ECLI:NL:RBOVE:2022:3664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
9962857 \ CV EXPL 22-2275
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak en eindvonnis in huurgeschil tussen verhuurder en huurder met betalingsachterstand

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, heeft de eisende partij, Ad Infinitum B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in gebreke bleef met het betalen van de huur. De procedure begon met een mondelinge behandeling op 26 september 2022, gevolgd door een tussenvonnis op 25 oktober 2022 waarin de gedaagde werd opgedragen bewijs te leveren van zijn huurbetalingen. De gedaagde heeft echter niet gereageerd op deze oproep, wat leidde tot de conclusie dat hij de huur niet volledig had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde een huurachterstand had van vier maanden, wat voldoende was om de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toe te wijzen. De kantonrechter overwoog dat de betalingsachterstand van voldoende gewicht was om de ontbinding te rechtvaardigen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde. De gedaagde werd veroordeeld om de huurachterstand te betalen, de huurovereenkomst te ontbinden en het gehuurde binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij. Het vonnis werd uitgesproken op 6 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9962857 \ CV EXPL 22-2275
Vonnis van 6 december 2022
in de zaak van
AD INFINITUM B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij, hierna te noemen: Ad Infinitum,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: M.F. Demirci.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak heeft op 26 september 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vervolgens op 25 oktober 2022 een tussenvonnis gewezen. In dat tussenvonnis heeft de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stellingen. [gedaagde] heeft daarna niet meer gereageerd.
1.2.
Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 25 oktober 2022 heeft de kantonrechter overwogen dat tussen Ad Infinitum en [gedaagde] in geschil is of [gedaagde] de huur over september 2021 tot en met december 2021 volledig heeft betaald aan [X] Verhuur (de voormalig eigenaar van het gehuurde). Als [gedaagde] namelijk in 2021 betalingsachterstanden had laten ontstaan, mocht [X] Verhuur de betalingen die [gedaagde] in 2022 heeft gedaan, in mindering brengen op die achterstanden uit 2021. Als [gedaagde] in 2021 geen huurachterstanden had, mocht [X] Verhuur dat niet. De kantonrechter heeft [gedaagde] daarom opgedragen te bewijzen dat hij de huur van september tot en met december 2021 heeft voldaan.
2.2.
[gedaagde] heeft na het tussenvonnis echter niet meer gereageerd. Hij heeft dus geen bewijs geleverd voor zijn stellingen. Dat betekent dat niet komt vast te staan dat [gedaagde] de huur van september 2021 tot en met december 2021 heeft betaald. Het verweer van [gedaagde] slaagt daarom niet. [X] Verhuur mocht de betalingen die [gedaagde] in 2022 deed, in mindering brengen op de huurachterstanden uit 2021. En dat betekent dat [gedaagde] in 2022 een huurachterstand van vier maanden heeft opgelopen. De vordering van Ad Infinitum dat [gedaagde] vier maanden huur tegen een huurprijs van € 1.000,00 moet betalen, zal de kantonrechter toewijzen. Omdat vast is komen te staan dat [gedaagde] te laat heeft betaald, moet hij ook de wettelijke rente over € 4.000,00 betalen. Tot 31 mei 2022 bedraagt die rente € 9,92. De (nog te berekenen) rente vanaf 31 mei 2022 wordt toegewezen zoals hierna te bepalen.
2.3.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 150,00 zullen worden toegewezen. Ad Infinitum heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die voldoet aan de wettelijke eisen. Het bedrag van € 150,00 voldoet ook aan het vastgestelde tarief voor buitengerechtelijke incassokosten.
2.4.
Ad Infinitum heeft ook gevorderd dat de huurovereenkomst met [gedaagde] wordt ontbonden en dat [gedaagde] het gehuurde moet ontruimen en verlaten.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dat houdt in dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de huurovereenkomst. Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand waarvan in deze zaak sprake is, van zo’n omvang is dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde kan rechtvaardigen. De betalingsachterstand bedroeg ten tijde van de dagvaarding vier maanden en ten tijde van de mondelinge behandeling ruim zes maanden. Dat is een hoge huurachterstand die van voldoende gewicht is om de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst toe te wijzen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij graag in de woning wil blijven wonen, omdat zijn zusje en broertje in de buurt wonen en hij voor hen moet zorgen. Die omstandigheid kan, gelet op de aard en de ernst van de tekortkoming, niet tot een ander oordeel leiden. Andere feiten of omstandigheden die maken dat ontbinding van de overeenkomst in dit geval niet gerechtvaardigd is, heeft [gedaagde] niet aangevoerd.
2.6.
Omdat de huurovereenkomst tussen Ad Infinitum en [gedaagde] wordt ontbonden, zal [gedaagde] het gehuurde moeten verlaten. De kantonrechter zal de gevorderde ontruiming van het gehuurde dan ook toewijzen. De ontruimingstermijn zal, in plaats van de gevorderde drie dagen, worden gesteld op veertien dagen vanaf de datum van betekening van dit vonnis.
2.7.
De vordering tot betaling van de lopende huurtermijnen c.q. schadevergoeding tot de dag waarop het gehuurde aan een ander zal worden verhuurd, zal worden afgewezen. Of het gehuurde aan een ander zal worden verhuurd, en zo ja wanneer, is op dit moment niet duidelijk. Dit zal mede afhankelijk zijn van de inspanningen die Ad Infinitum levert bij het zoeken naar een nieuwe huurder. Ad Infinitum heeft immers een schadebeperkingsplicht. Bovendien heeft Ad Infinitum niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat het gelet op de huidige woningmarkt lastig zal zijn om de woning op korte termijn opnieuw te verhuren. De kantonrechter ziet hierin voldoende aanleiding om deze (primaire) vordering af te wijzen. Het subsidiair gevorderde zal wel worden toegewezen: [gedaagde] zal worden veroordeeld om de lopende huurtermijnen (en na de ontbinding: schadevergoeding gelijk aan de huurprijs) vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag van ontruiming te betalen.
2.8.
[gedaagde] krijgt in deze procedure ongelijk. Dat betekent dat hij de proceskosten van Ad Infinitum moet betalen. Die worden begroot op:
kosten dagvaarding: € 107,29
griffierecht: € 487,00
salaris gemachtigde:
€ 498,00
Totaal: € 1.092,29.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Ad Infinitum een bedrag van € 4.159,92 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.000,00 vanaf 31 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Ad Infinitum en [gedaagde] met ingang van vandaag;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen vanaf de datum van betekening van dit vonnis het gehuurde met alle personen en goederen te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van Ad Infinitum te stellen;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om de lopende huurtermijnen c.q. schadevergoeding gelijk aan de huurprijs (beide inclusief indexering) vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag van ontruiming van het gehuurde te voldoen, waarbij iedere ingetreden maand als een volledige maand geldt;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Ad Infinitum begroot op € 1.092,29;
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022. (SB)