ECLI:NL:RBOVE:2022:3670

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
08.310703.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met een minderjarige in Enschede

Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 58-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van ontucht met een vijfjarig meisje. De ontuchtige handelingen vonden plaats in de woning van de grootmoeder van het slachtoffer, waar de verdachte op dat moment verbleef. Tijdens het voorlezen heeft de man de blote billen en vagina van het meisje betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en ondersteund werd door andere getuigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van seksueel binnendringen, maar heeft de ontuchtige handelingen bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft een autismespectrumstoornis en een pedofiele stoornis, wat heeft geleid tot een advies voor langdurige behandeling. De rechtbank heeft de gevangenisstraf opgelegd met bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.310703.21 (P)
Datum vonnis: 8 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu verblijvende in de P.I. Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 februari 2022, 16 mei 2022, 9 augustus 2022, 20 september 2022 en 24 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. F. Vortman, advocaat in Hardenberg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 10 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 met de vijfjarige [slachtoffer] die aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd seksuele handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, dan wel ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in de periode van 10 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 te Enschede met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2016), zijnde een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn hand in de pyjamabroek van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van en/of wrijven over de billen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van en/of wrijven op/over de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 10 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 te Enschede ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2016) door
- zijn hand in de pyjamabroek van die [slachtoffer] te brengen en/of
- de billen van die [slachtoffer] te betasten en/of over de billen van die [slachtoffer] te wrijven en/of
- zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] te brengen en/of
- de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] te betasten en/of over/op de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] te wrijven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Van 10 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 logeerde de vijfjarige [slachtoffer] bij haar oma [naam 1] in Enschede. Verdachte had een latrelatie met [naam 1] . In genoemde periode paste hij samen met [naam 1] op [slachtoffer] en sliep hij ook in haar woning. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tijdens de logeerpartij haar blote billen en ‘spleetje’ (de rechtbank begrijpt: vagina) heeft betast en daarover heeft gewreven.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs is voor het seksueel binnendringen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer] , die wordt ondersteund door de verklaringen van haar ouders en oma, de moeder van verdachte én verdachte zelf.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig zijn pleitnota (ter zitting nader aangevuld) - integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het seksueel binnendringen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich eveneens zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. In de eerste plaats is er onvoldoende bewijs dat [slachtoffer] aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. In de tweede plaats omdat er onvoldoende steunbewijs is voor de ten laste gelegde seksuele handelingen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak seksueel binnendringen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs is voor het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Ontuchtige handelingen?
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , zoals subsidiair ten laste gelegd. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dat het geval.
In een geval als het onderhavige, waarin wordt ontkend dat de ontuchtige handelingen zijn gepleegd en er geen ooggetuigen zijn geweest, dient allereerst de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te worden beoordeeld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De vijfjarige [slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor bij de politie consistent en gedetailleerd verklaard over wat er is gebeurd. Zo heeft zij verklaard dat verdachte haar heeft betast tijdens het voorlezen uit ‘het grote muizenboek’. Verdachte deed zijn handen onder haar pyjama en ondergoed, wreef over haar billen en vagina, waarna hij zijn vingers aflikte en zei dat hij ‘dat lekker vond’, aldus [slachtoffer] . Haar gedetailleerde verklaring komt zeer authentiek over en wordt, zoals hieronder nader wordt geduid, ondersteund door verklaringen van anderen. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] dan ook betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Vervolgens moet de rechtbank bepalen of voor de verklaring van [slachtoffer] voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Anders dan de raadsman, oordeelt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder, [naam 2] , én door de verklaring van verdachte zelf.
Uit de verklaring van moeder blijkt dat [slachtoffer] aan haar hetzelfde heeft verteld als (op een later tijdstip) aan de politie, over wat er is gebeurd tussen haar en verdachte. [slachtoffer] heeft daarbij dezelfde bewoordingen gebruikt die zij ook in het studioverhoor bij de politie gebruikt. Daarnaast blijkt uit de verklaring van moeder dat [slachtoffer] op haar eigen lichaam heeft aangewezen waar verdachte haar heeft betast, wat overeenkomt met hetgeen [slachtoffer] tijdens het studioverhoor daarover heeft verklaard.
Ook de verklaring van verdachte zelf ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] op onderdelen. Verdachte heeft immers verklaard dat hij bij [slachtoffer] in bed heeft gelegen. Hij heeft ook verklaard dat hij haar heeft betast/gestreeld. Verdachte’s verklaring dat hij alleen haar arm en been heeft gestreeld en dat hij op zoek was naar haar kruis maar haar daar niet heeft betast, acht de rechtbank niet geloofwaardig in het licht van wat [slachtoffer] daarover, zeer gedetailleerd, heeft verklaard. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij hierbij seksuele gedachtes had.
Aan zorg of waakzaamheid toevertrouwd
Tot slot moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in een situatie waarin de minderjarige [slachtoffer] was toevertrouwd aan de zorg of waakzaamheid van verdachte. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor strafbaarheid op grond van artikel 249, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) sprake moet zijn van een element van afhankelijkheid bij de minderjarige enerzijds en een element van overwicht bij de dader anderzijds. De strekking van artikel 249 Sr is bescherming te verlenen aan minderjarigen die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden.
In onderhavige zaak heeft de ontucht plaatsgevonden tijdens een logeerpartij bij oma, in het huis waar ook verdachte, door [slachtoffer] ‘ [verdachte] ’ genoemd, verbleef. Volgens vaste jurisprudentie is van ‘aan zorg en waakzaamheid toevertrouwen’ al sprake als een kind met goedvinden van de ouders bij iemand logeert. In dit geval hebben de ouders hun vijfjarige dochter [slachtoffer] een aantal dagen laten logeren bij oma en ‘ [verdachte] ’ in het vertrouwen dat zij voor hun kind zouden zorgen en over haar zouden waken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen is dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Concluderend
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , zoals subsidiair ten laste gelegd.
4.5
De bewezenverklaring
De bewezenverklaring steunt op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in de bijlage bij deze uitspraak staan. De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 10 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 te Enschede ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2016) door
- zijn hand in de pyjamabroek van die [slachtoffer] te brengen en
- de billen van die [slachtoffer] te betasten en over de billen van die [slachtoffer] te wrijven en
- zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] te brengen en
- de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] te betasten en over/op de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] te wrijven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De algemene en bijzondere voorwaarden, zoals omschreven in het reclasseringsrapport van 23 november 2022, moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, waarbij de opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal één jaar zou moeten zijn, of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr zal worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht om strafvermindering, omdat het Openbaar Ministerie (OM) in strijd met de beginselen van een goede procesorde heeft gehandeld. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het OM heeft nagelaten om het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) gelijktijdig met de toezending aan de rechtbank op 16 september 2022, naar de verdediging te sturen. De verdediging heeft het rapport immers pas na de pro-formazitting van 20 september 2022 ontvangen.
Mede gelet hierop heeft de raadsman verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die korter is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om geen voorwaardelijke straf op te leggen en artikel 38z Sr buiten toepassing te laten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de toen vijfjarige [slachtoffer] . De ontuchtige handelingen vonden plaats in de woning van haar oma, de partner van verdachte. Tijdens het voorlezen in bed heeft verdachte [slachtoffer] ’s blote billen en vagina betast en daarover gewreven.
Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op de zeer jonge [slachtoffer] had. Ook heeft hij het vertrouwen van haar ouders, die [slachtoffer] aan hem toevertrouwden, ernstig geschaad. Door zo te handelen heeft verdachte bovendien een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft hier geen oog voor gehad, maar is enkel gericht geweest op het bevredigen van zijn eigen lustgevoelens. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank neemt voorts in aanmerking het strafblad van verdachte van 13 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het Pro Justitia rapport van het PBC van 16 september 2022, waarin over verdachte is gerapporteerd door A. Wulterkens, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van P.K.J. Ronhaar, psychiater en M.D. Beijer- Holtman, GZ- psycholoog.
Verdachte is van 17 mei 2022 tot 24 juni 2022 opgenomen geweest in het PBC. Hij heeft beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Zo weigerde hij enkele malen het gesprek aan te gaan en verklaarde hij wisselend over het tenlastegelegde. Daarnaast gaf hij beperkt toestemming tot het verstrekken van medische informatie en weigerde hij mee te werken aan een testonderzoek betreffende zijn persoonlijkheid. Desondanks is het wel mogelijk geweest om diagnostische conclusies te trekken.
De deskundigen concluderen dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een persoonlijkheidsstoornis en een pedofiele stoornis. Daarnaast is er bij verdachte sprake van diverse cognitieve problemen, te weten oriëntatiestoornissen, woordvindstoornissen, achterdocht, desorganisatie en overzichtsproblemen.
De deskundigen schatten het recidiverisico matig in en adviseren een (kortdurende) klinische behandeling, gevolgd door een (langdurige) ambulante behandeling, gecombineerd met woonbegeleiding. Vanwege de aard en hardnekkigheid van de problematiek bij verdachte wordt ingeschat dat een dergelijke behandeling en begeleiding jarenlang noodzakelijk zal zijn, mede omdat de responsiviteit voor een inhoudelijke verandering bij verdachte beperkt zal zijn.
Ten aanzien van het strafrechtelijk kader, kan volgens de deskundigen worden gedacht aan het opleggen van een (langdurig) voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Volgens de deskundigen bestaat wel het risico dat de proeftijd verstrijkt, zonder dat het recidiverisico verminderd. Een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr met zeer langdurig toezicht zou dit kunnen ondervangen.
Tot slot adviseren de deskundigen om verdachte het ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de in voornoemde rapportage vermelde conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en oordeelt dat het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 23 november 2022, opgesteld door reclasseringswerker M. Bouius.
Onder verwijzing naar de hierboven genoemde pro Justitia rapportage van het PBC, adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf, met onderstaande voorwaarden en met dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht, op te leggen:
- meldplicht;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling.
Vanwege het recidiverisico, de ernst van het delict en de noodzaak van langdurige behandeling en begeleiding adviseert de reclassering daarnaast om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen.
De straf of maatregel
Mede gelet op de ernst van het feit, oordeelt de rechtbank dat alleen een lange (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Alles overwegend, zal aan verdachte worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Daarnaast bepaalt de rechtbank dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Het voorwaardelijke strafdeel dient verdachte er tevens van te weerhouden om in de toekomst (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Gelet op het recidiverisico, de problematiek bij verdachte en zijn beperkte responsiviteit voor verandering ziet de rechtbank reden om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht te gelasten.
Ter bescherming van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr opleggen. Mede gelet op de rapportages van de deskundigen en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er een noodzaak bestaat verdachte na de proeftijd van drie jaren langdurig onder toezicht te stellen om het recidiverisico in de toekomst te kunnen terugdringen.
Strafvermindering?
Voor zover de raadsman heeft bedoeld dat het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde en dat daarom strafvermindering moet worden toegepast, overweegt de rechtbank nog het volgende.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat sprake is van handelen in strijd met de goede procesorde door het Openbaar Ministerie. De raadsman heeft het PBC rapport naar eigen zeggen vier dagen later ontvangen dan de rechtbank. Gesteld noch gebleken is van enig door verdachte geleden nadeel.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair, het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat opnemen binnen GGNet Warnsveld (of soortgelijke zorginstelling), zulks te bepalen door de voor de plaatsing verantwoordelijke instantie. De opname duurt maximaal één jaar of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich aansluitend ambulant laat behandelen door het FACT-team van Transfore, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2022.
Buiten staat
Mr. M.J.G.B. Heutink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2021228197. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant H. Scholten van 16 juni 2021, p. 17-25, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2021 hoorde verbalisant [verbalisant 1] , gecertificeerd zedenrechercheur van politie Oost-Nederland: [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: ( [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2016):
Verbalisant is aangeduid met: V
[slachtoffer] is aangeduid met: A
A : Nou, ik was bij oma [naam 1] aan het logeren en toen ging [verdachte] met zijn hand bij m'n billen zitten en dat vond ik niet zo fijn. Toen ging hij zijn hand in zijn mond stoppen, dat vond die lekker en dat vond ik niet zo fijn dat die dat deed. Toen ging hij in het grote muizenboek lezen in de logeerkamer op het bed.
V: Maar sloeg [verdachte] met zijn hand op je billen? Of was die aan het wrijven op je billen.
A: Wrijven! Gewoon echt op mijn blote billen met zijn hand. Hij deed zijn hand onder mijn pyjamabroek. Hij vroeg: mag ik aan je spleetje zitten? En toen zei ik: nee.
V: Wat is je spleetje? [slachtoffer] doet de tailleband van haar rokje omlaag en wijst aan de voorkant in haar kruis.
V: Je hebt ook gezegd dat opa aan jou vroeg: mag ik aan je spleetje zitten.
A: Ja.
V: Is dat ook gebeurd?
A: Ja.
V: Waarmee zat [verdachte] aan je spleetje?
A: Met zijn hand.
V: Maar waar precies bij je spleetje voelde je dat?
A: Gewoon op mijn spleetje.
V: En wat deed hij met zijn hand bij jouw spleetje?
A: Wrijven.
A: Hij had het gevraagd en ik zei: nee. En toen ging die toch doen.
V. Hoe weet je dat hij met zijn hand bij jou spleetje zat?
A: Omdat ik dat voelde.
V: Wat was als eerste gebeurd? Dat opa met zijn hand bij je spleetje zat of dat opa met zijn hand bij je billen zat?
A: Bij mijn billen.
V: En waar was je onderbroek dan?
A: Gewoon, daar nog steeds, hij ging ook onder mijn pyjamabroek.
V: Hij ging ook onder je pyjamabroek.
A: Nee onder mijn onderbroek.
V: Hoe stopte dat wrijven dan?
A: Toen vroeg ik: wil je stoppen?
V: Hoe weet je dat die dat lekker vond?
A: Hij zei dat!
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 5 augustus 2021, p. 28-30 en 34, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AVR geluidsopname van 29 juni 2021 verbatim te hebben uitgewerkt.
V1: [verbalisant 3] , gecertificeerd zedenrechercheur
V2: [verbalisant 4] , hoofdagent
A: [naam 2]
A: Ze zei tegen mij dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) haar billen en spleetje had aangeraakt. En zijn vingers in zijn mond had gestopt. Ja dat dus en het was tijdens het voorlezen. Want ze logeerde daar.
V1: En wanneer heeft [slachtoffer] jou dat verteld?
A: Ja dat was volgens mij op een vrijdag. Toen zijn wij een herhaling van het eurosongfestival gaan kijken. En tijdens een van de optredens begon ze dit gewoon in eens te vertellen. Ik probeerde rustig te blijven. Gewoon vragen van wat ze je nu precies. En toen herhaalde ze dat [verdachte] haar had aangeraakt. En toen heeft [naam 3] gevraagd wat heb je nou eigenlijk tegen mama gezegd. En toen vertelde ze gewoon eigenlijk hetzelfde en zo van wijs eens aan op de knuffel. Maar toen zij wees het bij zichzelf aan. Ze wees zelf haar billen en het kruis aan. En dat was tijdens het voorlezen van het grote muizenboek. Toen wisten wij dat is de afgelopen keer geweest. Want het was de eerste keer dat we dat boek mee gaven.
V: Wie wonen er in het huis van oma [naam 1] ?
A: Ja alleen zij. Want [verdachte] heeft een eigen huis, maar ik denk dat hij daar wel vaak slaapt.
V: Want wie is [verdachte] ?
A: Ja hij is niet getrouwd met [naam 1] . Hij is redelijk lang nu al samen met haar.
In mijn ogen toen [slachtoffer] was geboren was hij gewoon opa. Hij is gewoon familie. Als wij op bezoek zijn is hij er meestal.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 15 november 2021, p. 45 en 47, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik woon in Enschede. Het laatste logeerpartijtje van [slachtoffer] was in mei (de rechtbank begrijpt: 2021).
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 november 2021, p. 100, 106, 107 en 109, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Met wie heb je samen bij [slachtoffer] opgepast?
A: [naam 1] .
V: Wanneer was dat precies dat jullie gingen oppassen op [slachtoffer] ?
A: Tussen 10 en 12 mei 2021. Ik heb haar betast. Ik vroeg [slachtoffer] of ik bij haar in bed mocht liggen. Mag ik bij jou in bed komen liggen. Toen heeft ze niks gezegd. Toen ben ik bij haar in bed gaan liggen.
V: Hoe gaat het dan verder
A: Heb ik haar betast, gestreeld.
V: Waar heb je haar betast.
A: Hier (Verdachte wijst naar zijn linker zij). En daarna de linker bovenarm en daarna het linker bovenbeen.
V: Hoe kwam het dat het allemaal aan de linkerkant was? A: Ik denk dat ik op zoek was naar haar kruis.
0: Nog even terug naar het moment in bed en dat je naar het kruis van [slachtoffer] zocht. V: Welke gedachte had je hierbij dan?
A: Seksuele.