ECLI:NL:RBOVE:2022:3672

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
C/08/288667 / KG RK 22/455
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring wrakingsverzoek in ontnemingszaak

Op 6 december 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker had het wrakingsverzoek ingediend na een zitting op 21 november 2022 in een ontnemingszaak, waarin hij onvrede had geuit over de mededeling van de voorzitter van de meervoudige kamer. Tijdens deze zitting was verzoeker vertrokken, waarna de meervoudige kamer de zaak zonder hem heeft behandeld. Verzoeker stelde dat de meervoudige kamer niet onpartijdig was, omdat zij zich baseerde op een eerder vonnis waarin hij was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder verduistering en belastingfraude. De wrakingskamer oordeelde dat de meervoudige kamer zich aan de wettelijke regels hield en dat er geen feiten waren die de onpartijdigheid in twijfel trokken. De wrakingskamer benadrukte dat de leden van de meervoudige kamer vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die het tegendeel bewijzen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat de meervoudige kamer vooringenomen was en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/288667 / KG RK 22/455
Beslissing van 6 december 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking (hierna: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Op 21 november 2022 vond in de rechtbank Overijssel de openbare zitting plaats in de ontnemingszaak tegen verzoeker (parketnummer 08/996033-18). De zaak werd behandeld door mr. M. van Berlo, mr. H. Manuel en mr. C.A. de Beaufort (hierna: de meervoudige kamer). Uit onvrede over een mededeling van de voorzitter van de meervoudige kamer heeft verzoeker tijdens de zitting de zaal verlaten. De meervoudige kamer heeft de zaak daarna zonder verzoeker verder behandeld en afgerond. De uitspraakdatum is bepaald op 19 december 2022.
1.2.
Op 22 november 2022, een dag na de zitting, heeft verzoeker in een e-mail laten weten dat hij de meervoudige kamer wil wraken.
1.3.
De meervoudige kamer heeft niet berust in de wraking. Zij heeft op 23 november 2022 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 28 november 2022 in het openbaar behandeld. Bij de zitting van de wrakingskamer zijn verzoeker en de meervoudige kamer verschenen.

2.De feiten

2.1.
Op 27 december 2021 heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak van verzoeker. [1] In dit vonnis is geoordeeld dat verzoeker zich, kort gezegd, heeft schuldig gemaakt aan verduistering, witwassen, valsheid in geschrift en belastingfraude. Verzoeker is voor deze strafbare feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Tegen deze uitspraak van de rechtbank is verzoeker in hoger beroep gegaan. Het hoger beroep in de strafzaak loopt nog.
2.2.
Op 22 november 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel de ontnemingszaak van verzoeker behandeld. De meervoudige kamer was anders samengesteld dan de rechtbank in de strafzaak. Tijdens de zitting heeft de voorzitter aan verzoeker meegedeeld dat de meervoudige kamer in de ontnemingsprocedure zal uitgaan van het vonnis in de strafzaak, waarbij verzoeker veroordeeld is. Na die mededeling is verzoeker weggegaan. De meervoudige kamer is daarna zonder verzoeker doorgegaan met de behandeling van zijn zaak. De volgende dag heeft verzoeker de meervoudige kamer gewraakt.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
De reden dat verzoeker een wrakingsverzoek heeft ingediend, is dat hij twijfelt aan de onpartijdigheid van de meervoudige kamer. Volgens verzoeker heeft het Openbaar Ministerie ontlastend bewijs achtergehouden. Door dit bewijs wordt de “dragende constructie” van het vonnis in de strafzaak onderuit gehaald. Hoewel verzoeker dat heeft duidelijk gemaakt aan de meervoudige kamer, heeft de voorzitter aangegeven toch uit te gaan van het strafvonnis. Verzoeker vindt dat de meervoudige kamer tegen beter weten in negeert dat het vonnis van de rechtbank in de strafzaak is gebaseerd op vals bewijs en concludeert dat de meervoudige kamer niet openstaat voor de absolute waarheid. Dat is in strijd met de beginselen van goede procesorde en artikel 6 EVRM, aldus verzoeker.

4.Het standpunt van de meervoudige kamer

4.1.
De meervoudige kamer stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek ongegrond moet worden verklaard. De meervoudige kamer heeft in de ontnemingszaak niet geoordeeld dat het bewijs, waarop de veroordeling van verzoeker in de strafzaak is gebaseerd, rechtmatig is. Wel heeft de meervoudige kamer, op grond van de daartoe strekkende bepaling in de wet, aan verzoeker meegedeeld dat zij in de ontnemingszaak de veroordeling in het strafvonnis als uitgangspunt zal nemen. Als het door verzoeker gestelde al een wrakingsgrond oplevert, zijn er geen feiten en omstandigheden vast te stellen waaruit de onpartijdigheid van de meervoudige kamer kan worden afgeleid.

5.De beoordeling

5.1.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de meervoudige kamer partijdig is of dat zij die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoeker, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de meervoudige kamer partijdig is. Het uitgangspunt is dat de leden van de meervoudige kamer vanwege hun aanstelling als rechter worden vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat zij vooringenomen zijn.
5.2.
De vraag die bij de wrakingskamer voorligt is of de meervoudige kamer partijdig is, omdat zij in de ontnemingszaak tegen verzoeker uitgaat van het veroordelende vonnis in de strafzaak, dat volgens verzoeker niet deugt. De wrakingskamer beantwoordt die vraag ontkennend. Het uitgangspunt van de meervoudige kamer is in lijn met de wettelijke regeling van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. In het vonnis in de strafzaak is de strafbaarheid van het feit, dat de aanleiding voor de ontnemingsprocedure is, en de strafbaarheid van de dader vastgesteld. In de ontnemingsprocedure wordt beslist of er door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel is genoten door het strafbare feit, of vaststelling van een dergelijk wederrechtelijk ontnomen bedrag kan worden vastgesteld en of de oplegging van een ontnemingsmaatregel aan de orde moet zijn. Het staat verzoeker (uiteraard) vrij om in dit verband verweer voeren tegen de vordering van het Openbaar Ministerie. Het veroordelende vonnis van verzoeker in de strafzaak, en daarmee de samenstelling van het dossier en de bewijswaardering, is weliswaar beschikbaar en het uitgangspunt voor de meervoudige kamer die over de ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie moet oordelen, maar is niet alleen en uitsluitend bepalend. Bij de behandeling van de ontnemingsvordering krijgt verzoeker de gelegenheid om alles naar voren te brengen wat hij wenselijk vindt en verband houdt met de vaststelling van het wederrechtelijk ontnomen bedrag. Bij het gerechtshof, waar de behandeling van het hoger beroep van de strafzaak plaats vindt, is er gelegenheid naar voren te brengen dat en waarom het eerdere strafvonnis niet zou deugen.
5.3.
De conclusie is dat uit de door verzoeker gestelde feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat de meervoudige kamer vooringenomen is. Het wrakingsverzoek zal dus ongegrond worden verklaard.

6.De beslissing

6.1.
De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van Holten, mr. U. van Houten en mr. J.N. Bartels in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E.H. Doldersum, en in het openbaar uitgesproken op
6 december 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Overijssel 27 december 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:4857.