financiële posten
Fietsplan
3.2.6.
De Karmeliet stelt dat zij bij de eindafrekening terecht geld heeft ingehouden omdat het dienstverband tussentijds is geëindigd en de lening vanwege het Fietsplan nog niet was afbetaald door [verzoeker] . Terecht heeft De Karmeliet een bedrag van € 1.499,96 netto verrekend.
De studiekosten
3.2.7.
De Karmeliet stelt dat [verzoeker] tijdens een gesprek in april 2022 heeft verklaard dat hij geen verlenging wenst van zijn contract bij De Karmeliet aangezien hij bij De Karmeliet geen mogelijkheden zag voor de door hem gewenste stijgende lijn. Ter onderbouwing van deze stelling heeft De Karmeliet een verklaring van de heer [B] , operational manager bij De Karmeliet, overgelegd. Omdat [verzoeker] wilde stoppen dient hij de studiekosten aan De Karmeliet terug te betalen en was De Karmeliet bevoegd deze bij de eindafrekening te verrekenen met het salaris.
De aanzegvergoeding
3.2.8.
De Karmeliet stelt dat zij [verzoeker] tijdig heeft geïnformeerd over het einde van rechtswege van de arbeidsovereenkomst. Namelijk bij aangetekende brief van 4 mei 2022. Dat deze brief kennelijk is geweigerd mag De Karmeliet niet worden tegengeworpen.
De transitievergoeding
3.2.9.
Omdat [verzoeker] zelf het initiatief heeft genomen om tot een einde van de arbeidsovereenkomst te komen komt hem geen transitievergoeding toe.
Vakantiedagen
3.2.10.
De Karmeliet stelt dat haar eindafrekening correct is. Vrijdag 27 mei 2022, donderdag 2 juni 2022 en vrijdag 3 juni 2022 betroffen onbetaald verlof. [verzoeker] had geen vrije dagen meer in 2022.

4.De beoordeling

Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv

4.1.
Voor toewijzing van een voorlopige voorziening gedurende de duur van het geding als bedoeld in artikel 223 Rv is allereerst nodig dat het gaat om een vordering die samenhangt met de hoofdvordering. Het karakter van de voorziening brengt voorts met zich dat de eisende partij in het incident een zodanig dringend belang bij de gevraagde voorziening moet hebben dat van haar niet kan worden gevergd dat zij de afloop van de hoofdzaak afwacht. Verder dienen bij een beslissing op de vordering de belangen van partijen te worden afgewogen, waarbij alle omstandigheden van het geval (waaronder de mate van aannemelijkheid van een toewijzing van de vordering in de hoofdzaak, en de te verwachten duur van het geding) in aanmerking dienen te worden genomen.
4.2.
Nu in deze beschikking reeds ten gronde wordt beslist heeft verzoeker geen afzonderlijk belang meer bij de voorlopige voorziening zodat daarover niet afzonderlijk wordt beslist.
Beoordeling van de hoofdzaak
4.3.
Ingevolge artikel 7:667 lid 1 BW eindigt een arbeidsovereenkomst van rechtswege wanneer de tijd is verstreken die bij overeenkomst of bij wet is aangegeven. Van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is sprake als de einddatum van de arbeidsovereenkomst door partijen kalendermatig is bepaald of is gekoppeld aan de duur van een bepaald werk of project.
4.4.
In de onderhavige zaak is geen sprake van een door partijen getekende arbeidsovereenkomst. De Karmeliet stelt dat uit de gedragingen van [verzoeker] kan worden opgemaakt dat hij akkoord is gegaan met de (afspraken van) de niet-getekende arbeidsovereenkomst.
Zij wijst er in dit verband in het bijzonder op dat [verzoeker] nimmer heeft geageerd tegen de afspraken van de arbeidsovereenkomst en dat hij heeft toegezegd dat hij de arbeidsovereenkomst mee zou nemen.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er is geen door partijen getekende arbeidsovereenkomst waarin de afspraken omtrent de einddatum duidelijk zijn vastgelegd. Ook op de loonstrook die in het geding is gebracht staat niet vermeld voor welke arbeidsduur [verzoeker] in dienst zou zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 7:655 BW zoals dat ten tijde van de indiensttreding en tot 1 augustus 2022 luidde, was De Karmeliet verplicht om, bij gebreke aan een schriftelijke arbeidsovereenkomst of loonstrook waarop de arbeidsduur vermeld staat, aan [verzoeker] een getekende schriftelijke of elektronische opgave te verstrekken van de arbeidsduur, in geval [verzoeker] voor bepaalde tijd zou zijn aangesteld (artikel 7:655 lid 1 aanhef en onder sub e jo artikel 7:655 lid 2 BW jo artikel 7:655 lid 3 BW). Deze verplichting betrof een implementatie van de destijds geldende Richtlijn 91/533/EEG. [1] Blijkens de considerans van die richtlijn heeft het voornoemde schriftelijkheidsvereiste van de arbeidsvoorwaarden ten doel om de werknemer te beschermen tegen de miskenning van zijn rechten door de werkgever. [2] Verder volgt uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat nationale wetgeving in overeenstemming met een richtlijn, en de doelstellingen van de richtlijn, moet worden uitgelegd (richtlijnconforme uitleg). [3] Daarnaast dient de kantonrechter op grond van artikel 47 Handvest van de Grondrechten van de EU, de werknemer wiens EU-rechten worden geschonden een effectief rechtsmiddel te bieden.
Tegen die achtergrond bezien is de kantonrechter van oordeel dat bij overtreding van het schriftelijkheidsvereiste van de arbeidsvoorwaarden, nu deze juist ter voorkoming van de miskenning van rechten van een werknemer is ingevoerd, er een verzwaarde motiveringsplicht dient te gelden voor de werkgever in het kader van de betwisting van de stellingen van de werknemer. Het had daarom op de weg van De Karmeliet gelegen om, bijvoorbeeld aan de hand van over te leggen stukken, nader te motiveren waaruit kan blijken dat er geen sprake was van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Uit geen van de overgelegde producties volgt echter dat tussen partijen slechts een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou zijn afgesproken, althans dat [verzoeker] daaraan zijn goedkeuring had gegeven. Gelet daarop heeft De Karmeliet niet aan haar verzwaarde motiveringsplicht voldaan en zal daarom van de stellingen van [verzoeker] worden uitgegaan. Dit betekent concreet dat de kantonrechter ervan uit zal gaan dat [verzoeker] voor onbepaalde tijd was aangesteld. Aan het voorgaande doet geen afbreuk dat [verzoeker] een niet-getekend exemplaar van een arbeidsovereenkomst had ontvangen. [verzoeker] heeft immers gesteld deze niet te hebben getekend, omdat hij het niet met de inhoud eens was.
4.6.
Het bovenstaande maakt dat uitgegaan moet worden van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de brief van 4 mei 2022 kan worden aangemerkt als een opzeggingsbrief van de zijde van De Karmeliet. Aangezien [verzoeker] niet met deze opzegging heeft ingestemd, is de opzegging in beginsel vernietigbaar op grond van artikel 7:681 lid 1 aanhef en onder sub a BW jo artikel 7:671 BW.
4.7.
Dat [verzoeker] tijdens een gesprek in april 2022 heeft gezegd dat hij wilde stoppen doet aan de vernietigbaarheid van de opzegging geen afbreuk. Ook al zou ervan moeten worden uitgegaan dat [verzoeker] heeft gezegd de arbeidsrelatie te willen beëindigen, dan nog zou dit niet zonder meer kunnen worden aangemerkt als een opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verzoeker] . Daar is namelijk een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer voor nodig die erop is gericht de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. [4] Dat daarvan sprake was, is door De Karmeliet echter niet voldoende onderbouwd.
4.8.
De Karmeliet heeft echter onbetwist gesteld dat [verzoeker] inmiddels elders werkzaam is. Nu verder ook niet tussen partijen in geschil is dat [verzoeker] reeds in april van dit jaar met andere werkgevers in gesprek was, gaat de kantonrechter er vanuit dat [verzoeker] kennelijk sinds 10 juni 2022 elders werkzaam is. Gelet daarop heeft [verzoeker] geen belang bij het onder I. en II. verzochte. Om die reden zal hij in deze verzoeken niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.9.
Het onder III. a. door [verzoeker] verzochte volgt hetzelfde lot. Immers aannemelijk is dat [verzoeker] na 9 juni 2022 niet langer beschikbaar was en is voor werk voor De Karmeliet, nu hij elders een nieuwe werkkring heeft gevonden.
Loonbetaling en wettelijke verhoging
4.10.
Het bovenstaande maakt dat de door [verzoeker] onder III. b. verzochte loondoorbetaling vanaf 25 mei 2022 zal worden toegewezen tot en met 9 juni 2022. Ook de door [verzoeker] verzochte wettelijke verhoging van 50% zal worden toegewezen. De Karmeliet heeft geen beroep gedaan op matiging en ook anderszins ziet de kantonrechter geen aanleiding om de wettelijke verhoging van 50% te matigen. De stelling van De Karmeliet dat zij een deel van het salaris niet heeft uitbetaald in verband met opgenomen onbetaald verlof, kan aan het voorgaande geen afbreuk doen. [verzoeker] heeft in dit verband immers onder meer gesteld in die periode ziekgemeld te zijn geweest, zodat aan De Karmeliet reeds om die reden niet het recht toekwam om loon in te houden.
Verrekening lening fietsplan
4.11.
Nu niet kan worden aangenomen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd of dat [verzoeker] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd kan [verzoeker] aanspraak maken op het bedrag van € 1.499,96 netto dat terzake het fietsplan was verrekend met zijn salaris, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid. Aangezien er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de overeenkomst, anders dan De Karmeliet stelt, niet door [verzoeker] zelf is beëindigd, kwam De Karmeliet niet het recht toe om dit bedrag te verrekenen met het salaris van [verzoeker] .
Het subsidiaire verzoek in de hoofdzaak
4.12.
Aangezien er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, komt de kantonrechter niet toe aan de subsidiaire verzoeken. [verzoeker] heeft zijn verzoeken immers zo ingestoken dat alleen aan het subsidiair verzochte kan worden toegekomen, als van een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijdsprake zou zijn. Om die reden kan er dan ook geen billijke vergoeding worden toegekend, nu dit slechts subsidiair is verzocht, onder de voorwaarde dat sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. [verzoeker] heeft verder ook geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van artikel 7:681 BW om
in plaats vanvernietiging van de opzegging een billijke vergoeding te verzoeken, zodat ook in zoverre geen billijke vergoeding kan worden toegekend.
De proceskosten
4.13.
In dit geval acht de kantonrechter compensatie van de proceskosten redelijk. Immers, vaststaat dat [verzoeker] met de indiening van zijn verzoek De Karmeliet tot verweer in deze procedure heeft genoodzaakt. Dat verweer is ook voor een groot deel geslaagd en heeft ertoe geleid dat [verzoeker] in een deel van zijn vorderingen niet-ontvankelijk wordt verklaard. Aldus zijn beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld, zodat een proceskostenveroordeling in het voordeel van een van partijen niet billijk is.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn primaire verzoeken in de hoofdzaak onder I., II. en III. onder a.
5.2.
veroordeelt De Karmeliet om aan [verzoeker] te voldoen een bedrag van € 1.499,96 netto (het salaris dat ten onrechte is verrekend met de openstaande lening uit hoofde van het fietsplan) en het overige verschuldigde salaris, overeenkomstig het maandsalaris van € 2.360,77 bruto per maand, over de periode vanaf 25 mei 2022 tot en met 9 juni 2022, te vermeerderen met de vakantietoeslag en te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% vanaf 31 mei 2022 en een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de maandelijkse loonbetalingen tot de dag van algehele voldoening, en ander onder afgifte van deugdelijke salarisspecificaties over de periode 25 mei tot en met 9 juni 2022;
5.4.
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. T.J. Thurlings-Rassa, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.
(T-RT(O)

Voetnoten

1.Per 1 augustus 2022 is deze richtlijn ingetrokken en vervangen door Richtlijn (EU) 2019/1152. Per 1 augustus 2022 is artikel 7:655 BW op deze nieuwe richtlijn aangepast.
2.Zie de considerans van Richtlijn 91/533/EG, waarin staat vermeld:
3.Vgl. HvJ EU 22 september 2022, ECLI:EU:C:2022:720, r.o. 72 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
4.Gerechtshof Den Bosch 12 januari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:65, r.o. 3.9.