ECLI:NL:RBOVE:2022:3149

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
9962857 \ CV EXPL 22-2275
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevorderde ontruiming wegens huurachterstand met bewijslevering door gedaagde

In deze zaak heeft Ad Infinitum B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde wegens huurachterstand. De gedaagde huurt sinds 5 juli 2021 een woonruimte en heeft volgens Ad Infinitum een huurachterstand van € 4.000,00 opgebouwd van maart tot en met juni 2022. Ad Infinitum vordert betaling van dit bedrag, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte. De gedaagde betwist de huurachterstand en stelt dat hij de huur volledig heeft betaald aan de vorige eigenaar, de maatschap [X]. De kantonrechter heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn betalingen aan [X] voor de maanden september 2021 tot en met december 2021. De kantonrechter heeft aangegeven dat de gedaagde zijn bewijs uiterlijk op 8 november 2022 moet aanleveren, en dat hij getuigen kan laten horen om zijn stellingen te onderbouwen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9962857 \ CV EXPL 22-2275
Vonnis van 25 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
AD INFINITUM B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij, hierna te noemen Ad Infinitum,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: M.F. Demirci.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 juli 2022, waarin is bepaald dat een mondelinge behandeling zou worden gehouden;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging producties;
- de mondelinge behandeling op 26 september 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 5 juli 2021 de woonruimte aan de [adres] in [plaats] . De huurprijs is € 1.000,00 per maand.
2.2.
[gedaagde] heeft de huurovereenkomst oorspronkelijk gesloten met de maatschap [X] , die destijds eigenaar was van de woonruimte. Op 22 december 2021 is Ad Infinitum eigenaar geworden van de woonruimte.
Wat wil Ad Infinitum?
2.3.
Ad Infinitum heeft gesteld dat [gedaagde] een achterstand in de huurbetalingen heeft laten ontstaan. Volgens Ad Infinitum heeft [gedaagde] de huur van maart 2022 tot en met juni 2022 niet betaald. De huurachterstand bedraagt € 4.000,00, aldus Ad Infinitum.
Ad Infinitum wil daarom dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan Ad Infinitum een bedrag van € 4.159,92 (€ 4.000,00 + € 150,00 aan incassokosten en € 9,92 aan wettelijke rente) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast wil Ad Infinitum dat de huurovereenkomst tussen Ad Infinitum en [gedaagde] wordt ontbonden en dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woonruimte te ontruimen en te verlaten. Tot slot wil Ad Infinitum dat [gedaagde] de lopende huurtermijnen tot de dag van ontruiming, dan wel tot de dag van verhuur aan een ander, moet betalen en vindt zij dat [gedaagde] de proceskosten moet betalen.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.4.
[gedaagde] voert aan dat hij de huur tot en met juni 2022 volledig heeft betaald. De betalingen zijn gedaan aan [X] . Hij heeft daartoe betalingsbewijzen overgelegd van betalingen op:
  • 7 januari 2022 (€ 1.800,00)
  • 28 februari 2022 (€ 500,00)
  • 5 april 2022 (€ 1.000,00)
  • 11 mei 2022 (€ 1.000,00)
  • 6 juni 2022 (€ 1.000,00)

3.De beoordeling

Wat vindt de kantonrechter van de zaak?

3.1.
[gedaagde] heeft in zijn schriftelijke verweer ook vermeld dat hij teveel huur heeft betaald en dat Ad Infinitum dat moet verrekenen of moet terugbetalen aan [gedaagde] . Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat hij niet heeft bedoeld om hiervoor een vordering tegen Ad Infinitum in te stellen. De kantonrechter zal dit dan ook niet als een tegenvordering opvatten.
3.2.
Ad Infinitum heeft naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] haar stellingen nader toegelicht. De betalingen die [gedaagde] van januari tot en met juni 2022 heeft gedaan aan [X] , zijn voor een groot deel in mindering gebracht op huurachterstanden van september tot en met december 2021 die [gedaagde] nog had bij [X] . De betalingen die [gedaagde] in 2022 deed, werden dus niet gezien als betalingen voor de lopende huur, maar als betalingen voor september, oktober, november en december 2021 en januari en februari 2022. Daardoor zijn er nog steeds achterstanden voor wat betreft de maanden maart tot en met juni 2022.
3.3.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij de huur van september tot en met december 2021 wel aan [X] heeft betaald. Soms heeft hij de huur overgemaakt, soms heeft hij contant betaald. Als hij contant betaalde, dan betaalde hij aan de beheerder, [A] .
3.4.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] de bedragen die hij in januari tot en met juni 2022 heeft betaald, heeft overgemaakt aan [X] . [gedaagde] heeft bij die betalingen geen betalingskenmerk of omschrijving vermeld. Als [gedaagde] inderdaad in 2021 al huurachterstanden had laten ontstaan, mocht [X] de betalingen die [gedaagde] in 2022 heeft gedaan, in mindering brengen op die huurachterstanden.
3.5.
Omdat Ad Infinitum heeft betwist dat [gedaagde] van september 2021 tot en met december 2021 de volledige huur heeft voldaan, is het aan [gedaagde] om te bewijzen dat hij wel de volledige huur heeft betaald. De kantonrechter zal [gedaagde] dan ook in de gelegenheid stellen om te bewijzen dat hij vanaf september 2021 tot en met december 2021 iedere maand de huur heeft betaald aan [X] . De kantonrechter raadt [gedaagde] aan om zijn betalingen in een overzicht te zetten en daarbij te vermelden op welke datum hij welke betaling heeft gedaan. Hij moet daarbij ook vermelden welke betaling hij heeft overgemaakt en welke betaling hij contant heeft gedaan. De kantonrechter wijst [gedaagde] erop dat het niet voldoende is om te laten zien dat hij bedragen heeft gepind. Het gaat erom dat hij bewijst dat hij die bedragen ook aan [X] of aan [A] namens [X] heeft betaald. Daarvoor is dus meer bewijs nodig dan alleen een opname van contant geld. [gedaagde] kan bijvoorbeeld getuigen laten horen. Als [gedaagde] dat wil, dan moet hij in zijn reactie op dit vonnis duidelijk aangeven wie hij als getuige wil laten horen.
3.6.
Over 2 weken, dus (uiterlijk) op 8 november 2022, moet [gedaagde] aan de rechtbank laten weten hoe hij zijn bewijs wil gaan leveren. Schriftelijke stukken, zoals het hiervoor genoemde overzicht, moeten (uiterlijk) op die datum al worden ingeleverd.
3.7.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat hij de huur vanaf september 2021 tot en met december 2021 volledig heeft voldaan aan [X] ;
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 8 november 2022voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
4.3.
bepaalt dat [gedaagde] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren, maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct op de rolzitting van
dinsdag 8 november 2022in het geding moet brengen;
4.4.
bepaalt dat [gedaagde] , indien hij getuigen wil laten horen, op de rolzitting van
dinsdag 8 november 2022de namen van de te horen getuigen moet opgeven;
4.5.
bepaalt dat partijen op de rolzitting van
dinsdag 8 november 2022schriftelijk 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) moeten opgeven voor de drie maanden volgend op deze rolzitting, waarna datum en tijdstip van het mogelijke getuigenverhoor zullen worden bepaald;
4.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van het getuigenverhoor zelfstandig zal bepalen, alsmede dat het getuigenverhoor zou kunnen worden bepaald op een verhinderdag, indien partijen bij hun opgave meer dan 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) hebben opgegeven;
4.7.
bepaalt dat het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
4.8.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van
mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2;
4.9.
bepaalt dat partijen (in het bijzonder [gedaagde] ) er zelf voor moeten zorgen dat de getuigen op die dag in de rechtbank zijn om te kunnen worden gehoord;
4.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022 door mr. A.M. Koene. (SB)