In deze zaak gaat het om een geschil tussen Installatieburo [Installatieburo] B.V. en [verweerder] over de kwalificatie van een ontslag. [verweerder] heeft op 4 januari 2016 een document ondertekend waarin hij zijn dienstverband per die datum beëindigt. Installatieburo [Installatieburo] stelt dat dit een ontslag op staande voet was, terwijl [verweerder] betoogt dat het een beëindigingsovereenkomst betreft. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [verweerder] zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst heeft geschonden, maar dat er geen sprake was van een eenduidige ontslagname. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de brief van 4 januari 2016 niet kan worden gekwalificeerd als een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van [verweerder] om de arbeidsovereenkomst vrijwillig te beëindigen. Het hof stelt vast dat de werkgever niet voldoende heeft geverifieerd of [verweerder] zich bewust was van de gevolgen van zijn opzegging. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter en veroordeelt Installatieburo [Installatieburo] in de proceskosten van het hoger beroep.